Franse misdaadfilms op het IFFR
De politiek van de policier
Het IFFR vertoont onder de noemer ‘Criss-Cross’ recente Franse misdaadfilms. De policier kent geen illusies, het is een genre zonder geloof in een zonnige toekomst. Daarmee is de policier de perfecte cinema voor deze sombere tijden.
Door André Waardenburg
Is het bioscoopaanbod versmald? Wie wel eens een bioscoopladder uit de jaren zeventig of tachtig heeft gezien, weet dat er in die decennia veel buurtbioscopen waren die typisch Europese genrefilms vertoonden. Een stijlvolle Italiaanse giallo (thriller), een marxistisch getinte Oost-Europese western (de zogenaamde Eastern) of een spannende Franse policier.
Dat type films is op een enkele uitzondering na vrijwel voorgoed uit de bioscoop verdwenen. Goed dus dat het Filmfestival Rotterdam de functie van buurtbioscoop overneemt en onder de noemer ‘Criss-Cross’ een overzicht biedt van recente Franse misdaadfilms.
Het persbericht dat het IFFR aan dit programmaonderdeel wijdt, stelt dat dit type film ‘de laatste tien jaar een monumentale comeback maakt’. Helemaal juist is dat niet, je kunt eerder stellen dat het genre nooit uit het Franse bioscoopaanbod is verdwenen. Na de komedie is de ‘policier’ het meest geliefde genre in Frankrijk, en dat is eigenlijk al een eeuw zo. In 1913 verfilmde Louis Feuillade de populaire boekenreeks Fantômas, over een mysterieuze, sadistische dief; een jaar later volgde een serial over gentleman-dief Arsène Lupin, meester van de vermomming. Zij zijn de voorlopers van al die charismatische criminelen die, met ouderwetse erecodes in het achterhoofd, strak in het pak door nachtelijk Parijs zwerven — de lichtstad waar vrouwen een wegwerpartikel zijn en de dood altijd op de loer ligt.
De hoogtijdagen liggen in de jaren vijftig, toen het genre een boost kreeg door de introductie van de fameuze Série noire-boekenreeks, en Georges Simenon, in 1930 de bedenker van Maigret, nog steeds zijn duim blauw schreef. De kruisbestuiving tussen Amerikaanse en Franse misdaadfilms en pulppublicaties is groot: Franse cinefielen verzinnen de term film noir en Amerikaanse schrijvers worden gepubliceerd in de Série noire. De iconografie van slagschaduwen, beregende straten en trenchcoats is niet plaatsgebonden; of we ze in Montmartre of Pigalle zien of in Los Angeles of New York maakt weinig uit. Toch onderscheidt de Franse policier zich van de Amerikaanse gangsterfilm door nog meer dan gebruikelijk in het toch al visueel ingestelde genre, (sombere) atmosfeer boven plot te stellen (liefst met jazz op de soundtrack), en dat gekoppeld aan een interesse voor klassenverschillen en gemarginaliseerde levens.
Onbehouwen wijnboeren
Een van de belangrijkste redenen dat de policier het al ruim een eeuw uithoudt — naast de gebruikelijke fascinatie voor misdaad — is de flexibiliteit van het genre; het wist allerlei trends moeiteloos te incorporeren. Van de fatalistische gangsterfilms met Jean Gabin uit het poëtisch-realisme van de jaren dertig, tot de ‘cinéma du look’-films Diva (1981) en Subway (1985). En van Nouvelle Vague-deconstructies als À bout de souffle en Tirez sur la pianiste tot de mistroostige mannen-in-crisis-cinema van grootmeesters als Jean-Pierre Melville. De policier is de paraplu die ze allemaal verenigt.
Het programmaonderdeel Criss-Cross in ogenschouw nemend, lijkt het erop dat de policier zich de laatste jaren meer dan ooit laat inspireren door de werkelijkheid. Zo laat Secret défense zien hoe de levens van een door terroristen gerekruteerde moslimgevangene en een door de geheime dienst opgeleide studente met elkaar verknoopt raken. Zij hebben meer gemeen dan hun ideologische verschillen doen vermoeden. De multiculturele samenleving speelt ook een rol in Le serpent aux mille coupures, een verfilming van een in de Série noire (die nog steeds bestaat) gepubliceerde misdaadthriller van schrijver DOA over een vredig op het platteland levende allochtoon die gepest wordt door zijn buren, een stel onbehouwen wijnboeren. Als Omar en zijn gezin door een Zuid-Amerikaanse drugssmokkelaar gegijzeld worden, lijkt zijn lot er niet beter op te worden. Deze film van Éric Valette beleeft zijn wereldpremière op het IFFR en is uitgekozen als opening van het Criss-Cross-programma.
Le juge Fayard dit ‘Le sherif’
Zaken met een luchtje
Een eerdere misdaadfilm van Valette, Une affaire d’état, die ook in het programma is opgenomen, illustreert een andere trend van de hedendaagse policier. In een aantal titels sijpelt de realiteit namelijk niet alleen in abstracte zin door maar ook in heel specifiek opzicht. Meerdere films zijn geïnspireerd door allerlei affaires die in Frankrijk bekend zijn, maar de buitenlandse kranten niet haalden. Meestal betreft het zaken waar een luchtje aan zit en die de weinig frisse verwevenheid tussen politiek, maffiose types en extreem-linkse of extreem-rechtse bewegingen laat zien — een onderwerp dat teruggrijpt op de beroemde policiers uit de jaren zeventig.
In dat decennium smokkelt het genre ongemeen veel kritiek op corrupte overheidsinstanties in zijn vertellingen — zie bijvoorbeeld de films van Costa-Gavras met Yves Montand of het fantastische Le juge Fayard dit ‘Le sherif’ van Yves Boisset. Politie, rechters en magistraten blijken keer op keer niet onkreukbaar maar omkoopbaar. Die traditie zet zich voort in Une affaire d’état, losjes gebaseerd op de affaire-Tarnac, maar ook in Mathieu Kassovitz’ L’ordre et la morale. Hierin verwerkte Kassovitz, die als regisseur en scenarist doorbrak met genreklassieker La haine (1995), de tot mislukken gedoemde ‘Opération Victor’. In 1988 gijzelde de separatistische beweging ‘Front de Libération Nationale Kanak et Socialiste’ van Nieuw-Caledonië dertig mensen. De Franse staat stuurt een onderhandelaar die moet schipperen tussen de eisen van de Kanak-bevolking en die van zijn opdrachtgever, de Franse regering. Die is vanwege de aanstaande verkiezingen extra nerveus en wil graag politieke munt uit een geslaagde bevrijdingsactie slaan. Wordt het vrede of geweld?
Policiers zijn altijd cynisch geweest over de mogelijkheid de maatschappij te veranderen. De gevestigde macht is daarvoor te behoudend en de menselijke hebzucht te groot. De policier kent geen illusies, het is een genre zonder hoop, zonder geloof in een zonnige toekomst. Uiteindelijk is de held ten dode opgeschreven, want niemand ontsnapt aan zijn (gedoemde) lot. Daarmee is de policier de perfecte cinema voor deze sombere tijden.
Criss-Cross is te zien op het IFFR, 25 januari t/m 5 februari.