IDFA-retrospectief Artavazd Pelechian

Een filmische knock-out

Het mooiste dat je als filmjournalist kan overkomen is dat je in een filmzaal totaal onverwacht uit je stoel wordt geslagen. Die ver-pletterende momenten zijn zeldzaam. Het overkwam iedereen die bij een ingelaste vertoning van de films van Artavazd Pelechian op IFFR in 1988 aanwezig was.

Wat doe je als je net bent afgestudeerd als historicus met een specialisatie in filmgeschiedenis, maar geen werk hebt? Natuurlijk: dagkrantjes maken op een filmfestival! Het was begin 1988 en ik meldde me bij Jan Heijs, oprichter en hoofdredacteur van de Filmkrant, die ook jaarlijks op IFFR met een paar mensen de dagelijkse festivalkrant maakte. Of hij nog een redacteur kon gebruiken voor de festivalkrant? Ja hoor, als ik onbetaald wilde werken, want er was geen geld voor nog een extra redacteur. Ik had toch niets te doen, dus deed ik mee. Later bleek Heijs trouwens toch nog wat geld te hebben gevonden. Waarvoor alsnog dank.

Op het gevaar af nu pathetisch te klinken: 1988 werd meteen mijn meest bijzondere IFFR-jaar. Jammer voor alle jaren erna, maar het is niet anders. Dat kwam door ‘de Russen’. Wie het jaar 1988 niet of niet bewust heeft meegemaakt, zal nooit de opwinding begrijpen die er toen heerste. Met het einde van de Koude Oorlog, na ruim veertig jaar, haalde de wereld opgelucht adem. De leider van de Sovjet-Unie, Michail Gorbatsjov, en de Amerikaanse president Ronald Reagan sloten nucleaire wapenverdragen. Het woord wereldvrede klonk ineens niet meer als versleten politieke retoriek, maar als een bereikbaar toekomstbeeld. Het leek alsof de wereld zijn oude huid afwierp en een glanzende nieuwe kreeg.

Getreiter
Dat optimisme was ook voelbaar in de Russische filmwereld. Na decennia culturele stagnatie zorgde Gorbatsjovs binnenlandse politiek van glasnost (openheid) en perestrojka (hervorming) voor nieuw elan. Een nieuwe generatie filmmakers ging sociale taboes te lijf. Vasili Pichul was in 1988 met Kleine Vera, waarin een dochter aan de ellende thuis probeert te ontsnappen, de eerste die het socialistische gezinsleven fileerde.

Naast verfrissende nieuwe films kwamen ook meesterwerken tevoorschijn die decennia achter slot en grendel hadden gelegen. Zoals het werk van Sergej Paradzjanov, die na jaren gevangenisstraf en getreiter onder Gorbatsjov eindelijk met rust werd gelaten. Dat deze grootheid in 1988 naar Rotterdam kwam, zorgde voor een zinderende belevenis. Niet alleen omdat deze man eindelijk vrij kon reizen, maar vooral omdat dit symbool stond voor iets groters: nu ook de Sovjet-Unie mensenrechten serieus ging nemen, moest het wel goed komen met de wereld. Natuurlijk: achteraf naïef, maar toen voelde het zo.

Dat Paradzjanov niet in zijn eentje kwam, maar in zijn kielzog Russische en Georgische filmmakers meevoerde, wier films soms ook decennialang verboden waren geweest, maakte de jubelstemming nog groter. Kira Moeratova kwam haar prachtige lyrisch-romantische zwart-witfilms Brief Encounters (1967) en Long Farewell (1971) vertonen. De Georgiër Rezo Esadze zijn tragikomische debuut Love at First Sight (1977).

Het hoogtepunt kwam van een man wiens naam bij niemand een belletje deed rinkelen. Hij kwam onverwacht mee met de andere Russen, was een Armeniër en heette Artavazd Pelechian. Hij zag eruit alsof hij zo van het boerenland in Armenië was komen lopen: de pet op het hoofd ging nooit af en het doorgroefde gezicht paste bij iemand die dag in dag uit, in weer en wind het land bewerkt (zie maar in dit korte filmpje op YouTube). Hij had een paar filmblikken bij zich. Festivaldirecteur Huub Bals wilde wel even kijken naar zijn werk en laste een screening in. De projector startte. Toen een uurtje later het licht aanging, hing het kleine aantal aanwezigen—enige Russen, wat filmjournalisten en een paar nieuwsgierigen—volslagen overdonderd in de bioscoopstoelen. Filmisch knock-out geslagen.

Plattelandslyriek
Wat maakt de films van Pelechian zo overdonderend? Dat is ingewikkeld. Het begint al met de vraag wat voor soort films hij maakt. De term documentaire voldoet niet, ook al bevatten zijn films nieuwe en oude opnamen (found footage) uit de alledaagse werkelijkheid. Film is kunst, volgens Pelechian. Film moet daarom niet de werkelijkheid weergeven, maar hoger grijpen.

Pelechians films zijn uitwerkingen van zijn ideeën over het menselijk bestaan die geworteld zijn in de eeuwenoude religieuze Armeense plattelandscultuur. Daarin is geen plaats voor menselijke hoogmoed, omdat de natuur de levensvoorwaarden bepaalt. Ploeterende boeren, een voortgedreven kudde schapen, een huwelijksfeest, het binnenhalen van de oogst: al deze beelden passen harmonisch in Pelechians plattelandslyriek.

Als het hierbij bleef, waren zijn films niet uniek, want hoeveel documentairemakers hebben het boerenleven niet verheerlijkt? Het bijzondere van Pelechian is dat hij in zijn werk het alledaagse menselijke geploeter tot mythologische proporties verheft. Met een scala aan filmische middelen—slow motion, montage, (religieuze) muziek—maakt Pelechian van ons bestaan een heroïsche overlevingsstrijd, die in het licht van het kosmische geheel tot nederigheid dwingt. “Niet ik bepaal het lot van de natuur, de natuur bepaalt mijn lot”, aldus Pelechian. Woorden van een wijze Armeense boer, vermomd als filmer.