Filmslot: Voer voor een nieuwe 3D-discussie

Diepte moet schuren

Pina

Het afgelopen jaar was 3D onvermijdelijk in de filmpers, in ieder geval dat deel dat draait om de Amerikaanse film. Maar het wordt allemaal een stuk interessanter als makers voorbij kunnen gaan aan de idee dat diepte gelijk moet staan aan spektakel.

Met avatar als katalysator was het de afgelopen maanden al onvermijdelijk, en deze maand breekt met de heruitbreng van toy story 1 en 2 in 3D-versies een nieuw tijdperkje aan. Dus dan kan het geen kwaad om de voors en tegens nog eens op een rijtje te zetten.
Voor: 3D moet de financiële redding van de grote studio’s worden, een nieuwe attractie om het publiek achter de televisie- en computerschermen vandaan naar de bioscoopzalen te trekken.
Tegen: nu Sony ook 3D-televisies op de markt gaat brengen, en het WK komende zomer in 3D beschikbaar zal zijn, is dat argument onderuit gehaald.
Voor: diepte maakt de filmbeelden extra immersief, trekt de kijker nog sterker dan voorheen de film in.
Tegen: die immersie wordt even hard tegengewerkt door het te zware, smoezelige en bekraste brilletje dat je op je neus hebt, dat bovendien een fletse grijze waas over de (meestel juist zo kleurrijke) beelden legt. En voor Nederlands publiek komt daar nog eens een extra horde bij in de vorm van de ondertiteling, die op een hoogst onnatuurlijke manier in de diepte zweeft.
Voor: 3D maakt dat de filmbeleving, na de toevoeging van achtereenvolgens geluid en kleur, weer een stapje dichterbij onze fysieke beleving van de wereld komt.
Tegen: die dieptewerking kan een filmmaker ook zonder dure 3D-techniek al inzetten, door vakkundig gebruik te maken van scherptefocus — kijk citizen kane daar nog maar eens op na.

Hoofdpijn
U zult uit bovenstaande wel begrepen hebben dat ik in het ’tegen’-kamp zit. Ik geloof het allemaal niet; in het half dozijn 3D-films dat ik het afgelopen jaar zag, zat de dieptewerking me meer in de weg dan het me wat opleverde. En dan hoor ik nog niet eens tot de pakweg tien procent van het publiek die letterlijk hoofdpijn van de techniek krijgt. Mijn plan was dan ook om met dit stuk mijn tegenverhaal eens goed op een rijtje te zetten.
Alleen, toen dacht ik nog eens terug aan Rudolf Arnheim, die in de jaren twintig van de vorige eeuw de komst van de geluidsfilm afdeed als de dood van de filmkunst. Toen hij het schreef, had hij min of meer gelijk: de eerste jaren bracht de geluidsfilm weinig meer op dan simpele drama’s waar liedjes in geprakt waren. Ongeveer zoals avatar nu een simpel heldenverhaal is waar spectaculaire 3D-scènes in geprakt zijn.
Maar toen gingen de betere filmkunstenaars zich ermee bemoeien. En kwam bijvoorbeeld Fritz Lang met m op de proppen, waarin hij de geluidsband inzette als autonoom instrument om het verhaal filmisch te vertellen. En gingen de nouvelle vague-filmers, maar ook Hitchcock, daar enkele decennia later dunnetjes overheen door beeld en geluid los van elkaar te trekken en vrolijk langs elkaar heen te laten schuren.

Porno
Over het praktische voortbestaan van de 3D-techniek valt op dit moment weinig zinnigs te zeggen — die wordt waarschijnlijk komende zomer bepaald, door het WK in 3D. En misschien ook wel door de onlangs aangekondigde 3D-porno, gezien het hardnekkige idee dat nieuwe technieken staan of vallen bij hun inzetbaarheid voor het voeden van onze driften. Maar laten we ervan uitgaan dat de techniek er is om te blijven, en op termijn misschien wel even standaard is als nu de geluidsfilm en het kleurenbeeld zijn. Dan is het dus zaak de discussie te verleggen: niet meer proberen te gissen naar de toekomst van de techniek, maar zoeken naar haar artistieke potenties.
Bij gebrek aan iets nieuws dat daarover te zeggen valt, val ik dan maar even terug op de geschiedenis van de geluidsfilm. Die werd artistiek pas interessant, kun je kort door de bocht zeggen, toen beeld en geluid niet alleen meer als elkaars verlengde werden gezien, maar elkaar ook tegen konden gaan spreken. Ik stel me zo voor dat hetzelfde zou kunnen gelden voor 3D: dat het allemaal een stuk interessanter wordt als makers voorbij kunnen gaan aan het idee dat diepte gelijk moet staan aan spektakel. Als makers gaan spelen met de dissonantie die onnatuurlijke dieptebeelden op kunnen leveren. Kortom: als 3D niet meer gebruikt wordt om bovennatuurlijke werelden levensechter te laten lijken, maar juist om onze echte wereld iets bovennatuurlijks te geven