Het militair-entertainment complex
Het leger in Transformers

Transformers V: The Last Knight
De relatie tussen Hollywood en het Pentagon zorgt voor ideologisch toegankelijke, conflictvermijdende films waarin oorlogsvoering wordt genormaliseerd. Zie het deze zomer met eigen ogen — en op eigen risico — in Transformers V: The Last Knight.
Door Hugo Emmerzael
De scifi-spektakelreeks Transformers gaat niet over militairen, maar wel over militariseren. Dat proces zie je in de ontwikkeling van het door Shia LaBeouf gespeelde hoofdpersonage Sam Witwicky: aan het begin van de eerste Transformers (2007) is hij een ongemakkelijke tiener met ouderproblemen, aan het eind van het derde deel Dark of the Moon (2011) een behendig bemiddelaar tussen de overheid, het leger en een buitenaards ras van superrobots.
Toen LaBeouf na drie delen uit de serie stapte, werd hij vervangen door Mark Wahlberg. Diens broeierige personage Cade Yeager ondergaat eenzelfde metamorfose: van lone wolf-monteur naar teamspeler omringd door militairen in de strijd tussen goed en kwaad.
Pentagon-dramaturg
Transformers draait om een conflict tussen twee groepen buitenaardse robots — autobots en decipticons — die in aardse objecten als auto’s, straaljagers of uitgestorven dieren kunnen transformeren. De menselijke legertroepen vullen slechts de marges. Ze staan de hoofdpersonages bij in schietgevechten, arriveren in hoge nood net op tijd voor een escorte en bombarderen op afroep de vijand. Ze maken echter nooit de doorslaggevende beslissingen die de hoofdpersonages wel moeten maken. Het leger is waakzaam, ziet er ook nog eens stoer uit, maar kent (meestal) zijn plek.
Dat is precies het beeld dat het Pentagon graag toont van soldaten in films. Via de entertainmentindustrie krijgt het Amerikaanse publiek namelijk een specifiek idee voorgeschoteld van wat het betekent om soldaat te zijn. De tegendraadse humor van M*A*S*H*, het masochisme van Full Metal Jacket of de waanzin van Apocalypse Now blieft het Pentagon niet. Wie militaire ondersteuning op zijn set wil hebben, moet langs Philip Strub, de Pentagon-dramaturg die filmscripts inhoudelijk beoordeelt.
Die band is van alle tijden: in 1927 sprong het leger al bij voor de productie van WOI-film Wings (William A. Wellman & Harry d’Abbadie d’Arrast), die mede dankzij echte oorlogsvliegtuigen de allereerste Oscar voor beste film in ontvangst mocht nemen. Fast forward naar de straaljagers van Top Gun (1986), goedgekeurd door Strubs voorganger Donald Baruch, en je realiseert je dat Hollywood en het Pentagon elkaar sindsdien niet meer uit het oog verloren zijn.
Wederzijdse exploitatie
Het is een schakel in het ‘militair-entertainment complex’, een veelomvattend mechanisme van wederzijdse dienstverleningen tussen Hollywood, het Pentagon en andere instanties van de entertainment- en technologie-industrie — want in toenemende mate zijn ook gamemakers hierbij betrokken. Al deze partijen proberen elkaar te vriend te houden, waardoor impliciet een normaliserend beeld van het militair-industrieel complex wordt geschetst dat neigt naar (of soms zelfs doorschiet in expliciete) propaganda. Zo presenteerde het Amerikaanse leger een wel heel expliciet reclamespotje voorafgaand aan de vertoningen van X-Man: First Class (2011), waarin je aanmelden bij het leger letterlijk wordt vergeleken met een superheld worden.
‘Wederzijdse exploitatie’, noemt militair historicus Lawrence Suid deze constructie, waarmee Hollywoodproducenten spotgoedkoop aan militair materiaal kunnen komen, mits ze het juiste beeld van het Amerikaanse leger uitdragen. De producenten van Jurassic Park III (2001) konden bijvoorbeeld rekenen op militaire steun, zolang de straaljagers niet zouden worden ingezet om vliegende dinosauriërs op te blazen — dan zou iedereen immers aan de kant van de uitgestorven vogelreptielen staan. Zelfs Steven Spielberg werd voor War of the Worlds (2005) verzocht om zijn soldaten niet ‘zombieachtig’, maar hooguit wat terneergeslagen en desondanks ‘vastberaden’ te tonen voordat het Amerikaanse leger mee wilde werken. Tegen het einde van de film zien we hoe de vermoeide soldaten de laatste aliens verslaan met raketwerpers.
De ultieme aankoop
De traditionele verhouding tussen Hollywood en het Pentagon is wel aan het verschuiven. De film Act of Valor (2012) werd door het Pentagon als package deal aangeboden aan Hollywoodstudio’s. Wie een actiefilm wilde, kreeg getrainde Navy SEALs, militaire apparatuur en allerlei locaties toegestopt van de marine. Het scenario en de hoofdrolspelers kregen ze er gratis bij. Het resultaat: een bizarre mengelmoes van reddingsoperaties die voelen als meekijken met iemand die de oorlogsgame Call of Duty speelt, patriottische propaganda waarin de dood van ’terroristen’ en ‘heldhaftige mariniers’ genormaliseerd wordt, en een springplank naar de filmindustrie voor een aantal SEALs. Zo stond marinier Kevin Kent na zijn optreden in Act of Valor vervolgens als soldaat vóór, en als militair adviseur achter de camera op de set van Transformers V: The Last Knight. Zijn doel? Het leger er zo aantrekkelijk mogelijk uit laten zien.
Dat de Transformers-films zijn gebaseerd op een Amerikaanse speelgoedlijn, is dus slechts een vehikel voor het échte product. ‘We zijn een land dat al elf jaar in oorlog is’, beargumenteert Bruce Jasurda, hoofd marketing van het Amerikaanse leger, in de Los Angeles Times.
‘Dat is de langste oorlog waar we ooit bij betrokken zijn geweest, en dat met een strijdkracht die zich vrijwillig heeft aangemeld. Daarom doen we aan marketing. We willen dat mensen de volle aard van dit product begrijpen. Het leger is de ultieme weloverwogen aankoop.’