Kurzfilmtage Oberhausen
Dieren kijken

DAS MANTELTIER
Terwijl in Nederland de discussie over ritueel slachten nog wel even voortduurt, organiseert het korte film-festival Oberhausen een groots retrospectief over dieren in de film. Geen gezelligheid, maar confronterende beelden: van de uitgestorven Tasmaanse tijger tot de executie van de op hol geslagen circusolifant Arno. Wat is een dier? En hoe kijken wij ernaar?
Als de discussie over ritueel slachten één ding duidelijk maakt, is het wel de gecompliceerde houding die mensen hebben als het erom gaat om dieren als dieren te zien. Wat zijn dieren? Zijn ze precies als mensen, zoals het liedje uit de Fabeltjeskrant zingt? In fabels en allegorieën worden ze vaak als mensen gepresenteerd, maar dan toch vooral om de mens beter te begrijpen en niet om naar het dier te kijken.
In de bijna honderd films die filosoof en bioloog Cord Riechelmann en curator en filmmaker Marcel Schwierin verzamelden voor het grootse programma over en met dierenfilms Shooting Animals voor de Kurzfilmtage Oberhausen, is het dier altijd een dier, maar de menselijke blik nooit zomaar een menselijke blik. Hij is historisch, sociologisch, antropocentrisch gekleurd: het dier is een prooi of een proefdier. En door naar al die dierenfilmpjes te kijken, van de eerste beelden van dieren uit de begindagen van de cinema, via wetenschapsfilmpjes uit de jaren vijftig, tot postmoderne omdraaiingen van de rol van mens en dier in bijvoorbeeld das manteltier (2010), wordt vooral die menselijke blik met microscopische precisie ontleed.
Dierentuinen
De link tussen dieren en film is evident. Niet alleen zou je de foto-experimenten met rennende paarden van Eadward Muybridge (terug te vinden in Christoph Kellers encyclopaedia cinematographica uit 2001 die in een loop voor alle filmprogramma’s wordt vertoond) kunnen beschrijven als de geboorte van de cinema. Ook is de vraag die hij stelde fundamenteel: hoe ziet het dier eruit als het beweegt? Tegelijkertijd is er ook het grotere verband. De komst van de film hangt nauw samen met de opkomst van geïndustrialiseerde samenlevingen, met z’n treinen en fabrieken, massa(re)productie en zoals Riechelmann en Schwierin stellen, stedelijke dierentuinen. Daar werden dieren voor het eerst op grote schaal tentoongesteld. En bij voorkeur om je aan te vergapen. Vreemde, verre wezens. Ze kijken, ze eten en ze poepen. Net als mensen. Vooral toen bleek dat je ze ook trucjes kon leren, een hoed opzetten en mee uit wandelen nemen.
Veel films in het programma nemen dat concept van de dierentuin tot uitgangspunt. Zoals de als cadeautjes in het programma verstopte filmpjes van fotograaf en kunstenaar William Wegman die zijn hond Man Ray probeert te leren spellen of roken. "Probeer het maar. Een trekje. Hoe weet je nou dat je het niet lekker vindt als je het nog nooit geprobeerd hebt?", teemt hij poeslief of kattenvals. Hoeveel ouders hebben niet getracht hun kinderen op dezelfde manier als apen te dresseren en ze een hapje broccolirisotto door de strot te duwen? Of die beelden van de universiteit van Pennsylvania van een experiment uit 1932 waarin een peuter en een aap onderworpen worden aan psychologische en motorische tests. Van onschuldige verstopspelletjes tot evenwichtsproeven. Wanneer wordt het ‘zielig’? Pas als het kind begint te huilen?
Dana Linssen
Kurzfilmtage Oberhausen. Van 5 t/m 10 mei in Oberhausen (net over de grens bij Arnhem). Voor meer informatie kurzfilmtage.de