Ervaren filmfreak in spe – 6 januari 2017
Piepschuim en papiermaché
Laura van Zuylen studeert Theater-, film- en televisiewetenschappen in Utrecht. Maandelijks bericht zij in de Filmkrant over het wel en wee van een ‘ervaren filmfreak in spe’. Deze maand was zij in het kader van een uitwisselingsproject op bezoek in Marokko.
Het is algemeen bekend dat film de kunst van de illusie is. Film kan je opzuigen, laten schrikken, laten huilen; maar is in feite slechts een stuk celluloid, bedrukt met beelden. En zelfs die beelden zijn afschilderingen van spelende mensen in zogenaamde ruimtes met onechte gevoelens. Ik persoonlijk heb er geen problemen mee; illusie of werkelijkheid, waarheid of leugen. Maar wanneer ik een rondleiding krijg door ‘het Hollywood van Marokko’, de filmstudio’s van Ouarzazate, word ik wel aan het denken gezet. Ik ben daar in Zuid-Marokko in het kader van een uitwisselingsproject voor culturele betrekkingen onder jongeren.
‘All is fake’, is het eerste wat de gids van de filmstudio’s zegt over het decor uit de films die daar gedraaid zijn. Dat is niet overdreven. Je weet het wel, maar het lijkt alsof je je het pas echt realiseert als je het ziet. Als je naar een film kijkt wil je er liever niet aan denken: marmeren vloeren zijn van zeil, gouden deuren zijn van hout met tin, bakstenen muren zijn niet massief en tegen elke vijand bestand, maar van hangend pleisterwerk. Een ouderwets vliegtuig heeft geen onderkant en alle muren en zuilen zijn hol van binnen. Het dorp uit de tv-serie ‘The ten commandments’ van Robert Dornhelm uit 2006 blijkt evenals de vergaderkamer van ‘Cleopatra’ (tv, Franc Roddam, 1999) vele malen kleiner te zijn dan men je wil doen geloven.
Het toppunt is een ingewikkeld bouwwerk van krakkemikkige houten steigers, die gezamelijk een halfrond bolwerk overeind houden. Bij binnenkomst loop je door een korte gang met zwarte wanden en een rond plafond en kom je uit bij een open ronde plek, die verlicht wordt door een gat in het dak. Op een ondergrond van stro ligt bewerkt hout met bont eraan vast geplakt. De wanden zijn van zulk dun gips, dat je het zonlicht er vanbuiten doorheen kunt zien. Toch vormt dit bouwsel in the mummy (Stephen Sommers, 1999) een geloofwaardige grot.
Tussen neus en lippen door vertelt de gids ons dat de filmstudio’s voor veel inwoners de perfecte werkgelegenheid bieden. Ze kunnen met figureren of decorbouwen prima hun brood verdienen. Eén van de deelnemers aan ons project zegt iets heel anders. Deze mensen worden door een baan binnen de filmstudio’s zonder meer slachtoffer van uitbuiting, omdat een groot deel van hun salaris wordt onderschept door intermediairs. Daarbij komt dat zij hun ‘moment of fame’ niet eens kunnen bekijken. De enige bioscoop in Ouarzazate moest door te weinig inkomsten sluiten. Als dat waar is blijkt de schone schijn van het medium film een scherp randje te hebben. Maar wie moet je geloven? Is de gids verdwaald in een filmische droomwereld, of leeft mijn reisgenoot in een filmische nachtmerrie?
Dat blijft me na de rondleiding dwars zitten. Het verhaal van de gids is mooier, maar ik heb ook de gesloten bioscoop gezien, dus waarom zou al het andere gelogen zijn? Wat is waarheid, wat is leugen? Wat is illusie en wat werkelijkheid? Dan besef ik dat dit dilemma lijkt op de situatie in Tim Burtons big fish (2003). Het gaat niet om wat waar is, maar om wat je wilt geloven. Een grijze, koude waarheid of een spannende, kleurige wereld, ook al is deze gemaakt van piepschuim en papiermaché? De gids heeft voor een droomwereld gekozen. Maar wat kies ik?
Laura van Zuylen