Holland Festival: End Credits

Strijdbare zanger gemangeld door de FBI

Paul Robeson. Foto: U.S. National Archives and Records Administration

De naam Paul Robeson (1898-1976) doet bij weinigen nog een belletje rinkelen. Steve McQueen laat op het Holland Festival met de installatie End Credits zien hoe onterecht dat is. Hij maakte een portret van de zwarte zanger en burgerrechtenactivist, die door de FBI kapot werd gemaakt.

Sommige mensen blinken uit in alles wat ze aanpakken. Zo iemand is de in 1898 in Princeton geboren Paul Robeson, over wie Steve McQueen (12 Years a Slave) nu een installatie heeft gemaakt.

Robeson kreeg, zoals alle zwarte Amerikanen in zijn tijd, niets cadeau. Ze stonden door discriminatie bij hun geboorte al op een immense achterstand. Voor Robeson, die opgroeide in een gezin met zeven kinderen, kwam daar een gruwelijk familiedrama bij: zijn moeder Maria Louisa Bustill, een onderwijzeres, kwam om het leven toen haar jurk in brand vloog bij het aansteken van de kolenkachel. Robeson was toen zes jaar en had het geluk dat zijn vader, William Drew Robeson, een onvoorstelbare wilskracht bezat. De man was op zijn vijftiende als slaaf vanuit het Amerikaanse Zuiden naar het Noorden gevlucht, vocht in de Burgeroorlog mee tegen het Zuiden, waarna hij na de oorlog theologie studeerde en dominee werd in Princeton. Paul Robeson erfde van hem zijn tomeloze wilskracht en ambitie; van zijn moeder, ook al had hij haar nauwelijks gekend, sociale betrokkenheid en een rechtvaardigheidsgevoel.

Wereldster
Robesons jeugd was ondanks de tragische dood van zijn moeder een emancipatiesprookje van een zwarte jongen. Als derde zwarte Amerikaanse jongen in de geschiedenis werd hij toegelaten tot de Rutgers Universiteit in New Jersey. De student blonk overal in uit: beste atleet van de universiteit, beste debater en briljante cijfers voor alle vakken. Het leidde tot raciale jaloezie: zijn witte rugbyploeggenoten braken zogenaamd per ongeluk zijn neus. Na Rutgers studeerde Robeson rechten aan de Columbia Universiteit in New York. In zijn vrije tijd zong hij met zijn fraaie basstem in (kerk)koren en acteerde in studentengezelschappen.

Het bleef niet onopgemerkt en de inmiddels met de antropoloog en zwarte activist Estlanda (Essie) Goode getrouwde Robeson maakte furore als acteur en zanger. Toch ging hij na zijn afstuderen op zijn vijfentwintigste bij een advocatenkantoor werken, maar na pesterijen door zijn witte collega’s nam hij ontslag en stortte hij zich volledig op acteren en zingen. Een goede keuze: op zijn zevenentwintigste maakte hij zijn filmdebuut en een jaar later was hij als zanger en acteur een wereldster.

Stalin
Na een verpletterend succesvol optreden in 1928 in Londen in de musical Show Boat, waarin hij als bootwerker op de Mississippi de klassieker ‘Ol’ Man River’ zingt, verhuisde Robeson met zijn vrouw en zoontje Paul naar Londen. Illustratief voor zijn sociale hart was dat hij zich het lot van Britse mijnwerkers aantrok. Hij noemde hen ‘witte negers’, omdat ze net als zwarte Amerikanen moesten vechten voor een menswaardig bestaan.

Robeson voelde zich thuis in Engeland, waar hij niet alleen op de planken stond, maar ook in zeven films speelde. Zijn ster leek onaantastbaar, maar alles veranderde door zijn bezoek aan de Sovjet-Unie in 1934. Robeson was onder de indruk van het land, waarin hij zich anders dan in Amerika niet gediscrimineerd voelde. "Hier ben ik geen neger, maar voor het eerst in mijn leven een menselijk wezen. Ik loop in volledige menselijke waardigheid."

Moeten we het Robeson aanrekenen dat hij niet zag dat Stalins Sovjet-Unie geen paradijs was? Misschien, maar je kunt de vraag ook omdraaien: waarom voelde een zwarte Amerikaan als Robeson zich meer thuis in de Sovjet-Unie dan in zijn thuisland? Het antwoord is makkelijk, want Robeson leefde in de periode dat er nog geregeld zwarte Amerikanen aan lantaarnpalen en bomen bungelden. De discriminatie, vernederingen en moorden in Amerika maakten hem tot een burgerrechtenactivist en blind voor de stalinistische realiteit.

Staatsgevaarlijk
Burgerrechtenactivist en bewonderaar van Stalins Sovjet-Unie: er zijn Amerikanen voor minder doelwit van de FBI geworden. In de naoorlogse Koude Oorlog maakte de geheime dienst Robesons leven tot een hel. Zijn opmerking in 1949 dat zwarte Amerikanen voor vrede willen vechten maar niet tegen de Sovjet-Unie, betekende de dood van zijn carrière. Robeson werd uitgemaakt voor landverrader, zijn paspoort ingetrokken, alle geplande Amerikaanse concerten afgelast en hysterische perscommentaren eisten de doodstraf voor de ‘zwarte Stalin’. Voor de entertainmentindustrie bestond Robeson niet meer. Ook in Nederland, waar de VARA hem op de lijst van verboden artiesten zette.

De FBI maakte Robeson brodeloos, maar hij gaf zijn overtuigingen niet op. In 1951 diende hij bij de VN een aanklacht in tegen de Amerikaanse overheid, die hij medeplichtig achtte aan genocide doordat ze niet optrad tegen lynching. Zijn geloof in Stalin bleef van schokbeton. Na de dood van de dictator prees hij hem als een groot leider, die “wijs en goed” was. Geweldige munitie voor de FBI, die Robeson als zeer staatsgevaarlijk categoriseerde. In 1956 weigerde Robeson voor een overheidscommissie de vraag te beantwoorden of hij lid was (geweest) van de communistische partij. "Jullie zijn zelf de niet-vaderlandslievenden, en de niet-Amerikanen, en jullie zouden je moeten schamen."

Bewondering
In 1958 kreeg Robeson zijn paspoort terug, maar de spanningen, het verlies van zijn werk en misschien het besef dat Stalins Sovjet-Unie toch niet het aardse paradijs was geweest, eisten hun tol: in 1961 deed hij in Moskou een mislukte zelfmoordpoging door zijn pols door te snijden. Robeson herstelde nooit helemaal van deze inzinking en leidde vanaf 1963 tot aan zijn dood in 1976 een teruggetrokken leven.

Het schaduwen van Robeson tussen 1941 en 1976 door de FBI leverde een 2.680 pagina’s (!) tellend dossier op. Toen filmmaker en kunstenaar Steve McQueen het onder ogen kreeg, was hij gechoqueerd door de verbijsterende paranoia die eruit spreekt. Hij maakte er de video-installatie End Credits over. Daarin zijn op twee schermen één voor één alle FBI-documenten over Robeson te zien, begeleid door stemmen die de FBI-teksten voorlezen. Dat het vertonen van de documenten dertien uur duurt, maakt akelig voelbaar dat de FBI niets ontging in Robesons leven.

End Credits roept associaties op aan de werkwijze van de Stasi en de privacydreigingen in ons digitale tijdperk. Maar in de eerste plaats is de installatie een hommage aan een strijdbare zwarte man, die weigerde om zijn opvattingen te verloochenen. Robeson betaalde er een torenhoge prijs voor, maar ruim veertig jaar na zijn dood krijgt hij alsnog de bewondering en het respect die hem ontstolen werden.


End Credits is van 9 t/m 28 juni 2018 in Loods 6 te zien op het Holland Festival | Op 10 juni is er een openbaar interview met Steve McQueen in de Stadsschouwburg in Amsterdam.