Filmslot 2

De festivallawine

  • Datum 29-01-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Begin september: de aftrap van een nieuw cultureel seizoen. Voor veel Nederlandse filmfestivals is het geen frisse start maar juist een reden tot zorg.

De eisen van subsidiegevers drukken op de begroting van het Latin American Film Festival, Africa in the Picture en andere vertrouwde namen op de festivalkalender. Bij cultuurfondsen zoals het Prins Bernhard Fonds kunnen de festivals voor maximaal drie jaar subsidie aanvragen. En bij de gemeenten zijn ze vaak te groot voor projectsubsidies en te klein voor de structurele Cultuurnota. De festivallawine die Nederland de afgelopen jaren overspoelde, dreigt dus op zijn einde te lopen. Het wordt zoeken naar alternatieve financiering of een ander festival om mee te fuseren.

Noodklok
Maar er wordt van meer kanten aan de stoelpoten van filmfestivals gezaagd. In een recent themanummer van het Duitse filmtijdschrift Schnitt luidden festivaldirecteuren de noodklok over de toekomst. Ze zien vooral een bedreiging in de ontwikkeling van het internet. Zo lijkt het een kwestie van tijd voordat de distributie van (kwaliteits)films uitsluitend plaatsvindt via het web.
Ook de ‘gatekeeper’-functie van festivals ligt onder vuur. Iedereen kan met weblogs, wiki’s en YouTube kwaliteitsbewakertje spelen. Mensen vinden experts tegenwoordig op een andere manier. Minder via kranten, televisieprogramma’s, musea en filmfestivals, maar directer en informeler via de communicatiekanalen van het net.

Kaf
Tenzij filmfestivals van de fysieke naar de virtuele werkelijkheid verhuizen, zien ze zich direct in hun kerntaak — het vertonen van kwaliteitsfilms door het kaf van het koren te scheiden — bedreigd. Ze moeten dus op zoek naar een nieuwe functie, het liefst eentje waarin het internet (nog) niet voorziet. Daarvoor is het van belang zich te bezinnen op de vraag waarom mensen, behalve om een film te bekijken, een filmfestival bezoeken: vanwege de collectieve ervaring en het sociale vermaak. Op beide vlakken liggen kansen.

Intimiteit
Het kijken naar films is de afgelopen decennia sterk geïndividualiseerd. Tot halverwege de vorige eeuw was het filmtheater daarvoor de enige plek. Er kón alleen gekeken worden in het bijzijn van andere mensen. Met de komst van de televisie maakte de publieke ruimte plaats voor de intimiteit van de huiskamer. De collectieve ervaring bleef aanvankelijk in stand. Televisies waren schaars en daarom schaarden hele buurten zich rondom het ene beschikbare toestel. Mensen keken naar dezelfde programma’s, want er bestonden slechts een paar zenders.
In de jaren zestig en zeventig daalden de prijzen en was de televisie niet meer weg te denken. Weer een decennium later veroverde de commerciële televisie de wereld, met als gevolg een exponentiële stijging van het aantal zenders. Iedereen keek vanaf dat moment naar zijn eigen lievelingsprogramma.

iPod
Nieuwe media zijn (vooralsnog) de laatste stap in deze stille evolutie van het kijken. De computer is bij uitstek een individueel medium: hem delen met anderen belemmert je eigen handelingsvrijheid. En de schermpjes van iPods en mobiele telefoons zijn zo minuscuul dat ze samen kijken niet toestaan. Dat maakt van de filmconsument definitief een eenzaat.
Paradoxaal genoeg kan juist hieruit een sterke behoefte ontstaan aan filmkijken in het bijzijn van anderen. Die collectieve ervaringen zijn vooral aantrekkelijk als ze samengaan met activiteiten naast de film, of als ze onlosmakelijk verbonden worden met de omgeving waarin ze worden vertoond.

Worstelen
Filmfestivals kunnen evenementen, afhankelijk van hun karakter, op twee manieren organiseren: filminhoudelijk of filmverstrooiend. Het Filmfestival Rotterdam, IDFA en gespecialiseerde festivals kunnen hun informatieve- en educatieve functie uitbreiden. Dus: meer inleidingen en Q&A’s, meer thematische programma’s, meer debat, meer aandacht voor het plaatsen van nieuwe films in een historische of actuele context.
Festivals die mikken op een massapubliek kiezen voor een populairdere aanpak. Voor aanvang van een pasta-film is er een Italiaanse maaltijd, een worstelfilm gaat gepaard met een stevig partijtje worstelen, na afloop van een jazzdocumentaire nodig je een jazzband uit. Laat het publiek zelf meedoen zodat de ervaring van een fictieve wereld op het witte doek een verlengstuk krijgt in de werkelijkheid.
Een andere mogelijkheid zijn vertoningen op locatie. Maar dan geïntegreerder dan de huidige trend van zomerse cinema in de open lucht. Het Filmfestival Rotterdam gaf dit jaar een mooi voorschot met de ‘urban screen’ film close-up van Nanouk Leopold, waarin in close-up gefilmde gezichten contrasteerden met de razende hectiek van auto’s rondom het Rotterdamse Hofplein. De combinatie van film en omgeving zorgde voor een bijzondere ervaring, een Gesammtkunstwerk waarin ze een onlosmakelijke eenheid vormden.

Oerol
Vanaf de locatiegebonden film is het een kleine stap naar het cross-mediaal vertellen van verhalen. De iPod videotour met open ogen van Judith Hofland transformeerde de haven van West-Terschelling tot een virtuele realiteit, waarin de televisiereportages over de uitbraak van een virus op theaterfestival Oerol ineens beangstigend geloofwaardig werden. Vergelijkbaar onderdompelende effecten kunnen worden gecreëerd met verhalen op meerdere beeldschermen, zoals een nacht uit het leven van vijf New Yorkers in sleepwalkers van Doug Aitken, geprojecteerd op de buitenwanden van het MoMa. Of de in 2006 voor Noorderzon geselecteerde overrompelende theatercinema super night shot, waarin de queeste van de makers in de Groningse binnenstad live te zien was op drie verschillende schermen.
Het vereist een andere manier van denken. Programmeurs moeten naast een gedegen filmkennis ook beschikken over de creatieve vaardigheden om evenementen rond een film te verzinnen. En filmmakers moeten buiten de donkere bioscoopzaal durven denken. Maar zolang er voor zulke festiviteiten op fysieke locaties geen serieuze virtuele alternatieven beschikbaar zijn, houdt het de toekomst van filmfestivals ten minste levendig.

Niels Bakker