De evolutie van het neorealisme

Ladri di biciclette

In een Italië dat net radicaal gebroken had met Mussolini’s fascisme, ontstond na de Tweede Wereldoorlog een van de meest invloedrijke bewegingen in de geschiedenis van de film: het neorealisme.

Roberto Rossellini’s Roma, città aperta (1945) wordt gezien als de eerste neorealistische film, maar Vittorio de Sica’s Ladri di biciclette (1948) is ongetwijfeld de bekendste. De films moesten metaforisch het ‘langzame en vermoeide lopen’ van de Italiaanse arbeider laten zien. Ze richtten zich dan ook vooral op de moeilijke omstandigheden waarin de arbeidersklasse van dag tot dag leefde. De verhalen bestonden uit een opeenvolging van schijnbaar willekeurige gebeurtenissen, met open eindes, in direct contrast met de gestroomlijnde oorzaak-gevolgrelaties zoals we ze van Hollywoofilms kennen. Ook werden er veelal amateurspelers gebruikt en de opnames vonden op locatie plaats. Dit allemaal om een verhoogd gevoel van realisme te bereiken.

Even snel als de beweging opkwam, was ze echter ook weer afgelopen. De films waren nooit echt populair onder het Italiaanse publiek en tegen 1950 verloren ook regisseurs hun interesse. Pas ruim tien jaar na de ondergang van het neorealisme verwierf Michelangelo Antonioni grote faam met L’avventura (1960). Maar met Rossellini als leermeester is het niet verbazingwekkend dat Antonioni stevig in het neorealisme geworteld is. Zijn meanderende verhaallijnen en karakteristieke ’temps mort’ zijn er duidelijk getuige van.

Zelf vond hij dat de beweging slechts was geëvolueerd en beschouwde hij zich als een neorealist. Die evolutie is te zien in zijn verschoven focus op de midden- en de bovenklasse van de maatschappij. Vandaag de dag is het Neorealisme nog steeds een van de leidende stromingen en stijlen bij hedendaagse artfilmmakers. Met hun semidocumentaire stijl, amateuracteurs, lange shots en scènes zijn zowel de Iraanse meesters, als Roemeense Noul Val en Amerikaanse onafhankelijke mumblecore-filmers schatplichtig aan de Italiaanse erfenis.