De films van Powell & Pressburger
Overrompelende expressie
Het oeuvre van het befaamde duo Michael Powell en Emeric Pressburger, aan wie Eye Filmmuseum een retrospectief wijdt, zit vol meesterwerken. Filmkrant breekt een lans voor hun onbekendere films, zoals het schitterende A Canterbury Tale.
Het logo van hun productiemaatschappij The Archers laat een schot in de roos zien, achteraf gezien een mooie metafoor voor de vele meesterwerken die het duo Michael Powell (regisseur) en Emeric Pressburger (scenarist) samen maakte. Hun samenwerking duurde bijna twintig jaar, tussen 1939 en 1957, en leverde legendarische films op als A Matter of Life and Death (1946), Black Narcissus (1947) en The Red Shoes (1948). Deze alle drie in betoverend Technicolor gemaakte films zijn onderdeel van het programma dat Eye Filmmuseum aan het duo wijdt: ‘The Creative Worlds of Powell & Pressburger’. Daarnaast is de documentaire Made in England te zien en wordt Powells schandaalfilm Peeping Tom (1960) landelijk opnieuw uitgebracht.
Het vijftien films tellende retrospectief bevat naast bovengenoemde films ook (relatief) onbekend werk als Bluebeard’s Castle (1963) en The Edge of the World (1937), beide solofilms van Powell. De fenomenale Technicolor-films van P&P behoeven weinig toelichting, dat zijn allemaal meesterwerken die iedere filmliefhebber in zijn leven minimaal één keer moet zien, om ze vervolgens op gezette tijden terug te kijken. Ze zijn ook allemaal recent gerestaureerd, waardoor hun volle kleurenpracht optimaal van het doek spat.
Hierdoor is het moment waarop zuster Ruth in close-up haar lippen felrood stift in Black Narcissus weer extra schokkend, waarna de film over nonnen in de Himalaya zich ontpopt als een soort erotische horrorfilm. Eenzelfde gebeurtenis zit in het fraaie en fantasievolle A Matter of Life and Death, waarin een in close-up gefilmde roos een traan opvangt. Die film is ook baanbrekend in de wijze waarop kleur wordt ingezet: heel dwars juist niet voor de fantasiesequenties die in de hemel zijn gesitueerd (die zijn zwart-wit en bevatten onder meer de onvergetelijke ‘Stairway to Heaven’), maar voor de scènes die zich in de realiteit afspelen. Naast de beroemde balletfilm The Red Shoes is ook The Life and Death of Colonel Blimp (1943) in kleur. Het was de eerste P&P-kleurenfilm, en de eerste Archers-productie.
Regisseur Michael Powell (1905-1990) werd in 1939 door de van oorsprong Hongaarse filmproducent Alexander Korda gekoppeld aan de in Hongarije geboren scenarist Emeric Pressburger (1902-1988). Pressburger werkte in Duitsland bij de UFA-studio en vluchtte voor de nazi’s naar Engeland. Ze maakten veel films in en over de Tweede Wereldoorlog, en het is opmerkelijk hoe genuanceerd ze daarbij Duitsers portretteren. Ook in hun cast en crew duiken veelvuldig Duitse medewerkers op: Alfred Junge en Hein Heckroth (decors), Erwin Hillier (een in Duitsland geboren cinematograaf) en Anton Walbrook (een van oorsprong Duits acteur). Andere acteurs die veel in P&P-films optreden zijn Roger Livesey, Deborah Kerr en David Farrar – Britser wordt het niet. Ook qua inhoud zijn hun films paradoxaal: enerzijds Britser dan Brits, maar tegelijkertijd heel kosmopolitisch.
Hun oorlogsfilms of in de oorlog gemaakte films zijn in zekere zin propaganda voor de ‘war effort’, bedoeld om de Britse bevolking een hart onder de riem te steken of juist Amerika uit zijn isolationistische positie – aan het begin van WOII – te halen. Hiervan is 49th Parallel (1941) een goed voorbeeld.
A Canterbury Tale (1944), een van hun mooiste films, is qua propagandagehalte subtieler. Het brengt een Amerikaanse soldaat in het Engelse graafschap Kent samen met een Britse sergeant en een zogenaamde ‘landgirl’: omdat mannen in het leger dienden, hielpen vrouwen bij het oogsten. Als moderne pelgrims zijn de drie per trein onderweg naar de kathedraal van Canterbury, eindpunt van de pelgrimage, als ze stranden in een dorpje. De uit Londen afkomstige landgirl Alison krijgt lijm in het haar gegoten, waarna ze op zoek gaan naar de dader.
Havik
De openingsscène is schitterend. Hierin zien we middeleeuwse pelgrims onderweg naar Canterbury. Een van hen laat een havik los die omhoogvliegt. In het volgende shot is de havik een vliegtuig geworden en zijn we in het heden van de film, 1943. Powell & Pressburger-films zitten vol met dit soort creatieve invallen.
En aan alles voel je de affiniteit van Michael Powell met de rijkdom van de Engelse geschiedenis en de pracht van het Britse landschap – hij werd geboren in Kent. Hij besteedt uitgebreid aandacht aan wat we nu oude ambachten noemen, van het werk van de smid en mijmeringen van de GI over houtbewerking tot het tonen van de hopoogst. Daarnaast bevat de film mystieke momenten, die niet alleen poëtisch zijn en nog steeds onze ziel beroeren, maar ook demonstreren waarom het oeuvre van het duo nauwelijks past in wat er indertijd in Engeland aan films geproduceerd werd.
Het werk van P&P staat bijvoorbeeld ver af van het Britse realisme dat nog steeds een van de grondtonen vormt van de Engelse filmindustrie. Zeker in hun nadagen omarmden P&P volledig het kunstmatige. Zo is het in de Himalaya gesitueerde Black Narcissus vrijwel volledig in de studio opgenomen en is een Technicolor-film als The Tales of Hoffmann (1951) in alle facetten ‘gecomponeerd’. De ‘gecomponeerde film’ was een van Powells stokpaardjes, eentje waarbij alles vooraf al uitgedacht was, van decor tot muziek, en waarin alles samenkomt om tot een expressie te komen die de toeschouwer volledig overrompelt. De finale van Black Narcissus is hiervan een uitmuntend voorbeeld, evenals het expressionistische ballet uit The Red Shoes.
Het verwarrende aan de P&P-films is dat deze kunstmatigheid gekoppeld wordt aan verregaand realisme, een vreemde combinatie waarmee contemporaine critici geen raad wisten. Zo vertelt The Edge of the World (Michael Powell, 1937) een tijdloos, mythisch verhaal dat door Powell op een van de geïsoleerd gelegen eilanden van de Hebriden-archipel op locatie werd opgenomen – indertijd een noviteit. Het ruige decor is dan ook magnifiek en versterkt het drama.
Zenuwslopend
Iets soortgelijks gebeurt ook in een ander hoogtepunt uit hun oeuvre, I Know Where I’m Going! (1945). Hierin reist aanstaande bruid Joan (Wendy Hiller) naar een afgelegen Schots eiland om er te trouwen met haar rijke verloofde. Door een storm strandt ze op een nabijgelegen eilandje (voor de liefhebber: Mull), waar de elementen vrij spel hebben en samenspannen om te voorkomen dat ze met deze blaaskaak trouwt. Want is de marineofficier (Roger Livesey) die ze ontmoet niet veel leuker?
Deze plotsamenvatting is slechts tien procent van wat er in de film gebeurt. Het gaat bovendien om de ruigheid van de natuur, om oude mythen die net als in A Canterbury Tale een blijvende rol spelen in het heden, om een complexe karakterstudie van een vrouw die goed lijkt te weten wat ze wil – getuige ook het uitroepteken achter de filmtitel – om vervolgens die zekerheid af te pellen. Waarbij de film kritiek geeft op onze obsessie met materialisme en rijkdom die bijna tachtig jaar later nog steeds een gevoelige snaar raakt. Bovendien bevat I Know Where I’m Going! een ongemeen spannende sequentie, waarin een draaikolk een grote rol speelt.
Nog zo’n nagelbijtende scène zit in het onderschatte The Small Back Room (1949). Hierin moet de alcoholistische bomexpert Sammy (David Farrar, de man met korte broek uit Black Narcissus) een bom ontmantelen, wat een zenuwslopende scène oplevert die ongetwijfeld een lichtend voorbeeld was voor soortgelijke sequenties uit The Hurt Locker (2008) van Kathryn Bigelow. Camera, montage, acteren en muziek worden hier subliem ingezet om wederom een sterk staaltje ‘gecomponeerde film’ te laten zien. Het levert onvergetelijke cinema op, zoals vrijwel alle films van het fameuze duo onvergetelijke momenten opleveren die het waard zijn om te koesteren en weer eens, of voor het eerst, op groot doek te zien.
The Creative Worlds of Powell & Pressburger is van 12 september t/m 9 oktober 2024 te zien in Eye Filmmuseum, Amsterdam.