Ervaren filmfreak in spe – 12 december 2016

Bad lieutenants

  • Datum 12-12-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

BAD LIEUTENANT

Laura van Zuylen studeert Theater-, film- en televisiewetenschappen in Utrecht. Maandelijks bericht zij in de Filmkrant over het wel en wee van een ‘ervaren filmfreak in spe’. In deze laatste column onderzoekt zij de betrouwbaarheid van de Hongaarse agent.

Waarom zijn agenten in politiefilms zo vaak corrupte schoften? In Nederland lijken alle agenten Baantjer-figuren, die de regels weliswaar met een korreltje zout nemen, maar zich over het algemeen niet mengen in té zwarte praktijken. Volgens films hebben zij wel iets beters te doen dan letten op het ontbreken van een brandend fietslichtje. Bij police (Maurice Pialat, 1985) sluit Gerard Depardieu deals met criminelen; in the departed (Martin Scorsese, 2006) werkt Matt Damon eigenlijk voor de maffia; in bad lieutenant (Abel Ferrara, 1992) houdt Harvey Keitel zich bezig met snuiven, gokken en zich aftrekken bij de auto van twee jonge meisjes. Hoe is dit idee ontstaan? Is het pure fictie? Angst? Gebaseerd op de werkelijkheid?
In Boedapest zou het me niet verbazen als de imponerende agenten sporadisch of regelmatig vuile handen maken. Op het hoofdkantoor, waar ik aangifte doe van diefstal, treft mij de achteloosheid van de Hongaarse agent. In het gebouw waar ‘niet roken’ duidelijk is aangegeven lopen agenten heen en weer met halfopgebrande sjekkies in hun mond. Ik word verhoord door een vijftigjarige vrouw met een vlinderklipje in haar zwarte pluishaar aan de balie van het politiebureau.
Ik hoop dat ik een misdaadfilm-ervaring zal beleven en stel me goulashmoorden voor. Maar dat valt tegen. Een Nederlandse Zwitser, die al wachtende een gesprek met me aanknoopt, heeft het beter bekeken. Nadat hij in Boedapest zijn gebit heeft laten vernieuwen, dat vernield is door een ijshockeypuck, wordt hij op een ochtend wakker op het metrostation, zonder geld maar met een wond boven zijn oog. Bestolen. Wanneer hij net als ik aangifte doet bij de tolk mag hij langs de gevangenen lopen, die met hun handen aan de spijlen door de kleine raampjes kijken om te zien wie hen mogelijk gezelschap komt houden.
Dat lijkt me wel spannend en misschien is dat de reden dat ik zelf maar een misdaadverhaal creëer op het Hongaarse politiebureau. Mijn fantasie bereikt een kookpunt als een wachtende, gehandboeide man, vol tatoeages, intens kijkt naar een pistool aan de riem van één van de agenten. Deze man staat onoplettend voorovergebogen over de balie te lachen met een collega, maar door mijn hoofd schieten rampscenario’s van een schietende gedetineerde. Zou ik gegijzeld aan mijn einde komen? Een prachtige ontsnappingstruc.
Dat de Zwitser een handvol wiet op de politie-wc vindt, brengt mij al helemaal in hogere sferen: visioenen van ‘bad lieutenants’ schieten door mijn hoofd. Zouden zij weet hebben van de wiet op die wc? Zouden zij dealers oppakken en hen hun wiet in de politie-wc laten verstoppen, zodat een agent dat later weer kan oppikken om een blowtje te roken of het door te verkopen? En de gevangene als dank vrijlaten wegens ‘gebrek aan bewijs’? Zou film een weerspiegeling zijn van een kant die wij niet van onze autoriteiten willen weten? Misschien is de kneuzigheid van de doorsnee Nederlandse agent slechts een afleidingsmanoeuvre. Bye, bye Baantjers; hello, Holleeders.

Laura van Zuylen