Film en terrorisme

Dit heb ik eerder gezien

  • Datum 30-03-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

London Has Fallen

In West-Europa kennen we elke ramp, elk drama, eerst en voornamelijk uit de film. Een kleine overpeinzing over film en terrorisme naar aanleiding van de aanslagen in Brussel.

Door Dana Linssen

Je weet nooit echt hoe lege straten eruit zien, totdat je er doorheen bent gelopen. Dinsdag 22 maart liep ik door lege straten die ik tot dan toe alleen uit films kende. Uit de recente terrorisme-apocalypsfilm London Has Fallen, waarin beveiligingsman Gerhard Butler president van de Verenigde Staten Aaron Eckhart uit de handen van terroristen moest zien te houden. De noodtoestand wordt afgekondigd, de stad gaat op slot, de straten zijn uitgestorven. Gewone burgers zijn achter de deuren van hun huizen verbannen, en daarmee onzichtbaar. Ze hadden er net zo goed niet meer kunnen zijn. Dit is een wereld die hen niet meer aangaat, lijkt de film onbewust te willen verkondigen. Een surrealistisch beeld, als het niet zo unheimlich en angstaanjagend was. Een virtuele game-werkelijkheid waarin omwille van de efficiëntie niemand zomaar even een hondje uitlaat, maar waarin iedereen die zich op straat bevindt nut heeft voor de plot en daarmee een potentieel gevaar is voor het leven van alledag. Het zijn niet de terroristen die de openbare ruimte hebben gekaapt, maar de overheden en veiligheidsdiensten.
Dat je als scenarioschrijver zo je verhaal opbouwt is begrijpelijk. Geen tijd te verliezen aan subplots en nuance. De wetten van de actiefilm denderen voort. Maar er gaat — zelfs binnen die filmwerkelijkheid — een kille doelmatigheid van uit.

Lockdown
22 maart jongstleden ging Brussel in lockdown na terroristische aanslagen. Ik arriveerde daar voor een bespreking ergens tussen het moment waarop de bommen op vliegveld Zaventem afgingen en daarna die op metrostation Maalbeek. Een onwerkelijk tijdsframe. Op weg van Brussel Noord naar mijn afspraak was alles hetzelfde en niets hetzelfde. Mensen zijn mensen, ook als hun gezichten gespannen zijn en ze onafgebroken op hun telefoons kijken. Ochtendspits is ochtendspits, ook als politieauto’s, ambulances, brandweerwagens en legervoertuigen af en aan rijden en de sirenes onafgebroken klinken. Later op de dag waren het alleen hulpverleners en politie en leger. De stad was leeg, maar niet uitgestorven. Er werden nog honden uitgelaten. Het was vreemd en bekend tegelijkertijd. Uncanny. Waar had ik dat eerder gezien? In die film die me een paar weken eerder het zweet in de handen had bezorgd. Was Brussel gevallen?

Leven in een virtuele werkelijkheid
Na de aanslagen op de Twin Towers in 2001 gebeurde er iets vergelijkbaars. De uniciteit en de omvang van de ramp waren zo groot en tot dan toe ondenkbaar, dat veel mensen eerst de vergelijking met film trokken — ‘net als in de film’, ‘dit kan alleen maar in films’ — voordat ze de brute realiteit tot zich door konden lieten dringen. Onder andere de Sloveense psychoanalytische filosoof Slavoj Zizek omschreef destijds hoe we de catastrofe die plaatsvond al in talloze rampenfilms gedroomd en gefantaseerd hadden. Bezwerende oprispingen van ons onderbewuste, projecties van onze duisterste, meest perverse fantasieën waarover we in de bioscoop veilig konden griezelen — en toen waren ze zomaar opeens werkelijkheid.
Na 9/11 gebeurt het vaker dat we in het beschrijven van de werkelijkheid onze toevlucht zoeken tot het filmische. Alsof er een stiekeme omkering in de tijdruimte heeft plaatsgevonden. Alsof het virtuele vanaf dat moment altijd aan het actuele voorafgaat. Het was ook het moment waarop in de filmproductie het gebruik van digitale special effects in de vorm van CGI een enorme vlucht nam. Alsof we in film de virtuele wereld nodig hadden om de echte wereld te kunnen suggereren. Niet voor niets ook het thema van twee sleutelfilms uit die periode: The Matrix-trilogie en Avatar.

Hypnose
Als films de dromen, het collectieve onderbewuste van onze tijd zijn, dan doet wat Zizek zegt denken aan wat de Duitse filmcriticus Siegfried Krakauer schreef in zijn boek Von Caligari zu Hitler (1947), waarin hij de films van de Weimar-periode analyseerde als vooruitschaduwingen van het Derde Rijk. Wie later deze maand de 4K restauratie van Das Cabinet des Dr. Caligari (Robert Wiene, 1920) op het Imagine Film Festival gaat bekijken kan met de ogen van nu herkennen wat Krakauer bedoelde. Het beroemde verhaal over de louche dokter Caligari die met zijn slaapwandelaar Cesare kermissen en jaarmarkten bezoekt en hem ondertussen als willoos moordwapen gebruikt, bevat alle elementen waar Kracauer ons op attent wilde maken: Caligari als een tirannieke figuur die anderen door middel van schijn en hypnose aan zich wil onderwerpen en die de "sociale chaos" van de kermis tot zijn werkterrein heeft gemaakt. In plaats van "de eerste horrorfilm" is Caligari in die optiek een visionaire allegorie die de mechanismen van sociale ontreddering van het Duitsland na de Eerste Wereldoorlog oproept, een samenleving die er onbewust naar verlangt de verantwoordelijkheden voor hun daden in een externe, tirannieke hand te leggen. Deden schrijvers Hans Manovitch en Carl Mayer en regisseur Robert Wiene dat bewust? Doet dat ertoe? Vaak zijn films net kinderen en dronkaards: ze flappen er van alles uit wat hun makers niet zo bedoeld hadden, of waar ze zich niet zo bewust van waren.

Hypnotiseerbaar
Juist bij massavermaak als London Has Fallen is er een aantal traditionele posities die je kunt innemen als het over de link tussen film en de werkelijkheid gaat. Daarbij wordt vooral gekeken naar de invloed die films zouden kunnen hebben. Kort door de bocht: pas op! Films beïnvloeden het gedrag van onschuldigen. Waarmee we er in principe vanuit gaan dat het filmpubliek net zo makkelijk te hypnotiseren is als Cesare en we onze (psychologisch-morele) principes alleen opzij zetten als het om veel geld verdienen met grote blockbusters gaat.
De andere positie stelt dat films een uitstekende speelplaats zijn om onze angsten en verlangens te exploreren en exorciseren. Het blijft een duivels dilemma: kunst en moraal hebben een lastig huwelijk, voor je het weet rent de censor er als echtbreker achteraan. Tege­lijk zijn films — of het filmische in bredere zin — nog steeds het belangrijkste massamedium en referentie­kader van onze tijd. Is er nog ruimte om vanuit de werkelijkheid terug te kijken naar film?