IFFR: Ouwe rotten
De Russen komen!

Huub Bals en Sergej Paradzjanov in 1988 (foto Pieter Vandermeer)
Veertig jaar festival. Welk jaar was het mooiste? Jos van der Burg denkt terug aan de Russische invasie van 1988.
Mooi jaar veertig jaar geleden: in Zwitserland mochten vrouwen voortaan stemmen, Luchino Visconti maakte zijn meesterwerk dood in venetië en Ajax won de Europa Cup. En in Rotterdam ging een filmfestival van start, dat de wethouder niet wilde openen omdat er maar zeventien bezoekers in de zaal zaten. Pamfletten waarop stond: ‘Als je niet op Film International bent geweest moet je verder je smoel houden als er ergens over film wordt gepraat’, die directeur Huub Bals vóór het festival door "meisjes die er lekker en leuk uitzien" had laten verspreiden, hadden niet het gewenste resultaat gehad. In de dagen erna trok het bezoek aan, zodat het festival na een week toch nog kon afsluiten met ruim vierduizend bezoekers. Een festival was geboren. IFFR is nu veertig jaar oud. Gevaarlijke leeftijd, want vatbaar voor een midlifecrisis. Hoe langer het festival bestaat, hoe mythischer de beginjaren. Het festival relativeert ze zelf in terugblikken op haar website. Zoals de mythe dat Fassbinder in de jaren zeventig urenlang gezellig aan de bar met bezoekers over film ouwehoerde. Programmeur Gertjan Zuilhof rekent hard af met de Duitse veelfilmer: "Hij was een verwende en verdwaasde celebrity." Fassbinder was "de Mick Jagger van de internationale artfilm en de mythe van de rockstar wil dat niet iedereen daar mee aan de bar kan staan."
Melancholiek
Dat roemruchte festivalverleden is onlosmakelijk verbonden met oprichter Huub Bals. Al voor zijn dood in 1988 had hij in filmkringen een mythische status. Over Hem werd alleen eerbiedig gesproken. Voor festivalgangers waren zijn woorden even heilig als de Bijbel voor gelovigen. Alleen zijn woordkeus verschilde van de Heilige Schrift: "Het kijken naar een goede film is lekkerder dan neuken", was een van zijn oneliners. (Tip voor festivaldirecteuren: bedenk pakkende oneliners. Vooruit nog één van Bals: "Sommigen denken dat Mizoguchi, Ozu en Kurosawa automerken zijn. Wij niet.")
In 1988 interviewde ik Bals voor de dagelijkse festivalkrant. Dat zat zo. Ik was net afgestudeerd als (film)historicus en mocht voor de Filmkrant Russische films recenseren. Hoofdredacteur Jan Heijs was ook hoofdredacteur van de festivalkrant in Rotterdam. Kon ik daar niet voor schrijven, vroeg ik? Alleen als ik er niet voor betaald hoefde te worden, zei Heijs. Het werd mijn indrukwekkendste festivaljaar. Ga Bals maar interviewen over de filmschool in Tbilisi, zei Heijs. Ik verwachtte een nukkige man aan te treffen, maar Bals bleek een sentimentele, melancholieke man, die zijn liefde aan Georgië verklaarde. Hij haalde herinneringen op aan zijn bezoek een half jaar eerder aan Sergej Paradzjanov, met wie hij op de veranda van zijn huis in Tbilisi een warme zomeravond had doorgebracht. Dat de ontmoeting hem echt had geraakt, bleek een paar dagen later toen Paradzjanov, die na jaren gevangenisstraf en getreiter onder Gorbatsjovs perestrojka eindelijk met rust werd gelaten, het festival bezocht. Ontroerd en emotioneel omhelsden de twee mannen elkaar. "De maestro is er!" kopte de festivalkrant.
Onder het stof
De maestro kwam niet alleen, maar voerde in zijn kielzog Russische en Georgische filmmakers mee van wie films soms decennialang verboden waren geweest. Kira Moeratova kwam haar prachtige lyrisch-romantische zwart-witfilms brief encounters (1967) en long farewell (1971) vertonen. De Georgiër Rezo Esadze zijn tragikomische debuut love at first sight (1977). De Russische verrassingen volgden elkaar in hoog tempo op. Wie iets van de Stalintijd en de Tweede Wereldoorlog in Rusland wil begrijpen moet twee dingen doen: Leven en lot van Vasili Grossman lezen en Aleksei Germans trial on the road (1974), twenty days without war (1976) en my friend ivan lapshin (1984) bekijken. U moet de films wel ergens illegaal downloaden, want deze meesterwerken zijn voor zover ik weet nergens op dvd uitgebracht. In de Sovjet-Unie waren ze om politieke redenen verboden, nu liggen ze onder het stof uit desinteresse
Knock-out
Het hoogtepunt op mijn eerste festival als dagkrantredacteur kwam in 1988 van een man van wie niemand, ook Bals niet, had gehoord. Hij kwam onverwacht mee met de andere Russen, was een Armeniër en heette Artavazd Pelesjan. Met zijn doorgroefde gezicht en pet op het hoofd zag hij eruit alsof hij zo van het platteland kwam gelopen. Hij had een paar filmblikken bij zich en Bals wilde de inhoud wel even zien. Hij gelastte een screening in. De projector startte. Toen een uurtje later het licht aanging, hing het kleine aantal aanwezigen overdonderd in de bioscoopstoelen. Filmisch knock-out geslagen door twee verpletterende, lyrische documentaires. Nou ja, documentaires, in de traditie van Eisenstein had Pelesjan montagewonderen verricht. Ploeterende boeren, een kudde schapen, een huwelijksfeest, het binnenhalen van de oogst: het klinkt niet spannend, maar de Armeniër had van de seizoenen met het hele arsenaal aan filmische middelen (slowmotion, versnelling, overdonderend geluid, religieuze zang) een meeslepend plattelandsdrama over leven en dood gemaakt. Die films zijn natuurlijk ook niet op dvd te vinden. Er staan wel een aantal korte films op YouTube, zoals skizbe (1967).
Na 1988 heb ik nog vele prachtige, ontroerende, aangrijpende films en geweldige festivalmomenten meegemaakt, maar nooit werd ik méér overdonderd dan in dat jaar. De moraal? Ga bij festivalkrantjes werken. Desnoods voor niks.
Jos van der Burg