FilmSlot – 29 november 2012
Viennale: 50 jaar filmliefde
Het Filmfestival Wenen vierde zijn vijftigste verjaardag met een in stukken geknipte film van Peter Kubelka: een onverwacht cadeautje voor de bezoeker.
Terwijl ik dit opschrijf ligt er een stuk film van ongeveer een meter naast mij op mijn bureau. Het is niet zomaar een filmstrip. Het is een stuk uit de film Antiphon, die Peter Kubelka tijdens de afgelopen Viennale eigenhandig in stukken heeft geknipt.
Er zijn wel vijftig redenen te bedenken om het Weense filmfestival de Viennale met zijn vijftigste verjaardag te feliciteren en ze gaan allemaal over filmliefde. Filmliefde die eigenzinnig is, koppig, standvastig en tegendraads. Lyrisch en soms zelfs een beetje sentimenteel. Die je ogen wijd opent en je met je ogen doet knipperen. Van verbazing. Want wie knipt er nou een film in stukken? Of van plezier. Want wie knipt er nou een film in stukken?
Wat dat betreft was de projectie en presentatie van Peter Kubelka’s Monument Film tijdens de afgelopen Viennale het alfa en omega van alles waar het festival voor staat. De gemeenschappelijke beleving van film. Maar dan zo dat het lijkt alsof je tijdens de vertoning de ontdekking van het medium opnieuw meemaakt. Oostenrijker Kubelka is vooral bekend als experimentele filmmaker, al bestaat zijn oeuvre uit niet meer dan een uur aan filmmateriaal, hij is pionier van de stroboscopische flicker film en een van de oprichters van het Weense Filmmuseum. Maar hij is ook een polemische ‘filmosoof’ (en trad in die hoedanigheid al eens kokend met filmstrips op tijdens het Filmfestival Rotterdam).
Monument Film bestaat uit de projectie van zijn flicker film Arnulf Rainer (1958-1960), die uit niets anders bestaat dan afwisselend witte en zwarte frames en geen geluid en witte ruis. Op de afbeelding is te zien hoe dat er zo’n beetje uitziet. Voor Kubelka zijn dat de basiselementen van film: licht en geen licht, geluid en geen geluid. Antiphon (2012) is het exacte spiegelbeeld van Arnulf Rainer: witte frames waar in Arnulf Rainer zwarte zitten en geluid waar dat in Arnulf Rainer is weggedraaid. Het illustreert precies de betekenis van ‘antifoon’, dat wordt gebruikt om de tegenstem in de liturgische muziek aan te geven. Nadat beide films vertoond waren, werden ze ook nog een keer gelijktijdig geprojecteerd en tot slot volgde een projectie van beide 6’24" minuten durende films over elkaar heen.
Projector = zon
Zo opgeschreven klinkt het misschien allemaal nogal theoretisch. Maar voor Kubelka is zijn metrische cinema niet theoretisch, maar zowel een viering van als een klaaglied voor een (stervende) kunstvorm. Hij kaderde de films in met een lezing waarin hij zich als filmosoof op z’n best liet zien. Het ontstaan van de cinema verklaarde hij vanuit het samenkomen van de lineaire en de cyclische tijd op de filmstrook die met z’n herhalende beeldjes vooruitgang suggereert door hem langs de lichtbron van de projector te bewegen. Het open- en dichtgaan van de vlinder die de belichting regelt (anders dan wij denken loopt bij een filmprojectie namelijk niet gewoon de filmstrook met al z’n losse beeldjes langs de lamp, maar zorgt het open en dicht gaan van een sluiter voor de illusie van beweging) vergeleek hij met dag en nacht, of de cyclus van de seizoenen. En de projectorlamp was natuurlijk de zon in deze filmische kosmologie.
Waarom je dit allemaal voor waar aan wilt nemen, met hetzelfde plezier waarmee je je als kleuter ooit hebt afgevraagd waarom de bananen krom zijn en de wereld net zo rond als de wereldbol en of het morgen inderdaad weer dag zal worden, is natuurlijk omdat het zo basic en banaal is. Je moet wel heel erg cynisch zijn om niet gegrepen te worden door de simpele constatering dat film inderdaad alleen maar licht en duisternis is, en stilte of geluid. De rest is franje.
IFFR zonder keuzestress
De Viennale is behalve een ontmoetingsplek voor het rondreizende cinefiele circus allereerst een publieksfestival. Dat wil zeggen dat de vier over de stad verspreide zalen en als vijfde die van het Filmmuseum waar een groot Fritz Lang-retrospectief liep vol zaten met studenten en Weense dames die naar een mix van best of the fests en eigen premières kijken — van de mooie mislukkelingen in coming-of-age indie Pearblossom HWY van Mike Ott tot graffitifilm Gimme the Loot, de in Nederland ook nog nergens vertoonde ‘Geheimtip’ Margaret, James Bennings remake van Easy Rider of Romuald Karmakars briljante ontrafeling van de staatsgreep die de financiële wereld in de democratie heeft gepleegd in Angriff auf die Demokratie — Eine Intervention. Het festival is een soort IFFR zonder keuzestress. En heel belangrijk: het festival is geen markt. Dat wil zeggen dat iedereen tijd heeft: het publiek om naar de Q&A’s te luisteren, de filmmakers om het gesprek aan te gaan en de filmprofessionals om echt met elkaar in gesprek te gaan.
Dat het festival geen markt is, zelfs geen supermarkt, nou ja misschien een rustig specialistisch buurtwinkeltje voor programmeurs van andere festivals, komt ook door festivaldirecteur Hans Hurch. Hij leidt het festival sinds 1997 en heeft regelmatig aangegeven dat hij geen films vertoont die hij niet ziet zitten. Of in minder diplomatieke bewoordingen. Dat leidt soms tot strubbelingen met de lokale filmwereld (Ulrich Seidl trok op het laatste moment zijn films Paradies: Liebe en Paradies: Glaube terug omdat ze naar verluidt geen primetime-première kregen; lees een interview hierover met Hurch op fipresci.org. Maar het voordeel van zo’n aanpak is ook dat de kwaliteit van het programma hoog is, dat er verantwoording wordt genomen voor de selectie en dat je als toeschouwer wordt uitgedaagd en het gevoel krijgt serieus te worden genomen.
Dana Linssen