Disney op Cinekid

Walt is de jager, wij zijn de prooi

  • Datum 12-02-2017
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Bambi

Onder Walt Disney’s vrolijke bosjes met z’n dartelende hertjes en leeuwenwelpjes zit een onvermoede, manipulatieve en intrigerende kant.
Een retro op Cinekid.

Iedereen houdt van Disney. Iedereen, behalve u, beste beteropgeleide. U wantrouwt Oom Walt. Sinds uw puberteit is het tussen u en de The Mouse House nooit meer helemaal goed gekomen. Kitsch en slechte smaak, weet u. Teveel suiker, als een supersized beker cola. Neem dat nare leeuwenwelpje Simba uit the lion king, met die kokette verbaasde kinderlijkheid en quasi-toffe stopwoordjes (‘So I guess even kings are afraid, huh?’). En dan die afgrijselijk rechtschapen vader, net als het vaderhert in bambi een barse koning met brede borstkas die te pas en te onpas wijze opvoedtips orakelt. Wat is toch die schijnbare obsessie van Oom Walt met sterke leiders?
Disney’s universum lijkt iets ongezonds te hebben, iets wat je je eigen kinderen niet van harte voor zet. Wat u er overigens niet van heeft weerhouden het laatste cars-opwindautootje alweer een zomer lang in huis te hebben.

Pin-up
Disney’s keizerrijk van sprookjes roept dan ook hevige agressie op bij wie er buiten staat. Tex Avery, een van Disneys dwergconcurrenten bij de MGM-animatieafdeling, maakte in 1943 een hilarische, spottende cartoon die begint in Disneystijl: een feëriek bos waar Roodkapje blij doorheen huppelt, een lief wuivende grootmoeder, en een overacterende boze wolf — die al na een minuut gedrieën in staking gaan, inclusief de ineens van een New Yorks accent voorzien blijkende Roodkapje die helemaal genoeg heeft van deze ‘sissy stuff’. Ze willen het anders, en krijgen het anders: red hot riding hood, met oma als hitsige oude vrijster in een penthouse, de wolf als een geile playboy en roodkapje als een wulpse nachtclub-pin-up. Het heeft nu eenmaal iets aantrekkelijks om onder die lief tsjilpende wereld een poel van seks en geweld te vermoeden.
Ook naar de duisterder kanten van Walt zelf is naarstig gezocht, met als beroemdste voorbeeld Marc Eliots boek Hollywood’s dark prince (1994), waarin van verschillende kanten werd beweerd dat Disney antisemiet was, en uitgebreid uit de doeken werd gedaan hoe hij collega’s als communist aangaf voor McCarthy’s beruchte House Committee on Un-American Activities.
Met dat laatste staat de kindervriend er uiteraard enigszins gekleurd op, al bevindt hij zich in gerespecteerd gezelschap met de eerbiedwaardige Elia Kazan in z’n midden. En dat eerste bleek erg moeilijk hard te maken, zeker met de hoeveelheid Joodse medewerkers in de Disneystudio’s en Disney’s innige vriendschap met animatiecollega Max ‘Popeye’ Fleischer.
En nog belangrijker: in zijn films wordt juist consequent een zeer humane, vriendelijke wereldvisie uitgedragen: interculturele verdraagzaamheid (the fox and the hound), klasse-overschrijdende (the aristocats, cinderella) en misschien zelfs interraciale liefde (lady and the tramp), of dan in elk geval vriendschap (jungle book) en respect voor de natuur en al dat leeft (bambi, the lion king en, eigenlijk, al die andere ook). Walts overmatige belangstelling voor autoriteiten moet dan ook in het licht van die morele vertellingen gezien worden: net als in sprookjes fungeren de koningshuizen als een soort verhevigde mensen die het vertelde een algemene waarheid verschaffen. En die door hun positie nu eenmaal meer te verliezen hebben, dus dramatisch interessanter zijn, vraag het Shakespeare.
Het ongemak dat je voelt opborrelen, komt dus niet voort uit wát er wordt verteld. Het gaat er om hóe het wordt verteld.

Frankenstein
Het is de directe relatie die de films met je aangaan die zenuwachtig maakt. Buiten elk intellectueel bewustzijn om gaat Disney met je gevoel aan de haal. En vooral met dat van je kinderen.
In de eerste plaats omdat Disney de verblufkunst wist te perfectioneren. In de avondvullende animatiefilms raakte alles erop gericht om zo spectaculair mogelijk uit te pakken. Disney investeerde ongehoord veel tijd in zijn animatoren, opdat die hun werk zo volmaakt, vloeiend en anatomisch realistisch mogelijk konden volbrengen. Dat resulteerde in lyrische staaltjes spierballenrollen: duizenden geanimeerde sneeuwvlokjes, herfstblaadjes, schaatsende elfjes, en meerdere regenbuien — als je in een animatiefilm iets met water ziet, dan weet je dat het de animatoren geheid om het vertoon van techniek gaat.
Verder werden alle technische middelen ingezet die voorhanden waren om de illusie in stand te houden dat het hier níet om afzonderlijke tekeningen ging. Je kan gerust zeggen dat Walt daar in eigen persoon geobsedeerd door was — zo móest er altijd veel muziek in, omdat muziek continu is, en als je dat laat samenvloeien met de geanimeerde beestjes wek je nog meer de indruk dat ook dat continue wezens zijn. Fijn, daar hebben we dus die stomvervelende liedjes aan te danken.
En Walts Dr. Frankenstein-obsessie ging nog veel verder. Ook de eigenschappen van de ‘normale’ film moesten in detail worden nagebootst. Van nature is de techniek van de cel-animatie die hij hanteerde (een achtergrond met een doorzichtig vel erop waarop de bewegende figuren werden getekend) nogal plat. Om dat te ondervangen, ontwikkelde hij een peperdure, gecompliceerde, meerlagige cameraopstelling, waarop, als ware het een kijkdoos, meerdere voor- en achtergronden met ruimtes ertussen, boven elkaar konden worden gefilmd. Zo kon hij prachtig spelen met scherpte-diepte, én met schijnbare tracking-shots, waarbij de voorgrond sneller wijkt dan de achtergrond.
Dat heeft iets onnoemelijk romantisch, dat streven naar hyperrealisme, omdat je weet dat het denkbeeldige eindpunt van dat streven oplost in het niets — zou je uiteindelijk slagen in je realisme, dan is immers je animatie live-action geworden en daarmee zinloos. Maar de doelbewuste bijwerking van dat streven is er een van ohhh en ahhh — je kan niet anders dan overweldigd raken door het technisch effectbejag. Kijk tijdens het Disney-gapen maar naast u in de opengesperde kinderoogjes. En dat is de essentie van Disney: niet voor niets kwam er pas weer nieuw elan in de animatieproducties toen de computertechnologie hun intrede deed en uiteindelijk Pixar werd ingelijfd.

Stinkdier
Met al dat technisch geweld tot zijn beschikking wil Disney dan ook nog hard op de ontroering spelen, uitnodigen tot aaien, knuffelen en bezitten. Daar gaat hij heel ver in, en nog wel het verst in zijn meesterwerk, bambi. Kijk naar de scène waarin het jonge hertje "bloem" zegt tegen een stinkdier, en het stinkdiertje daar verschrikkelijk verlegen van wordt. Het is bijna wellustig hoe het beestje draait met zijn ogen en kronkelt van verlegenheid. Inderdaad: het heeft iets pornografisch. Aai-porno. En dat voor uw kinderen.
Voeg dat bij een dodelijk precies gevoel voor het opbouwen van een scène en niemand houdt het meer droog. Neem die waarin Bambi en zijn moeder worden achtervolgd door een jager. De jager wordt buiten beeld gehouden. En Bambi’s moeder ook, op een gegeven moment. Dan weet je dat het mis is. Een schot. "We hebben het gered mam!", roept Bambi nog opgetogen. "Mam?", roept hij. "Mama? Mam?", loopt hij eenzaam door het bos. De kijker wordt gedwongen zich geheel te concentreren op de wanhoop van het kleine hertje — het is bijna wreed.
Gelukkig hebben uw kinderen het vermogen al bij de volgende scène over te gaan tot de orde van de dag, maar intussen zit u met de gebakken peren. Dat arme hertje. Denkt u ondanks uzelf. En het is precies dat gevoel dat Disney u zo direct weet te sturen dat u zo’n onaangenaam gevoel bezorgt. Schaamte is het misschien wel, dat u zo manipuleerbaar bent. Vergeet uw kinderen: het zijn de volwassenen voor wie Disney schadelijk is.

Chris Buur