Doe-het-zelf-filmers

Invasie van de Gamma-generatie

Collectief 05

Iedereen kan tegenwoordig een film maken. Maar dat wil niet zeggen dat anderen ook blij zijn met het resultaat. Niettemin krijgt de Gamma-generatie dit jaar een stevige voet tussen de deur op het Nederlands filmfestival.

“Wacht, daar ligt nog een kabeltje”, zegt Huub Bervoets (59) vanachter de op een 3.000 euro kostende ‘crane’ gemonteerde camera van 30.000 euro. Jef Caelen (54), die vandaag de opnames leidt, doet een duik naar voren, schuift wat opzij in het kleine, met lampen en een geluidshengel volgepropte kamertje. “Kom op nou jongens, denk aan de tijd”, waarschuwt Urbain Appeltans (60), met zijn vingers aan de geluidsknoppen vanuit de aangrenzende hal. Naast hem houdt Peter Keijsers (56) de monitor in de gaten. De tachtigjarige San schuift nog iets rechterop in haar rieten stoel. “Drie, twee, één, start!”, roept Jef. San draait haar hoofd naar haar tegenspeelster Mechelien, de vrouw van Jef, die de titelrol van angelina vertolkt. Dan begint ze aan haar tekst. “Evert verwachtte al dat je hier kwam, eh, zou komen.” — “Opnieuw!”

De amateurfilmers van Collectief 05 zijn aan het werk in een woning in het Limburgse Spaubeek. Maar de regisseur van angelina kon er vandaag niet bij zijn vanwege werk. De club is aangesloten bij de Nederlandse Organisatie van Audiovisuele Amateurs (NOVA), die dit jaar 75 jaar bestaat. De NOVA is een landelijke federatie met elf regionale afdelingen waarbij zo’n 150 clubs zijn aangesloten, goed voor ongeveer 3000 leden. Een derde daarvan, waaronder Collectief 05, werkt toe naar de jaarlijkse landelijke manifestatie, volgende maand in Cappelle aan de IJssel. Daar worden na een voorselectie de beste films vertoond en de nationale top stoomt vervolgens door naar het internationale podium van de Unica (Union Internationale du Cinéma) die dit jaar in Korea stond. Voorzitter Ruud van der Horst (63) schat de gemiddelde leeftijd van zijn leden op 45plus. De smalfilm van weleer is allang ingeruild voor video en digitale montageprogramma’s. Hoeveel fictiefilmende amateurs er buiten de NOVA nog in Nederland rondlopen; Van der Horst heeft geen idee. “Ik heb wel eens ergens gelezen dat er in Nederland drie miljoen camera’s zijn verkocht.”

“Die telefoon, glinstert die niet teveel?”, vraagt een stem vanuit het zijkamertje. In de hal werpt Peter een blik op de monitor. Die laat zien hoe er binnen een hand morrelt aan de telefoon. “Nu blinkt-ie”, zegt Peter. “Nu niet.” — “Kan-ie niet helemaal weg?” vraagt de stem vanuit de kamer. “Nee”, zegt Urbain beslist, “hij stond ook in het longshot, dus daar kunnen we niet meer vanaf.” Jef houdt de vaart erin: “Okay, draaien jongens, come on!” — “Wacht”, roept Urbain, “de klank is weggevallen. Batterijtjes!”

Emiel Labree, organisator van het filmfestival Duistere Openbaringen dat begin september voor de tweede keer in Helmond plaatsvond, selecteert voor de competitie van zijn festival korte films tot 45 minuten in de categorieën professioneel, semi-professioneel en amateur. De NOVA kent hij wel: “Ik heb zelf ook bij zo’n club gezeten, maar dat waren vooral gepensioneerden en VUTters die vakantiefilms monteerden en soms een enkel GTST-achtig drama maakten.” Hij kent tussen de vijf en tien groepjes jongere doe-het-zelf-filmers, in leeftijd variërend van 18 tot 40 jaar, die actief zijn op horrorgebied. “Ze komen vooral uit de Randstad en Brabant, maar er was ook een groep uit het Noorden die vreselijke films heeft gemaakt.” Hij laat de makers doorgaans zelf bepalen in welke categorie zij thuishoren. “Amateurs mogen wel geholpen worden door (semi-)professionele mensen, als die in de minderheid zijn. Semi-professioneel zijn filmmakers die een audiovisuele opleiding volgen of ervaren amateurs die al een goed in elkaar zittende film hebben gemaakt. Professioneel zijn de makers met een opleiding en producties die doorgaans via een fonds zijn gefinancierd. Meestal zijn ze erg op special effects gericht, daar willen ze meteen alles van weten. Ik zeg altijd: heb je wel een scenario? Niet dat iemand daar naar luistert. Vaak willen ze helemaal uit het niets meteen een speelfilm maken van epische omvang. Dan denk ik: die hebben zeker net lord of the rings gezien.”

“Opnieuw!”, roept Jef. “Evert verwachtte al dat je zou komen”, zegt San, die in haar rol begint te groeien, tegen Mechelien, die oplettend naar haar luistert. “Ik neem aan dat hij je wel eens heeft verteld van zijn ideeën over de Intellianen?” — “Indianen!” roept Urbain, “niet Italianen!” Jef beslist: “We pakken de zin terug bij ‘het is een aparte jongen, altijd al geweest.”‘ “Wacht!”, roept Urbain, met een blik op de monitor: “Ietekes meer kijkrichting geven, Huub.”

Eén van de serieuzere doe-het-zelvers die Labree noemt, is Ramon Etman (28) uit Geldrop. In zijn eentje bracht hij 1236 vrijwilligers op de been voor het realiseren van zijn droomfilm horizonica. De plot, die rond de besmetting van het Eindhovense leidingwater met een mysterieus virus is gebouwd, stond garant voor massascènes met 600 zombies die zó uit George A. Romero’s dawn of the dead lijken weggelopen. Op het Nederlands Film Festival mag de film in het horrorprogramma in premiere als ‘het grootste volledig door vrijwilligers gedragen filmproject in de Nederlandse geschiedenis.’ Maar maakt dat het resultaat ook het aanzien waard? Etman: “Het is geen standaard Hollywood of Hilversum, maar New Line Cinema heeft al interesse getoond.”
Etman: “Toen ik hier aan begon wist ik niet eens wat een dolly (een verrijdbaar camera-onderstel, KW) was.” Als jongetje wilde hij al Spielberg zijn. “Het frustreerde me enorm dat ik pas acht was.” Rond zijn 22e had-ie een horizonica-poster gemaakt, die hij ophing in de kroeg. “In twee maanden tijd leverde me dat twee figuranten op: daar was ik toen nog heel trots op.” Toen zijn studie in het slop raakte, was het tijd om fulltime met zijn droom aan de slag te gaan. “Er moesten mensen komen die er voor wilden gaan.” Maar met een semi-professionele crew aan boord kreeg Etman ook kritiek op zijn scenario. Dat was wel even slikken. “Mensen zeiden al snel dat ik mijn script moest afmaken, terwijl ik dacht dat ik er al lang was. Maar er moesten bijvoorbeeld nog dialogen in.” Van 100 uur ruw materiaal werd een film van 2 uur en 11 minuten gemonteerd, inclusief 10 minuten aftiteling. Rails, lampen, aggregaten, lokaties, de geluidsmix, kleurcorrectie, het werd allemaal via via geregeld, en voor niks. Etman: “Door schade en schande word je wijs. Het eerste special effects-team liep voor geen meter. Ze kwamen met echte levers en darmen uit het abattoir; die stonden wéken weg te rotten. We kregen frambozenvla in plaats van goed uitziend bloed.” Maar met de komst van ‘Suzy Terror’ uit Amsterdam, die op een auditie verscheen met een overtuigend bebloed hondje, kwam het toch nog goed. Met zijn enthousiasme verleidde Etman bovendien een hele reeks bekende namen tot cameo-rolletjes, waaronder Henk Westbroek, Anthonie Kamerling, Rob Stenders en de als zombie-expert optredende Amerikaanse B-filmproducent Lloyd Kaufman, die werd gestrikt toen hij in 2003 te gast was op het Amsterdam Fantastic Filmfestival. “horizonica? Great title!”, reageerde hij. Eenmaal op de set kwam Kaufman ook nog met bruikbare adviezen. Etman: “Piepen de wieltjes van de dolly? Gebruik babypoeder. Een dagscène draaien bij nacht? Zet buiten een lamp tegen het raam. Dat was Lloyd.”

“Cut!” roept Jef, “door naar het tegenshot!” Mechelien zit stil op haar stoel voor een klassiek ogende kast met panelen. “Welke lamp doet dat?”, denkt Urbain hardop als hij op de monitor de reflectie in de lak signaleert. Peter sjort de lamp met het oranje filter een beetje naar links. “Oppassen met de kwaliteit van licht en geluid hè jongens”, waarschuwt Urbain. “Als je iets verzet is het gelijk…” Peter kijkt richting Urbain, Urbain kijkt weer richting monitor. “Nu is de warmte weg uit het beeld hè”, concludeert Urbain. Peter draait de lamp weer iets naar rechts en stapt terug naar de monitor. “Zo met die randjes, dat mag he?” vraagt hij Urbain. Urbain fronst. “Maar daarboven moet het beter. Ze moet loskomen van de achtergrond. Wacht, we gaan er nog een filter bij opmaken.”

De kloof tussen de amateurwereld en het professionele circuit wordt dit jaar op het Nederlands Film Festival geslecht met een aantal amateurfilms in het programma ‘Nederhorror en andere vreemde verschijnselen.’ In het hoofdprogramma duikt het romantische nu. op van ‘vliegtuigontwerper en investment banker’ Jan-Willem van Ewijk (1970) die zijn regiedebuut in zijn vrije tijd schreef en produceerde. Festivaldirecteur Doreen Boonekamp: “Hij had die film eerder ingezonden, maar heeft er aan doorgewerkt met onze opmerkingen.” Maar er is meer aan de hand in een schemergebied op het Filmfestival dit jaar. Boonekamp: “Wij krijgen eigenlijk al een jaar of drie speelfilms ingezonden van mensen die uit het niets komen en hun films maken buiten het gevestigde circuit om. Het lijkt erop dat film door de goedkopere technieken open staat voor meer mensen. Je ziet dat mensen op zoek zijn naar nieuwe vormen om hun dromen te verwezenlijken.”
Het zijn makers die in navolging van Robert Jan Westdijk, Eddy Terstall en Theo van Gogh de goedkeuring van de gevestigde orde niet langer afwachten, maar naar alternatieve wegen zoeken om hun films tot stand te brengen. Geen subsidie? Do it yourself! Grofweg zijn de bindende factoren van de Gamma-generatie een aan film gerelateerde opleiding, speelfilmlange ambities, gebrek aan Filmfondssteun, (digitale) video of HD als beelddrager, vaak in combinatie met een alternatieve (bioscoop)uitbreng: in eigen beheer of via het digitale netwerk van filmtheaters. Al met al blijkt de Gamma-generatie op het Nederlands filmfestival goed voor bijna een kwart van de jaaroogst aan lange speelfilms.
Het gaat om blackwater fever van Cyrus Frisch (Filmacademie lichting 1992), die een surrealistische speelfilm monteerde uit het ruwe materiaal dat hij vijf jaar eerder schoot voor een korte film in opdracht van Toneelgroep Amsterdam. maybe sweden, de eerste speelfilm van producent Ruud van der Heyde en regisseur Margien Rogaar (Filmacademie lichting 2002) kwam tot stand in samenwerking met theatergroep Wunderbaum. Sander Burger (Filmacademie lichting 2001) schreef samen met onder andere acteur Dragan Bakema olivier etc., over een ten dode opgeschreven jongeman die plotseling toch een toekomst heeft. Laurens Lamers, die film- en televisiewetenschap studeerde en ervaring opdeed met opdrachtfilms en commercials, realiseerde zijn privaatgefinancierde direct-to-dvd debuut paid, een Engelstalige gangsterfilm. Robert Jansen maakte na de school voor de journalistiek gedramatiseerde reconstructies van misdrijven voor de televisieprogramma’s van Peter R. de Vries. Zijn debuut complexx, over gamers die in een levensgevaarlijk spel belanden, financierde hij deels zelf, deels met hulp van sponsors. Doesjka van Hoogdalem, voorheen de regieassistente van Theo van Gogh, tekende voor de regie van de tragikomische opdrachtfilm oorlogsrust. Victor Nieuwenhuijs en Maartje Seyferth brachten hun filmische visie op Frank Wedekinds toneelstuk lulu voor een habbekrats tot wasdom nadat het Filmfonds “er geen bal aan vond.” Erwin van den Eshof en Nick Jongerius (Filmacademie lichting 2003) overwógen niet eens om subsidie aan te vragen voor hun horrordebuut doodeind. Wat zegt dat over de bestaande subsidiestructuur? En wat belooft dat voor de toekomst?

“Dit vond ik helemaal niet goed”, zegt Jef streng tegen zijn vrouw. “Mechelien, meer inleggen. Je zegt: ‘het spijt me,’ en in het opstaan ‘het spijt me zo.” Nog één keer zeggen beide ‘actrices’ hun tekst. Dan staat het erop. En terwijl San halsoverkop naar haar afspraak bij de oogarts vertrekt, start de crew in de woonkamer de rest van hun al gemonteerde materiaal. angelina blijkt een romantisch drama over een vrouw die, bedrogen door haar man, een lesbische relatie aangaat om vervolgens zelf weer een andere man te bedriegen. “We zitten nu op een niveau dat als je nog meer wilt, je aan een boekbewerking moet denken en professionele acteurs”, zegt Jef. “Maar dan komen ook de kosten. En het moet wel leuk blijven.”

Karin Wolfs