Kurzfilmtage Oberhausen 2008

Sleutelgat

What Farocki Taught

De Kurzfilmtage Oberhausen gaan politiek. Niet zo verwonderlijk voor een festival dat al sinds jaar en dag een open oog heeft voor de politiek van het filmmaken. Maar met de retrospectieven ‘Border-crossers and trouble-makers’ en ‘Whose history’ trekken ze post 9/11 nieuwe lijnen tussen heden en verleden. Het is niet de vraag of de politieke film nog bestaat, maar vooral hoe je er (nog) naar kan kijken.

Er was eens.

In 1968 verzamelde zich een stelletje New Yorkers in het radicale filmcollectief Newsreel dat films begon te maken om de onderstromen en tegentonen in de Amerikaanse maatschappij van toen aan de oppervlakte te krijgen.

In 1968 was er de dadaïstisch-anarchistische New Yorkse actiegroep, de Up Against the Wall Motherfuckers, die bij wijze van protest tijdens een langdurige staking van de vuilnisdienst het afval van de Lower East Side op de stoep voor het net geopende prestigieuze Lincoln Centre for the Performing Arts dumpte.

En samen liepen ze, cameramensen, geluidstechnici, actievoerders, sympathisanten en waarschijnlijk waren ze dat allemaal tegelijkertijd, voorjaar 1968 door de straten van New York. ‘A street gang with an analysis‘, zoals ze zichzelf noemden, kunstenaars, dichters, studenten, erfgenamen van Guy Debords nachtzwalkende situationisten. Toen en daar.

En nu is er alleen nog een film. Garbage.

Zwart-witte, verweerde 16mm-beelden. Een verslag. Een document van die actie. Zelf een vorm van activisme. Een performance. Geen context, geen kader, alleen de blije opwinding van de ludieke actievoerders. We zullen ze leren! Die machthebbers! Bloedserieus.

Het is de eerste film die ik zag uit een ordner vol dvd’s met daarin het complete programma van de twee politiek-historische retrospectieven die de Kurzfilmtage Oberhausen dit jaar organiseren om een antwoord te krijgen op de vraag of en hoe de politieke film na 9/11 nog mogelijk is. Wat voor filmische en esthetische strategieën daaraan te pas komen. Of het begrip ‘politiek’ een kwestie is van inhoud (zoals tegenwoordig vaak zo lijkt), of ook van vorm en methode (zoals de oudere films uit het programma veel vaker laten zien). garbage (1968) is het sleutelgat waardoor ik zicht hoop te krijgen op die vragen en misschien op hun antwoorden.

Vieze handen
Vuilnis is een fijne metafoor voor politiek en daarmee ook voor de praktijk van het politieke filmmaken. Het een en het ander kun je niet doen zonder vieze handen te krijgen en wat smerig is, is een begrip dat pas betekenis krijgt in een specifieke sociale en historische context. Het activisme van garbage heeft vandaag de dag een andere betekenis gekregen door de historische distantie die er is ontstaan ten opzichte van die witte intellectuelen die met vuilniszakken de metro ingaan. Maar de naïviteit die je hen zou kunnen verwijten, is eigenlijk onze relatieve onwetendheid over het toen en daar. Voor ons anno nu is het onmogelijk om nog met dezelfde argeloosheid een berg afval in een fontein te storten. Die speelse manier van actievoeren is zijn onschuld kwijt.

Dat zie je al aan Ausfegen (1972), een vergelijkbare film waarin een politieke performance van de Duitse kunstenaar Joseph Beuys is vastgelegd. Beuys’ toneel was Berlijn, na een 1 mei-parade waar hij uit solidariteit met de toenmalige ‘gastarbeiders’ met twee niet-westerse studenten de Karl-Marx-Straße schoonveegde. Het afval stelde hij vervolgens tentoon in zijn eigen galerie. Gelukkig toeval: het socialistische signaalrood van zijn bezem is de laatste kleur die op het verwassen filmmateriaal is overgebleven. Door het afval niet alleen ergens op het trottoir achter te laten, maar daadwerkelijk een museale ruimte binnen te brengen, gaf Beuys niet alleen een statement over de revolutionaire potentie van kunst (waarin hij heilig geloofde), maar creëerde hij ook zijn eigen duchampiaanse context om dat te bewijzen.

De meeste politieke films die in Oberhausen worden vertoond bevinden zich steeds net op de drempel, de grens van straat en galerie, van activisme en reflectie. Een stukje verder gaat Jill Godmillow in What Farocki Taught (1997), een remake in kleur van Harun Farocki’s anti-napalmfilm Inextinguishable Fire (1969), waarin de oude beelden soms letterlijk als spoken door de nieuwe beelden heen schemeren. Reflectie op reflectie, een metalaag over Farocki’s toch al tamelijk gedistantieerde beelden heen die commentaar levert op het standaard documentaire-verlangen naar ‘the pornography of the real‘ (Farocki) en tegelijkertijd aantoont hoe moeilijk het is om met beelden echt iets te laten zien, in dit geval over de verschrikkingen van napalm. “Eerst sluit je je ogen voor de beelden en dan sluit je je ogen voor de herinneringen.”

De politiek-esthetische strategie van deze filmmakers is effectief: identificatie door distantie, engagement door vervreemding, overzicht geven door in te zoomen, dat alles om de toeschouwer scherper te laten kijken. Oriënteren door te desoriënteren. Altijd met het risico dat je je zover van iets verwijdert dat je je focus verliest.

Terug naar het sleutelgat.


Het jaarlijkse Duitse kortfilmfestival Kurzfilmtage Oberhausen vindt dit jaar voor de 54ste keer plaats vlak over de grens bij Arnhem van 1 t/m 6 mei. Het is een intiem swingend festival met een uitgebreide internationale competitie, veel makers die hun films komen toelichten en feestjes waar de grens tussen beeld, geluid en live event al zo lang is geslecht dat ze gewoon weer gezellig zijn. Retrospectieven zijn er ook volop. Dit jaar over de politieke en historische film in ‘Border-crossers and trouble-makers’ en ‘Whose history’. Ook het tienjarige bestaan van de muziekvideocompetitie wordt gevierd (met een online competitie en een online retro van de beste clips van de afgelopen jaren). Verder profielen van filmmakers Patrice Kirchhofer, Andrew Kötting, Lis Rhodes en Akram Zaatari.