Lichting 2019: Filmacademie
Betrokken maar filmisch onvolgroeid
Inclusie staat dit jaar hoog in het vaandel bij de afstudeerders van de Filmacademie, zowel in de richting documentaire als fictie. Maar hoe bewust en betrokken deze lichting ook is, filmisch gezien is dit een zwakker jaar.
Diversiteit speelt op de Filmacademie een steeds grotere rol, zo benadrukte ook directeur Bart Römer tijdens zijn openingspraatje op de persdag waar de afstudeerfilms van dit jaar voor het eerst worden vertoond. Niet alleen qua curriculum, ook qua studentenpopulatie en in wie er voor de klas staat.
Het belang van inclusie is in ieder geval al ter harte genomen door de studenten die dit jaar afstuderen. Al lijkt het daar helaas vooral bij te blijven. Lichting 2019 is er een die maatschappelijke betrokkenheid hoog in het vaandel heeft, maar filmisch een van de zwakkere jaargangen vormt.
Vrijblijvendheid ontstijgen
Waar de uitschieters in eerdere jaren veelal bij de documentaires zaten, houdt die richting zich dit jaar koest. Qua inclusie hebben de makers van de documentaires zonder uitzondering de overlappende zoektocht naar het exclusieve ingezet. Wat maakt ons in deze tijden van sociale media, waarin we allemaal even uniek willen zijn maar van verderaf bekeken precies hetzelfde gedrag vertonen, eigenlijk nog echt uniek?
Op de meest traditionele manier gebeurt dat in de drie films Ik moet niks, Traag naar de Hemel en Thuishaven. Alle drie zijn het voornamelijk observerende werken – alleen in Ik moet niks zijn af en toe de vragen van regisseur Lieke Heil te horen. Vanaf 2012 volgt ze de dan achtjarige Toebie, die niet naar school gaat en geheel door zijn ouders wordt onderwezen. Wellicht durfde Heil door haar verbondenheid met de hoofdpersoon, of uit eerbied voor het geschoten materiaal, geen scherpe keuzes te maken. Het blijft in ieder geval onvoorstelbaar dat over al de jaren waarin ze Toebie heeft gefilmd, er geen langere fragmenten waren te vinden die de vrijblijvendheid ontstijgen.
Traag naar de Hemel, over drie nonnen in een verder leeg klooster in het centrum van Mechelen, is om een andere reden problematisch. Onder meer muziek en poster verraden dat de makers een veel luchtiger en meer komische film voor ogen stond dan het uiteindelijk is geworden. Thuishaven van Niels Beth legt het reilen en zeilen van het Judith van Swethuis vast, een woonvoorziening voor 55 mensen met een lang psychiatrisch verleden die geen behandeling meer willen. Gedegen gemaakt, maar over de hele linie beklijft het niet. Lettend op gevoel en details als in beeld verschijnende namen lijkt Beth zich vooral voor te bereiden op itemregie in programma’s als EenVandaag of Nieuwsuur.
Het meer poëtische Un chanteur invisible heeft een onzichtbare outsider als hoofdpersoon: de onvoorspelbare koude, wind van de mistral. Om de mistral te portretteren stelt maakster Hannah van Tassal zichzelf allereerst de vraag of het mogelijk is iets onzichtbaars in beeld te vangen. Ze laat daarbij zoveel lokale bevolking uit de Provence aan het woord dat het versnipperd raakt. De voice-over blijft bovendien moeilijk te plaatsen – is het de stem van de wind of juist een ode aan de wind? Het geeft het gevoel dat hier veel meer achter zit dan wij als kijker mogen weten.
Het recht op eeuwigheid
De meest duidelijke en uitgesproken zoektocht naar exclusiviteit zit in Martijn de Vos’ (Nader te bepalen) over keuzestress en jong moeten uitblinken. De Vos zelf is het onderwerp, want heeft hij als mid-twintiger wel genoeg bereikt? Aanvankelijk charmeren zijn luchtige benadering en losse aanpak. Maar afgezien van een mooi telefoongesprek met de gemeente over wie er recht heeft op eeuwigheid, blijft het toch vooral hangen in een sfeer van vooropgezet humoristisch en geënsceneerde gesprekken met vrienden.
Het is veelzeggend dat uitgerekend een documentaire waarin geen woord gesproken wordt, zich de beste van dit jaar mag noemen, al is de vraag of Als je later groot bent in een sterker jaar evenzeer was opvallen. Regisseur Max Baggerman liet zich inspireren door de Oostenrijkse documentairemaker Nikolaus Geyrhalter (Unser täglich Brot). In beelden vanuit fabrieken en werkplaatsen zoekt hij een choreografie van het alledaagse, misschien als tegenwicht voor al dat unieke. Een documentaire waar je Doe Maar’s ‘Is dit alles’ als echo bij zou kunnen invullen. Iets wat Baggerman op zich al doet door alleen die wat ironische titel als leidraad mee te geven.
Exotisme en straattaal
Nog veel meer dan in de documentaires is het in de fictiefilms inclusie wat de klok slaat. Van multiculturele wijken in Diemen en Rotterdam tot autisme en zelfs een anti-hokjesdenken-film die het zijdelings opneemt voor transgender mensen.
Meest duidelijke voorbeelden zijn Shalky en Porfotto. Het op anekdotes uit de jeugd van regisseur Lance Tangestani opgebouwde Shalky toont een wijk in Diemen als een met name Marokkaanse wereld vol kelderboxen waarin een kapper is gehuisvest en je een meisje mee naartoe neemt. Er wordt te veel vertrouwd op het eigen exotische karakter en de losse verhalen, waardoor het geheel stuurloos uitpakt. Zo’n 70 kilometer van Diemen groeide regisseur Edson da Conceicao op in het Rotterdamse Spangen. Ook de plaats van handeling van zijn film Porfotto, grotendeels in straattaal gesproken en daarom ondertiteld. Zijn portret van drie vrienden en hun uit de hand gelopen misdaad is filmisch de best verzorgde productie van deze lichting, maar waar het eerdergenoemde Shalky zichzelf serieuzer had mogen nemen, zoekt Porfotto juist het té grote gebaar op binnen zijn sociaal-realistische setting.
Ook The Underground en OFFBEAT richten zich op minderheden, maar allebei op een manier waaruit een duidelijke voorliefde voor jeugdproducties spreekt. Beide films hebben het hart op de goede plek, maar weten niet genoeg te overtuigen. The Underground ontstond uit het verlangen autisme begrijpelijk te maken, maar koppelt die boodschap aan een nogal onbegrijpelijk avontuur. Myrte Ouwerkerks maakte OFFBEAT vanuit haar aversie tegen hokjes en systemen, vertelde ze in haar introductie voor de vertoning: “Je bent tegenwoordig hoogbegaafd, introvert of hebt ADHD. Als je uitblinkt in wiskunde ben je een genie, maar als je goed kunt dansen is het een hobby.” Haar film brengt zijn punt op een speelse manier en is herkenbaar voor iedereen die frustraties heeft over computergegenereerde klantenservices. Het idee is interessant, de uitwerking had nog een paar slagen nodig om echt uit te kunnen pakken als een Nederlandse Hunger Games.
Zoals bijna altijd, zit er ook dit jaar weer een onmiskenbare genrefilm bij. Dit jaar is dat El muerto van Loïs Dols de Jong. Zij en haar crew hebben het zichzelf niet makkelijk gemaakt door zich vol overgave te storten op de western, een genre dat deels gedefinieerd wordt door zijn Amerikaanse tongval. El muerto houdt zich netjes aan de conventies en lijkt ook niet meer ambities dan dat te hebben. Maar terwijl je de hoofdpersonen te paard door een Veluwe-achtig landschap ziet trekken, hoop je toch vooral op een flink doortrokken Nederlandse twist of poldervariant. Tevergeefs, hoe goed Teun Kuilboers broeierige cowboyblik ook is.
Compensatiestuk
Wat binnen al deze diversiteit wel opvalt, is de geringe rol voor vrouwen op het scherm. De twee grote uitzonderingen zijn Ningyo en het korte Mania. Met name Ningyo is binnen deze lichting het grote compensatiestuk op het gebied van vrouwelijke representatie. Een film over een groep jonge vrouwen die elkaar hoe dan ook verstaan, ongeacht de taal die ze spreken. Samen vormen ze een knokploeg die onrecht tegen vrouwen te lijf gaat. Waar de duidende dialogen te obligaat aanvoelen en de vaart eruit halen, weet regisseur Timo Ottevanger juist met de actiescènes en het dystopische landschap vragen te stellen over zusterschap en hoever je voor elkaar moet gaan. Ningyo laat je met zijn knipogen naar Nicolas Winding Refn (Neon Demon) en Harmony Korine (Spring Breakers) wat verward achter, maar heeft in ieder geval het lef een uitspraak te doen.
Het zeven minuten durende Mania is de jaarlijkse VFX-film. Hoewel de vrouw daarin in eerste instantie inwisselbaar lijkt, omdat het met name om de visuele effecten gaat, valt de film al snel op door de inzet van deze effecten voor het verbeelden van een gevoelig onderwerp: de postnatale depressie. Mania verbeeldt de koortsdroom van een jonge moeder. Regisseur Edson da Conceicao (ook verantwoordelijk voor het eerdergenoemde Porfotto) ontleende het uitgangspunt aan de verhalen van zijn vrouw, die verloskundige is. Met de gegrepen kans zijn veelzijdigheid te laten zien in een tweede productie, toont hij zich meteen als dé regisseur om in de gaten te houden van deze verder wat povere lichting.
Alle films zijn van 28 juni t/m 6 juli te zien op het Keep an Eye Filmacademie Festival in Eye, Amsterdam. De Filmkrant besteedt in de reeks Lichting 2019 de hele zomer aandacht aan de nieuwe lichting filmmakers van de verschillende academies, met wekelijks een nieuw interview met een afstuderend regisseur.