International Film Festival Mannheim-Heidelberg

Familie en vrieskistlijken

  • Datum 08-01-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

NURSE. FIGHTER. BOY.

Waar je op de grotere filmfestivals twee of meer geavanceerde klonen van jezelf moet meebrengen om alle films te kunnen verschalken, is het festival van Mannheim-Heidelberg voor de ouderwetse mens nog steeds te overzien.

"Probeer niet die ene film uit te zoeken die je koste wat kost moet zien", maande festivaldirecteur Michael Kötz het publiek in zijn openingsrede voor het 58e Internationales Filmfestival Mannheim-Heidelberg. "Als dat was waar dit festival voor stond, dan zouden we simpelweg de internationale hypes hierheen halen." In plaats daarvan verzocht hij het publiek een beetje te vertrouwen op de smaak van de organisatie. En om minstens vijf films te gaan zien. Of, liever nog, vijftien. Of gewoon alle 46 films in het programma.
Die laatste opmerking leverde een mild geschokt lachsalvo op, maar theoretisch was het daadwerkelijk mogelijk het volledige festivalprogramma in 10 dagen tot je te nemen. En als men zich beperkte tot het hoofdprogramma, en de retrospectieven van films uit de voormalige DDR en van het werk van Master of Cinema-winnaar Atom Egoyan liet voor wat het was, was het ook praktisch prima te doen.
De relatief kleine schaal van het festival zegt wellicht dat het ook in de Duitse filmwereld crisis is; het programma met korte films werd bijvoorbeeld geschrapt. Maar de oproep van Kötz tekent vooral de sfeer van Mannheim-Heidelberg: een publieksfestival waar dat publiek echt komt om nieuwe makers te ontdekken.

Grote woorden
Maar als de festivaldirecteur oproept om films in de context van het festival te gaan zien, wordt natuurlijk de vraag: is er een lijn in die context? Die was er: in opvallend veel films, en juist in de sterkere films van het programma, is een centrale rol weggelegd voor familiebanden. Dat begon al bij de openingsfilm van het festival, het Belgische meisjes (Geoffrey Enthoven) waarin de bejaarde Claire na de dood van haar echtgenoot haar oude meidenbandje weer bijeen brengt om haar zoon, een mislukt muzikant, op weg te helpen. De film was te zien in de nieuwe sectie ‘Festivalparels’, waarin elders bekroonde films naar Mannheim werden gehaald — wat dus enigszins botst met Kötz’ grote woorden tijdens de opening.
In de sterke Spaanse competitiefilm returno a hansala (Chus Guttiérez) is het de dood van Leila’s broer Rachid die maakt dat zij uit Spanje terugkeert naar haar geboorteplaats in Marokko. Rachid was een van de zeventien illegale immigranten die omkwamen tijdens een overtocht naar Spanje Nu brengt zij zijn lichaam terug, geholpen door begrafenisondernemer Martin, die in tegenstelling tot de Spaanse autoriteiten moeite doet om de identiteit van de lijken in zijn koeler te achterhalen. De waarde van een mensenleven wordt pijnlijk duidelijk als blijkt dat het Leila evenveel kost om het lijk terug te verschepen als Rachid eerder betaalde voor de overtocht die hem fataal werd.
In nurse. fighter. boy. van de Canadese debutant Charles Officer is het de band tussen moeder en zoon die centraal staat: moeder Jude is de verpleegster uit de titel, haar twaalfjarige zoon Ciel de jongen. De vechter is boxer Silence, die bij hun levens betrokken raakt. Maar de rollen die zij hebben blijken niet zo vast te staan als de punten in de titel doen vermoeden: Jude is verpleegster, maar vecht zelf ook tegen sikkelcel-anemie; Ciel is dus evengoed haar verzorger; Silence is eigenlijk nog een jongetje.

Absurditeit
Een tweede opvallende lijn in het programma: Zuid-Amerika. De enige tegenvaller in de opvallend grote groep films van dat continent was het Argentijnse caño dorado, een van de zes films die op het festival hun internationale premières beleefden. Regisseur Eduardo Pinto verworf faam als maker van videoclips, en doet met caño dorado niets om het clichebeeld van de manische, inhoudsloze MTV-stijl die dat doet vermoeden tegen te gaan.
Dan liever illusiones ópticas, een van de twee Chileense films op het festival, naast la buena vida dat eerder dit jaar al in de Nederlandse bioscopen was te zien. Net als la buena vida portretteert illusiones ópticas de in rap tempo moderniserende Chileense maatschappij in verschillende door elkaar lopende verhaallijnen. Regisseur Christián Jiménez reflecteert de absurditeit en oppervlakkigheid daarvan in zijn beelden (strak gekadreerd, symmetrisch, met altijd een verrassing in de achtergrond) en in de droogkomische dialogen; beiden refereren duidelijk aan het werk van Noord-Europese regisseurs als Aki Kaurismäki en Roy Andersson.
Er waren meer hoogtepunten. Het Zwitserse coeur animal bijvoorbeeld, en chaque jour est une fete uit Libanon, en het Israelische ajami dat in Cannes een Gouden Camera erevermelding kreeg. En er waren tegenvallers: het waargebeurde maar toch ongeloofwaardige himlen falder, de platte soldatenklucht operacja dunaj. Maar uiteindelijk bewees het festival de stelling van Kötz: de samenhang van de films leverde iets boven hun individuele waarde.

Joost Broeren