Hebzucht en hypocrisie in Swinging London

A HARD DAY’S NIGHT

Londen was in de jaren zestig even het swingende middelpunt van de wereld. The Beatles, de minirok en Carnaby Street waren de sleutelwoorden. Ook de Engelse cinema leverde een bijdrage aan Londens hippe imago. Het programma Swinging London in het Filmhuis Den Haag blikt terug. Hoe swingend zijn de films?

Een goede slogan is het halve werk. In 1966 was Londen al een bruisende stad, maar pas nadat op 15 april 1966 op de cover van Time Magazine de kreet ‘London: The swinging city’ stond, heette de metropool voortaan Swinging London. De Engelsen hadden de bedenker van de term wel mogen belonen met een lintje, want Swinging London was publicitair een perfecte slogan. Er ging de suggestie van uit dat het leven één groot feest was. Een beetje rondrijden in Mini’s, door de stad paraderen in minirokken en naar popconcerten gaan, waar je vast wel iemand tegenkwam om het bed mee in te duiken, want er kon niet genoeg worden gevreeën tegen de benauwende seksuele moraal van de jaren vijftig. De pil was niet voor niets uitgevonden. Geen wonder dat iedere Engelse provinciaalse jongere naar Londen wilde.
Tot zover de mythe. De werkelijkheid was zoals altijd weer eens prozaïscher. Wie de mythe wil begrijpen, moet terug naar 1945. Engeland had een hoge prijs betaald voor de overwinning op de Duitsers, want het land was sterk verarmd uit de oorlog gekomen. Miljoenen paupers leefden op nauwelijks meer dan thee en brood. In 1950 had de helft van de Engelse woningen geen douche. Veel Londense wijken deden in de jaren vijftig meer aan Charles Dickens denken dan aan een moderne stad. Op windstille dagen lag Londen onder een dikke deken van vette kolendamp, die duizenden inwoners met een zwakke gezondheid het leven kostte. Londen was een grauwe, sombere stad. Denk aan Mike Leighs vera drake en u heeft een beeld.

Lokaal buitje
Over de Engelse speelfilm van de jaren vijftig kunnen we kort zijn. Na een veelbelovende naoorlogse start (brief encounter, the third man) belandde de cinema met slappe komedies, kostuumdrama’s en oorlogsfilms op een deprimerend confectieniveau. Alleen de goedkope horrorfilms van Hammer Films zorgde voor enige opwinding.
Interessanter dan fictie was halverwege de jaren vijftig het documentaire genre. Onder aanvoering van Lindsay Anderson en Tony Richardson ontstond onder de naam Free Cinema een documentaire beweging, die pleitte voor persoonlijke, sociaal betrokken films. De makers toonden de achterkant van het blinde wederopbouwoptimisme. Voor het eerst kregen sociaal kanslozen in films een gezicht en een stem.
De Free Cinema oefende ook invloed uit op het speelfilmgenre, omdat veel documentairemakers uit de Free Cinema de overstap maakten naar fictie. Met hun sociaal-realistische films bonden zij de strijd aan met de belegen Britse cinema. Voor het eerst kwamen er serieuze speelfilms over sociale problemen, zoals room at the top (Jack Clayton, 1958) en look back in anger (Tony Richardson, 1959). Critici spraken later spottend van ‘kitchen sink’-drama’s (gootsteendrama’s), maar in het klassenbewuste Engeland was sociaal-realisme een welkome steen in een stille vijver. In navolging van de Franse Nouvelle Vague werd de term New Wave op de stroming geplakt. Een ongelukkige keuze, want vergeleken bij de stortbui Nouvelle Vague was de Engelse New Wave een lokaal buitje. Wat niet wegneemt dat hij de basis legde voor de dominante stroming in de Engelse cinema. De sociaal-realisten Ken Loach en Mike Leigh zijn directe erfgenamen van de New Wave.

Positivo’s
Terugblikkend kan worden vastgesteld dat eind jaren vijftig stevig gerammeld werd aan de poort van de gezapige filmcultuur. In de tijd zelf waren er scherpe ogen voor nodig. Veel critici liepen weg met de nieuwe sociaal-realistische stroming, maar het publiek zocht het in goedkoop vertier zoals de carry on… komedies. Deze serie met een hoog lach-of-ik-schiet-gehalte was vanaf de eerste film carry on sergeant in 1958 mateloos populair. Er kwamen maar liefst 28 vervolgfilms, met als laatste carry on emmanuelle in 1978.
Toch stond Londen aan het einde van de jaren vijftig aan de vooravond van een culturele omwenteling. Daarbij moet de naam Cliff Richard vallen, omdat hij de weg effende voor The Beatles en The Rolling Stones. Toen Jagger en Lennon nog brave scholieren waren, had Richard in 1958 met ‘Move it’ zijn eerste top tien-hit. Het Engelse antwoord op Elvis speelde ook in films. Om zijn populariteit maximaal uit te buiten, bedacht men, net als bij Elvis, filmverhaaltjes rond zijn persoon. Het leverde de kassakrakers the young ones (1961) en summer holiday (1963) op. In de collectieve herinnering worden de jaren zestig volledig door The Beatles gedomineerd, maar dat is een vertekening. Richard had nauwelijks last van het succes van The Beatles, die in 1962 met hun eerste single ‘Love me do’ op de Engelse lijst niet verder kwamen dan een zeventiende plaats. Daarna brak de dijk, want het later dat jaar uitgebrachte eerste Beatles-album ‘Please, please me’ stond 43 weken in de top tien. Toch werden The Beatles ook toen nog verslagen: de soundtrack van the sound of music stond in 1965 69 weken in de hoogste regionen.
In het begin van hun carrière deden The Beatles braaf wat de commercie van hen verwachtte. Zonder morren lieten zij zich net als Cliff Richard in een film duwen. Het is te danken aan scenarist Alun Owen en regisseur Richard Lester dat a hard day’s night (1964) geen zouteloze onderneming werd. Owen schreef een komisch script over de hysterie rond The Beatles, dat Lester hip verfilmde. In de quasi-documentaire trekt hij alle stilistische middelen uit de kast – slow motion, freeze frame, fast forward — en put onder meer met slapstick rijkelijk uit de filmgeschiedenis. De zwart-wit film is geen meesterwerk, maar de vrolijkheid spat ervan af. Hoe is het mogelijk dat men The Beatles ooit ‘langharig tuig’ noemde? In a hard day’s night zien we kwajongens op wie niemand boos kan worden. The Beatles waren de positivo’s van de jaren zestig.

Schone lucht
A Hard Day’s Night sloeg in als een confettibom: iedere jongere werd er vrolijk van. De film stond haaks op de ernstige sociaal-realistische stroming, maar ook ver af van de oubollige Britse komedie. a hard day’s night ademde het levensgevoel waarvoor Time Magazine een paar jaar later de term Swinging London uitvond. Het Beatles-vehikel was de eerste van een reeks films die het nieuwe levensgevoel bezongen. Het waren films die afscheid namen van het sombere naoorlogse Engeland. De anti-smogwet van 1956 had Londen schone lucht gegeven, maar nu kreeg het ook een opgeruimde, vrolijke sfeer. Weg met de zeurkousen, de wereld lag open voor de jonge generatie. Als iedereen van elkaar hield, kwam het allemaal goed.
Zulke gedachten komen makkelijker op als er geen geldzorgen zijn. In de jaren zestig had voor het eerst in de geschiedenis een groeiende groep jongeren geld te besteden. Welvaart en vrije tijd baarden een jongerencultuur, waarvan de commerciële potentie snel zichtbaar was. Hoe jongeren het geld uit de zak te kloppen? In de filmwereld wist men het na a hard day’s night: meer Swinging London. Het zorgde voor een stroompje films, die nu als buitenbeentje in de Engelse filmgeschiedenis staan. Zoals de komedie the knack… and how to get it, die Richard Lester een jaar na a hard day’s night maakte.
De visueel hippe film appelleerde aan het nieuwe vrijheidsgevoel, maar illustreert terugblikkend ook de halfslachtigheid van het begrip Swinging London. De film voert twee jongens op, de één heeft de vrouwen voor het uitkiezen, de ander wordt altijd afgewezen. Als de twee een ogenschijnlijk naïeve vrouw uit de provincie ontmoeten, denkt de charmeur zeker te zijn van zijn zoveelste verovering, maar het loopt anders, omdat de vrouw voor ‘echte’ liefde kiest. Hoezo rebelse film over hedonistisch Londen dat alle remmen heeft losgegooid? Hollywood had het niet braver kunnen doen.

Breinaalden
the knack is niet de enige Swinging London-film die (seksuele) vrijheid suggereert, maar trouw en ‘doe maar gewoon’ predikt. De meeste Swinging London-films zijn verkapte anti-Swinging London-films. Zoals georgy girl (1966), over twee vriendinnen. De een is beeldschoon, maar heeft een lelijk karakter (Charlotte Rampling), de ander is lelijk, maar heeft een beeldschoon karakter (Lynn Redgrave). Twee keer raden wie van de vriendinnen voor Swinging London staat. Het lelijke karakter leeft er op los en bekommert zich niet eens om haar baby. Met zulke reclame voor Swinging London kunnen conservatieve moraalridders rustig in hun stoel blijven zitten.
Dat Londen niet deugt, ontdekken ook de twee provinciaalse meiden in de satire smashing time (1967), die vol verwachting naar de stad zijn gereisd. Aan het einde van de film keren ze zich vol walging af van het oppervlakkige, hypocriete Swinging London en reizen ze terug naar de provincie! Het kan nog treuriger, want in alfie (1966) is een jonge Londenaar (Michael Caine) een egoïstische hork, die met zijn promiscue gedrag een spoor van ellende achter zich laat. Het aangrijpende dieptepunt is de scène waarin een van zijn veroveringen — een getrouwde vrouw met drie kinderen — in een achterkamertje een illegale abortus laat plegen. Niks Swinging London, maar een man met breinaalden en zeepsop.
Moeten we het nog hebben over Antonioni’s blow up (1966), waarin achter de hippe Londense façade slechts morele leegte is te vinden?

Stuntman
De verrassendste film in het Swinging London-programma is catch us if you can (1965), dat in navolging van het Beatles-vehikel a hard day’s night de populariteit van de popgroep Dave Clark Five moest exploiteren. De fans van de band zullen er weinig lol aan hebben beleefd, want regisseur John Boorman maakte de somberste film over Swinging London.
In de roadmovie ontvluchten een stuntman en een fotomodel het hebzuchtige Londen, waarna ze in aanraking komen met nogal curieuze types. Bizar is de ontmoeting op het platteland met een groep hippies avant-la-lettre. De scènes met de apathische, in zichzelf gekeerde types kunnen zo in een film van Sharunas Bartas worden gemonteerd. Was Boorman een profeet, die zag dat het hippiedom in een geweldige anticlimax zou eindigen? En hoe moeten we het slot van de film, waarin de twee braaf terugkeren naar hun oude werk in Londen, interpreteren? Is ‘vluchten kan niet meer’ de moraal van het verhaal?
Na het zien van de films over Swinging London begrijpen we dat in Engeland in de jaren zestig niets terecht kwam van de seksuele revolutie. De historicus Dominic Sandbrook betoogt in zijn boek White heat: A history of Britain in the swinging sixties dat de jaren zestig veel conservatiever waren dan wordt gedacht. De grote veranderingen in de moraal kwamen pas in de jaren zeventig. De historicus heeft bewijzen: in 1970 slikte slechts één op de tien Engelse vrouwen de pil. Ook trouwden vrouwen in de jaren zestig op jongere leeftijd dan in de jaren vijftig en kregen zij vroeger en meer kinderen. Klinkt niet echt naar levens vol uitspattingen. Swinging London was alleen voor een happy few geen illusie. De altijd scherpzinnige John Lennon had het in 1971 goed begrepen. “De kloterige burgerlijke scene is precies hetzelfde gebleven, alleen lopen nu in Londen een hoop jongeren uit de middenklasse in trendy kleren.”

Swinging London
Smashing films from the sixties

Te zien van 12 april t/m 9 mei in Filmhuis Den Haag, Filmmuseum in Amsterdam, Lantaren/Venster in Rotterdam, Plaza Futura in Eindhoven, ’t Hoogt in Utrecht en Focus in Arnhem.

BLOW-UP
Tegen het ritme in
Er zijn van die films die een leven lang mee gaan, en Antonioni’s blow-up is er een van, zo gedetailleerd, zo scherpzinnig, zo schoon. Laatst, bij de verhuizing naar mijn nieuwe oude huis, kwam ik weer heel wat memorabilia tegen, ook van blow-up, die hypnotiserende popcultuur-parabel rond David Hemmings als de sexy swingende modefotograaf die in een Rolls Royce Silver Cloud Convertible door West-Londen zoeft. Groovy!
Wat ik uit die verhuisdozen opdiepte was een script in boekvorm inclusief een interview met Antonioni uit januari 1967 waarin hij vertelt dat hij geen film over Swinging Londen wil maken. Dezelfde gebeurtenissen kunnen wat de regisseur betreft plaats vinden in New York, Stockholm en zeker Parijs. Naast het script duikel ik de fantastische jazz-soundtrack van Herbie Hancock op, inclusief een nummertje van The Yardbirds, en ik zie weer voor me hoe David Hemmings een zenuwachtige Vanessa Redgrave instrueert om — heel langzaam — tegen de muziek in te bewegen. Ik denk dat dit laatste kenmerkend is voor de hele film — tegen het ritme in bewegen.
Wat rest is een foto die ik ooit van een vriendin kreeg, een setfoto want naast Hemmings en Redgrave zie ik iemand in de linker benedenhoek die daar niet thuis hoort. Mysterieus. Wie zou dat zijn? Antonioni?
Belinda van de Graaf

ALFIE
Elektrische gitaar
Jaren vijftig sijpelen nog door in het Londen van 1966, waar supervrijgezel Alfie Elkins vaker van vrouw wisselt dan van onderbroek. De mannen dragen hun stropdras nog vol overtuiging, en Alfie’s armoedige zolderkamer ziet er uit alsof hij ‘m deelt met Frits van Egters. En dan is er nog de doodenge aborteur, die Alfie bikkelhard confronteert met de gevolgen van het eindeloos verspreiden van zijn zaad, een duivelse tegenpool van Imelda Staunton’s lieve Vera Drake. Hoe Alfie ook swingt, en hoe Sonny Rollins ook op zijn sax blaast, zijn Londen is nog niet zo groovy dat Austin Powers zich hier thuis zou voelen.
Maar de hippietijd kondigt zich al wel aan, als de heerlijk hoerige Shelly Winters — Alfies meest zelfstandige verovering — hem inruilt voor een nieuwer model: een jonge god met lang haar en een elektrische gitaar! Wat heeft hij dat ik niet heb, vraagt, eist, smeekt Alfie haar pathetisch. En zo leert ook de legendarische vrouwenverslinder zijn lesje(s). “What’s it all about?” vraagt hij zich af, als hij een andere vent gelukkig samen ziet met zijn zoontje. Niet dat hij het zich al te zwaar aantrekt. Alfie blijft immers wel de ongenaakbare Michael Caine.
Rik Herder

THE KNACK… AND HOW TO GET IT
Haantjes en kippen
Mits in het bezit van een groot bed, een proteïnerijk dieet en het vermogen contact te leggen met een meisje, kan elke man hem ontwikkelen: ’the knack’. Dat verkondigt althans de dominante vrouwenversierder Tolen — die ‘m heeft — tegen zijn gefrustreerde, vriendinloze huisgenoot Colin — die ‘m niet heeft, maar dolgraag zou willen hebben. In the knack… and how to get it (1965) strijden beiden om de gunsten van Nancy, een meisje uit de provincie, die de haantjes op veilige afstand houdt door als een kip zonder kop ‘rape!’ over de straten van London te tetteren.
Een gestileerde comedy in zwart-wit, vol stilistische bezienswaardigheden door jumpcuts, achteruitgedraaide beelden, composities met spiegels, surrealistische droomsequenties met überfrauen, slapstick-situaties en een regelmatig terugkerend burgerlijk roddelkoor als voice-over. De uit Amerika afkomstige regisseur Richard Lester, die eerder de Beatles-film a hard day’s night regisseerde en later onder andere superman ii en iii, won in 1965 met het hippe, in Engeland geproduceerde the knack de Gouden Palm op het filmfestival van Cannes. Hij stopte in 1990 met het vak nadat acteur Roy Kinnear stierf door een tragische val van een paard op de set van ‘zijn’ the retun of the musketeers.
Karin Wolfs

DARLING
Raadselachtige Julie
Hoe doof je een nakende revolutie? In darling (1965) wordt het antwoord gegeven. Topmodel in spe Diana, gespeeld door een sprankelende Julie Christie (goed voor een Oscar), wordt op straat geïnterviewd voor een televisieprogramma. Het gesprek gaat over de veranderende tijdgeest van de jaren zestig. Ze haat conventies, want die benauwen haar. De interviewer merkt scherp op: “Maar is het breken met conventies tegenwoordig niet ook een conventie?” Zo bekeken is elke omwenteling gedoemd te mislukken.
Diana trekt vervolgens haar eigen plan, en duikt met verschillende mannen het bed in, waaronder Dirk Bogarde. Die losbandigheid zal haar niet gelukkig maken want haar vrijheid blijkt vooral vrijblijvend. Hoogtepunt van schijnheiligheid is haar liefdadigheidsfeest voor hongerige Afrikaantjes, waar toute Londen zich volvreet en via een loterij kans maakt op de World Hunger Prize, een reisje naar de Bahama’s.
Mooi is hoe regisseur John Schlesinger (midnight cowboy) de hele film vult met Julie Christie’s raadselachtige gezicht. Ze is overal te zien, op foto’s, posters en tijdschriftcovers. In een veelzeggend shot staat ze voor een wand met glamourfoto’s waar ze ravissant op staat. De camera focust op haar portretten, zodat haar echte gezicht onscherp wordt. Weggevaagd door haar eigen beeltenis.
Mariska Graveland

SMASHING TIME
Fashionistas
Eerst lijkt smashing time (1967) een eenvoudige komedie: lol met laxeermiddelen, een vijf minuten durende taartgooisessie en gezichten bekladden met verf. Twee gewone Britse meiden komen naar de grote stad, hun geld wordt gestolen, iedereen is genetisch onaardig en wil weten waarom ze hun slipje nog steeds aan hebben, en de meiden wandelen vervolgens vrolijk van de ene boutique naar het andere feestje met fashionistas.
Maar regisseur Desmond Davis neemt onderweg gelukkig toch een paar dingen op de hak, en dan vooral de massale honger naar hypes. Hebben ze de ene hype nog niet verteerd, dan is de andere — en het maakt niet uit wie of wat het is — alweer geboren. De wereld in brand, te zien op tv, maar wat moeten we in godsnaam morgen aantrekken. We krijgen en passant een toeristische tour door wat hip Londen moet zijn maar dat zo benauwend is voor iedereen van latere generaties dat ze tijdens het kijken naar de film hun esthetische receptoren uit zelfbescherming dicht plamuren. “Helemaal opgenomen op locatie in Londen”, trapt de regisseur ons aan het eind nog in de buik. Geen wonder dat iedereen zich van de weeromstuit volstortte met dope.
Ronald Rovers

TONITE LET’S ALL MAKE LOVE IN LONDON
Psychedelische punk
‘Mini skirts and mini morals’ staat te lezen op een van de krantenknipsels in de psychedelische punk avant-la-lettre ‘swinging London’-collagedocu tonite let’s all make love in london (1967). Want dat willen ze graag, de welbespraakte hoofdpersonen. En wat zijn ze in al hun naïveteit hard voor zichzelf (al maakt de tijd hun analyses pijnlijker). Een piepjonge Mick Jagger: “Natuurlijk zijn wij niet de eerste generatie die de morele waarden van onze ouders ter discussie stelt. Maar we zijn wel een van de eerste generaties die daar tijd voor heeft, omdat we ons geen zorgen hoeven te maken over materiële zaken.”
Regisseur Peter Whitehead was erbij en was er niet bij. Hij filmde, registreerde, ondervroeg, liet praten en bazelen, monteerde en componeerde, observeerde en categoriseerde het jaar 1966, en toen zijn film in 1967 af was, leken de swinging sixties alweer voorbij. Zelden een filmische tijdscapsule tot me genomen die zo melancholisch stemt in plaats van euforisch. Maar opwindend was het ook. (The) Pink Floyd klonk nog even bijna punk. (Laat de punks het maar niet horen). En ze dansten toen tenminste nog echt onwetend op de rand van de vulkaan. Een impressionistisch parade van sixties-iconen slentert rustig door tot een decennium later punk kon uitbarsten: “There is no future in England’s dreaming.” Van hier in rechte lijn naar the filth and the fury! Dat wordt en passant ook weer even zonneklaar duidelijk.
Dana Linssen

CATCH US IF YOU CAN
Niks nirwana
De hippe jaren zestig waren nog maar net begonnen of ze werden in catch us if you can (1965) al weer ten grave gedragen. Scenarist Peter Nicols en regisseur John Boorman zochten het in het vehikel voor de populaire popgroep Dave Clark Five niet in swingende vrolijkheid. Ze maakten een sombere roadmovie over een stel dat een zinvoller bestaan zoekt dan meedrijven op het materialisme in Swinging London. Fotomodel Dinah en stuntman Steve hebben genoeg van hun comfortabele maar lege leven. Vol walging over de oppervlakkigheid van hip Londen vluchten zij weg. Natuurlijk niet lopend, maar in een fraaie witte Jaguar, waarmee zij prachtige winterse landschappen doorkruisen.
Op hun vlucht naar een innerlijk rijker leven ontmoeten ze merkwaardige types, zoals een stel van middelbare leeftijd, dat wel erg veel belangstelling voor hen heeft. Perverse of zuivere bedoelingen? De climax is een ontmoeting in een verlaten gehucht met een groep hippies. Niks nirwana, maar mompelende stakkers, die even later worden gearresteerd door soldaten. Dat de twee uiteindelijk terugkeren naar Londen om weer als fotomodel en stuntman aan de slag te gaan, geeft de film een deprimerende strekking: vluchten kan niet meer. catch us if you can gaat niet over Swinging maar Depressing London.
Jos van der Burg