Filmmakers en de vluchtelingencrisis
Filmen aan het front
Waar is het engagement in de Nederlandse film? De Filmkrant kijkt voorbij de rand van het witte doek en spreekt met twee filmmakers voor wie de vluchtelingencrisis niet ver van hun bed is.
Het afgelopen jaar maakte Teddy Cherim (29), wiens korte film Het hele verhaal in april op Go Short! in première ging, ook een serie virtual reality-portretten voor ontwikkelingsorganisatie CARE. Hij filmde daarvoor onder meer in het vluchtelingenkamp Al Azraq in Jordanië. De laatste jaren was hij vaker te vinden in de buurt van conflictregio’s en op andere ‘moeilijke’ plekken in Afrika en het Midden-Oosten, vaak in opdracht van hulporganisaties.
Dat hij als filmmaker iets kan betekenen op plaatsen waar het leven minder bevoorrecht is dan in Nederland, geeft hem voldoening en “een beter, milder perspectief”. In zijn VR-documentaires kan ook de kijker de leefwereld verkennen van de mensen die hij ontmoet — en vaststellen dat we, zoals hij het verwoordt, “allemaal in wezen een beetje hetzelfde zijn”.
“Het kwam op mijn pad, ik vond dat ik het moest doen en ik had er tijd voor.” Zo vat Mijke de Jong (57) samen waarom zij afgelopen maart besloot naar Lesbos af te reizen en juist even geen filmmaker te zijn. Met een team van vrienden, onder wie scenarist (en echtgenoot) Jan Eilander en acteur Ilias Addab uit haar film Layla M., draaide ze een week als vrijwilliger mee in vluchtelingenkamp Kara Tepe. Het stond haar in eerste instantie tegen om daar ruchtbaarheid aan te geven, want ze vindt het niet iets om zich voor op de borst te kloppen. Dankzij Eilander kreeg de Filmkrant haar toch aan de praat. “Hij zei: ‘Doe dat interview nou maar, want iederéén moet dit doen!’ Wat we daar meemaakten was bijzonder. Het is op alle fronten goed.”
En, zoals dat gaat in de kunst: leven en werk — of: werk en werk — laten zich niet van elkaar scheiden. Hoe inspirerend engagement kan zijn, vertellen ze hier.
Mijke de Jong: ‘Ze zijn onderdeel van mijn wereld geworden’
“Toen we het besluit hadden genomen, hadden we het binnen twee dagen geregeld. Het idee had ik al veel langer, maar nadat we voor Layla M. in een vluchtelingenkamp in Jordanië waren geweest, wist ik: als zich nu een kans voordoet, dan ga ik. Via Facebook was ik al bevriend met Because We Carry en zij plaatsten in maart een vrijwilligersoproep omdat het er toen zo enorm sneeuwde. Hun praktische en doelgerichte aanpak spreekt me aan. Het principe is dat je een team vormt met wie je een week lang het ontbijt voor het hele kamp verzorgt. Je regelt zelf je reis en je moet vooraf als team ongeveer zeven- à achtduizend euro inzamelen om die maaltijden te bekostigen. Ter plekke organiseer je samen met bewoners van het kamp iedere ochtend het ontbijt en de rest van de dag help je mee met kinderactiviteiten en alles wat er verder nodig is.”
“Ons teamhuis was vlakbij de taverne van Nikos en Katarina Katsouris. Vanaf het moment dat de vluchtelingenstroom begon, zijn zij permanent gaan helpen. Ze koken voor bewoners uit het kamp Moria. Daar zitten vooral jonge mannen en het kamp wordt heel streng bewaakt, het lijkt net een gevangenis. Maar Nikos haalt daar elke dag tien bewoners op die in zijn restaurant een goede maaltijd krijgen. Home for One Day heet hun stichting. Wij aten ook in die taverne, daarna hielpen we met het klaarzetten van vijftig meeneemmaaltijden voor andere bewoners van Moria en op elke doos schreven we een boodschap. Het gebeurde allemaal zó liefdevol.”
“Ik ben echt aangeraakt door alles wat we daar meemaakten. De veerkracht die mensen hebben, ondanks de gruwelijke dingen die ze hebben doorstaan. Maar ook: dat die hele problematiek, waarvan je vaak niet weet wat je ermee moet, ineens heel concreet wordt. Als je er middenin staat, dan ga je het gewoon doen. Dan sta je ’s ochtends eten klaar te maken en uit te delen, of zit je met een kind op schoot armbandjes te loomen. Daar word ik gelukkig van. Gelukkig is misschien een vreemd woord, maar… het gaat over universele dingen. Het zijn héél grote problemen, maar het zijn ook die kinderen met wie ik heb gespeeld of die gasten met wie ik heb staan swingen bij het ontbijt; het is lang niet alleen maar ellende. Daardoor komt het dichtbij. Het zijn mensen zoals jij en ik, en dit kan ons allemaal overkomen. Een aantal van de bewoners zijn nu mijn Facebook-vrienden, ik volg wat er met ze gebeurt, ze zijn onderdeel van mijn wereld geworden.”
“Ik vraag me regelmatig af wat ik wil met mijn werk en met de wereld. Ik vind het fijn om mezelf af en toe opnieuw uit te vinden en dat hoeft lang niet altijd over film te gaan. Ik vond het in Kara Tepe juist een verademing dat ik bezig was met iets wat ik niet creatief hoefde om te zetten. Dat ik niet hoefde te bedenken hoe ik het in beeld ging brengen of hoe ik het in een verhaal zou kunnen verwerken.”
“Ik kan iedereen aanraden om dit te doen. De hulp die wij hebben geboden is misschien een minidruppeltje op een gloeiende plaat, maar toch: we hebben samen met al onze vrienden voor geld gezorgd en we zijn er geweest. Daarmee laat je aan mensen zien dat ze niet vergeten zijn en dat het een verantwoordelijkheid is voor ons allemaal.”
“Mijn ervaringen neem ik wel op een bepaalde manier mee in mijn volgende film. Die gaat over twee zussen en een broer en over vragen als: Wat doe je met je leven? Welke keuzes maak je? Bij mij is er iets ‘aan’ gegaan. Het creëert weer allerlei mogelijkheden, je kunt zoveel doen. Ik ben nu aan het onderzoeken wat ik in Nederland zou kunnen doen. En we willen ook terug naar Lesbos.”
Teddy Cherim: ‘Een strook van honderd meter land maakt het verschil tussen oorlog en vrede’
“In 2014 maakte ik in een Syrisch vluchtelingenkamp in Libanon een korte documentaire voor de campagne Solar for Syria. Voor het eerst werd ik me ervan bewust dat ik mijn krachten kon inzetten voor iets beters dan het promoten van een commercieel merk en hoeveel meer voldoening dat gaf. Niet dat ik zo’n wereldverbeteraar ben, maar ik ben bijvoorbeeld taalcoach van een Syrische jongen die in Nederland woont en ik ga weleens met een groepje Syriërs naar de film; dat is ongeveer wat ik hier kan doen. Terwijl die korte film ervoor heeft gezorgd dat er 30.000 solar lights naar die kampen zijn gegaan. De impact is meteen veel groter.”
“Het klinkt misschien een beetje raar, maar ik vind het ook heel leuk om naar zulke plekken te gaan. Als je filmt in een vluchtelingenkamp of in een grimmige achterbuurt van Dar-es-Salaam, zie je dat mensen minstens zo lief en chill en gastvrij zijn als hier in Amsterdam. Allerlei voorzieningen waaraan je gewend bent heb je daar niet, maar het leven is niet zo heel erg anders dan hier. Het gaat uiteindelijk gewoon om familie, vrienden, liefdesverdriet. Omdat je als filmmaker vrij technisch kijkt — hoe ga ik dit verhaal vertellen? — sta je er aan de ene kant middenin maar heb je tegelijk een soort harnas om je heen, waardoor je er op een plastische manier naar kunt kijken. Het beste Holocaustboek dat ik ken is Is dit een mens van Primo Levi, juist omdat hij erin slaagt op zo’n abstracte manier te beschrijven hoe de mens zich manifesteert onder de meest extreme omstandigheden.”
“Een van mijn VR-documentaires is gefilmd in het noorden van Jordanië, precies op de grens met Syrië. We konden de oorlog daar horen. Een strook van honderd meter land maakt het verschil tussen oorlog en vrede; voor de oorlog zag het leven aan de Syrische kant van de grens er hetzelfde uit als dat van de mensen die wij filmden. Heel normale mensen, middenklasse, met opleidingen en dromen voor de toekomst.”
“Het leidt allemaal tot een beter perspectief. Een milder perspectief. Mijn korte film Het hele verhaal gaat erover hoe we allemaal in wezen een beetje hetzelfde zijn. En dat veel conflict voortkomt uit het feit dat je niet de moeite hebt genomen elkaars geschiedenis te leren kennen. Ik ben nu een speelfilm aan het ontwikkelen waarin daar ook veel van terugkomt.”
“Die CARE-campagne heet Walk In Her Shoes en door VR krijg je ook het gevoel dat je echt in de leefwereld van de hoofdpersoon stapt. Het is een heel andere manier van filmmaken. Veel van de lol van cinematografie, die voor mij normaal gesproken heel belangrijk is, mis je in VR. Bij het filmen van een boerin die al vijftig jaar haar eigen land bewerkte, had ik graag willen inzoomen op haar handen. Die waren zó mooi! Maar dat gaat dus niet in VR. Aan de andere kant geeft VR een bepaalde objectiviteit: je zet die camera ergens neer, maar vervolgens is de film voor iedere kijker anders. Ik vind het ontzettend leerzaam om te zien hoe mensen mijn films kijken, bij welke shots ze nog niet uitgekeken zijn en welke juist te lang duren. Er zijn interessante crossovers met gametechnologie in ontwikkeling, waardoor je echt op je eigen tempo kan kijken. Sounddesign is ook heel boeiend, want daarmee kun je de kijker in een bepaalde richting sturen. De spelregels voor VR liggen nog niet vast, het is een nieuwe techniek die ik zelf moet leren beteugelen.”
“Als ik ergens op een zielige plek ben, is er altijd wel een klein meisje dat ik zou willen redden, maar… dat is ook een soort white man’s burden. Het filmmaken is mijn manier om op zo’n plek iets te doen. Dat brengt ook rust met zich mee. Ik heb niet het gevoel dat ik daar ook nog iets anders moet gaan doen, waarschijnlijk loop ik dan alleen maar in de weg.”