De Filmbank Tour – 2 februari 2017
Naar het scherm willen schreeuwen

MOST THINGS NEVER HAPPEN
Suspense is een van de natuurkrachten van film. Maar wat heb je daarvoor nodig? Wat is nog spannend? De veertiende Filmbank Tour Disappearing Elephant op de snijtafel.
De Meester vertelde het vroeger al: "Laten we even aannemen dat er onder de tafel die tussen ons in staat een bom verborgen zit. Eerst gebeurt niets, en dan ineens ‘boem!’. Een explosie. Het publiek is verrast, maar aan deze verrassing is een volkomen normale scène voorafgegaan, zonder enige betekenis. Laten we nu een suspense-situatie nemen. De bom ligt onder tafel en het publiek weet dat. Het publiek is er zich van bewust dat de bom om één uur ontploft, en er staat een klok in het decor. Ze kunnen nu zien dat het kwart voor een is. In die omstandigheden wordt dezelfde onschuldige conversatie fascinerend omdat de toeschouwer deel heeft aan de scène. Het publiek brandt van verlangen om de mensen op het doek te waarschuwen. In het eerste geval hebben we de toeschouwer vijftien seconden verrassing gegeven, op het moment van de explosie. In het tweede geval hebben we ze vijftien minuten suspense geboden."
Dat was toen zo en dat geldt nu nog steeds, zoals het meeste wat Hitchcock heeft gezegd in dat boek van Truffaut. Tenminste: als u niet steenkoud blijft bij het kijken naar een film als rope, waarin de suspense de lengte heeft van de hele film: de moordenaars verstoppen een lijk in een kist en nodigen vervolgens doodleuk alle vrienden en bekenden uit voor een feestje rondom de kist, zonder dat ze weten dat het lijk erin zit. Totdat, boem, het lijk uit de kist valt.
Maar kan suspense ook anders? Moet die bom altijd zichtbaar zijn? Moet er überhaupt een bom zijn? Of een explosie? Of kunnen beeld en geluid ook van zichzelf suspense oproepen? Zonder visuele aanwijzingen, zonder bom of klok. Alleen een minimale combinatie, alleen twee mensen aan een tafel.
Postpubers
De vraag die de Filmbank tijdens deze tour oproept is: wat is (nog) spannend? Een nachtelijke, eenzame rit door Tokio bijvoorbeeld, zoals in tokyo driver caress, een rit die negen minuten duurt en hoofdzakelijk zwart asfalt en heel veel neon toont, met een bestuurder die af en toe in de zwarte nacht tuurt, of even aan de kant van de weg stopt. Meerijden zonder gevolg, is dat fascinerend, zozeer dat je ‘deel wordt van de scène’?
Nee.
In het Tokio van Stijn van Santen staat de radio op minimale techno, knisperend als een ochtendzonnetje in de dreigende nacht, onheilspellend en kabbelend tegelijkertijd, als een onzichtbare bom. Suspense zeker, alleen al dat angstaanjagende reuzenrad, maar suspense voor wat? Geen explosie, een daad van het kwaad, of wat dan ook om de nachtrit in perspectief te zetten.
Maar wel instrumentaal, zoals de meeste bijdragen in deze tour. Barbara Meter draait een versie van Chopin bij haar draad van ariadne; in preface van Gerard Holthuis, een studie van gezichten in het licht van oorlog, wordt het achtergrondgeluid steeds verder opgevoerd. En Tijmen Hauer vergast ons in zijn daddy i’m scared op dertien op hetzelfde moment afgespeelde kinderfilms, drie minuten lang geprojecteerd op het hoofd van een peuter, een kakofonie van beeld en geluid.
En een instrumentale geluidsband scheelt dan een hoop. Want ook naar het platteland afreizen zoals Dan Geesin doet, is in beginsel suspensevol — Toch? Vaker gezien? Kan een bom worden — en ook al geeft de titel flood al aan wat de rampspoed van de twee postpubers gaat worden, in dat vlakke landschap met dat plastic tentje en die rode tekkel kan het flink spoken, zeker met een stropop in de buurt. Maar moet je er ook nadrukkelijk bij zingen? Mompelen? Oké. Cryptisch inpakken? Graag. Maar OVERDUIDELIJK INZINGEN ZODAT ELK WOORD TE VOLGEN IS? Dan doodt je de suspense. En die explosie kan het dan ook niet meer goed maken. Dick Tuinder heeft niet eens een explosie in zijn neuzelende Sarah de Winter aflevering most things never happen, of ik moet hem gemist hebben door al dat gebabbel. Alwetende reflectie bij monde van de regisseur dient verboden te worden! Uit naam van de suspense. ‘We enter a white room…’, nee bedankt, dat is niet spannend.
Geef mij maar die blauwe uit als we groot zijn van Evelien Ketterings. Een zwembad, dat is nog eens een bom. Onder water in de huiskamer. Vader en dochter, lekker zwemmen met brilletjes en waterschoenen. Papa gaat op de bodem zitten, dochter dolt om hem heen, papa pakt armpje, en verliest zichzelf. Twee minuten later schrikt hij wakker.
Als we groot zijn. Nee, niet ‘we’. Ik.
Een film die explodeert in je gezicht en waarbij je net zoals bij Hitchcock, naar het scherm wilt schreeuwen: Laat die arm los, man, laat nu die arm los! Lul! Maar dat gebeurt niet, dat is de consequentie van de sequenties: Die knal moet plaatsvinden, die zet al het voorgaande in het perspectief. De bom mag onzichtbaar zijn maar de explosie moet blijven.
Mike Naafs