Cinema onder vuur: Belarus
Over de staat van de Belarussische cinema
Illustratie (uitsnede): Luise Schaller
Welke krachten bedreigen de vrijheid van filmmakers? Filmkrant verzamelt in een serie internationale bijdragen hoe politieke en economische krachten inwerken op de nationale filmwereld. Deze maand: Belarus, waar filmmakers die internationaal succes hebben uit de autocratie vertrekken en een 24-jarige ‘golden boy’ door de autocratie op het schild wordt gehesen.
De grootsheid van films is sterk afhankelijk van de grootte van een lokale economie. Zie alleen al waar de makers van de meest gevierde films op aarde vandaan komen. Frank Darabont en Quentin Tarantino groeiden beiden op in Los Angeles; Francis Ford Coppola en Martin Scorsese in New York; Christopher Nolan in Londen; Andrej Tarkovski in Moskou; Hayao Miyazaki in Tokio.
Het is geen toeval dat zo veel van de grootmeesters uit een select aantal grote wereldsteden komen. Dat is niet omdat er in die steden iets in het water zit; het zijn de economische structuren die hen vooruithielpen.
Zo bezien is Belarus een worst case scenario. Het is een van de armste landen van Europa en bovendien een autocratie waar al sinds 1994 (toevallig ook mijn geboortejaar) dezelfde president aan de macht is. Een president die weliswaar recent stelde dat hij “zich meer dan wie ook in het land in cinema heeft verdiept”, maar zich verder op zijn best onverschillig en vaker laatdunkend heeft uitgelaten over de zevende kunst. Cinefielen die het terra incognita van de Belarussische cinema betreden, moeten niet hopen op al te veel verborgen schatten.
Die situatie maakt het moeilijk om met sommige eerdere artikelen in deze reeks mee te leven. Natuurlijk, het probleem is altijd hetzelfde: er is te weinig geld. Maar om een oude Sovjet-anekdote aan te halen: de een heeft te weinig geld voor een jacht, de ander te weinig voor een fles wodka.
Verdedigers van het vaderland
Een nationaal filmfonds, zoals dat in vrijwel elk ander Europees land bestaat, heeft Belarus nooit gehad. Tijdens een kleine dooiperiode van het regime halverwege de jaren 2010 initieerde het ministerie van Cultuur wel een open inschrijving voor filmprojecten, waarbij bedragen in de miljarden roebels (wat toen gelijkstond aan enkele honderdduizenden euro’s) beschikbaar waren in categorieën met titels als ‘De activiteiten van hedendaagse verdedigers van het vaderland voor de nationale veiligheid van de republiek Belarus’ en ‘Geschiedenis van de Belarussische uitgeverij’. Aangezien de geselecteerde filmteams alsnog dertig procent van het budget zelf op moesten kunnen hoesten, en er voor de aanvraag slechts enkele weken tijd was, verraste het niemand dat staatsstudio Belarusfilm alle opdrachten binnensleepte – de categorieën waren overduidelijk op maat gemaakt voor hun projecten.
In de daaropvolgende jaren kwam zowaar een aantal pitches van private producenten door de selectie, maar vrijwel geen ervan werd ook echt uitgebracht. Sommige films, zoals sportbiopic Ten Lives of Medved van Andrej Koedinenko en dramaserie Half an Hour Before Spring over folkband Pesniary, werden het slachtoffer van het veranderlijke beleid rond ‘staatsvijandige creatieven’ (een gecensureerde versie van laatstgenoemde serie, waarin het gezicht van acteur Dmitri Jesenjevitsj onherkenbaar was gemaakt, verscheen uiteindelijk op Russische streamingdiensten). Andere projecten, zoals verfilmingen van de bestsellers Radiva proedok en Spagchnoem, werden niet eens gedraaid.
Inmiddels is het ministerie van Cultuur overgestapt op een simpeler systeem: elk scenario kan worden ingediend voor steun, met de impliciete aanname dat alle projecten worden geproduceerd door Belarusfilm. De meeste van de projecten die bij de meest recente ronde in 2021 geselecteerd werden, zijn nog altijd niet gemaakt.
Ik kan me er al met al niet toe brengen om te klagen over corruptie of wanbeleid binnen dit systeem, zoals veel van mijn internationale collega’s hebben gedaan, aangezien het expliciet is ingericht voor de ijdeltuiterige propaganda van de staat (“Er is geen ideologie zonder cinema”, zei Loekasjenko niet voor niets).
Het goede nieuws is dat Belarusfilm weinig geld krijgt en amper films maakt – in de afgelopen tien jaar bracht het pakweg vijftien speelfilms voort. En dat is inclusief twee producties die de regering niet langer tolereerde na de opstanden van 2020: Koepala (Vladimir Yankovsky), een portret van de dichter en nationale held, en de anthologiefilm That’s Me, Minsk (Dima Dedok en Andrej Grinko) bleven op de plank.
Wel uitgebracht zijn onder meer Traces on the Water (een van de winnaars van de open call van het ministerie, over ‘Honderd jaar Belarussische militia’), Not a Game (ook uit de open call, in de categorie ‘Honderd jaar Belarussische krijgsmacht’) en On the Other Side of the River (een kritische blik op de Poolse bezetting van westelijk Belarus in de jaren 1930, ironisch genoeg geregisseerd door een Russische filmmaker).
Mockbusters
Al met al heeft Belarusfilm sinds de val van de Sovjet-Unie geen enkel noemenswaardig succes geboekt op internationale festivals en trokken hun films ook amper lokaal publiek – met uitzondering van de oorlogsfilms Brest Fortress (2010) en In August of 1944 (2001), allebei coproducties met Rusland. (Het belangrijkste wapenfeit in de Sovjet-periode was de selectie buiten competitie op het filmfestival van Venetië voor Come and See in 1985, een coproductie met Mosfilm geregisseerd door de Rus Elem Klimov.)

Onafhankelijke Belarussische filmmakers doen het internationaal maar ietsje beter. Bij gebrek aan overheidssteun moeten ze creatief zijn. In 2004 gebruikte Andrej Koedinenko dertigduizend euro aan steun van het Hubert Bals Fonds bedoeld voor postproductie om de complete productie van de speelfilm Occupation: Mysterium te financieren. De film werd geselecteerd voor IFFR en het filmfestival van Karlovy Vary; het zou minstens een decennium duren voordat een andere regisseur uit Belarus dat zou evenaren. In een ranglijst van de Belarusian Independent Film Academy werd Occupation: Mysterium in 2024 verkozen tot de op een na beste Belarussische film aller tijden, na Come and See.
Voor mij persoonlijk is een andere film uit die tijd een vormend meesterwerk: Tыrmenatr [sic], een tweeluik van “mockbusters”, zogenaamde vervolgen in de Terminator-franchise, gemaakt door Koentsevsjtsjina, een groep tieners uit Minsk (als regisseurs staan Ilja Bozjko en Serge Ljoedtsjik op de rol).
De films openden mijn ogen voor het feit dat grote cinema niet enkel van economie afhankelijk is, dat rauwe creativiteit zich niks aantrekt van een gebrek aan materiaal. Nog altijd ben ik van mening dat de mise-en-scène en actiescènes in die film niet onderdoen voor de Terminator-sequels die in Hollywood zijn gemaakt. Het toont hoe bevrijdend de digitale revolutie is geweest voor de Belarussische cinema.

Toch is het overdreven om te zeggen dat er een verborgen golf aan Belarussische indies is, zoals bij tijd en wijle wordt beweerd door lokale journalisten. De enige film die op filmfansite Letterboxd meer dan duizend gelogde views heeft, is Crystal Swan van Darya Zhuk, een coming-of-age die speelt in de jaren negentig en tot stand kwam als coproductie tussen Duitsland, Amerika, Rusland en Belarus. Zhuk, die net als haar hoofdpersonage in de jaren negentig naar Amerika migreerde, is duidelijk meer een uitzondering dan een voorloper in een trend.
Bevrijdend
Indrukwekkender is de prijzenkast die in de jaren 2020 werd gevuld door Belarussische documentaires. Andrei Kutsila won in 2021 de prijs voor beste documentaire op het filmfestival van Warschau voor When Flowers Are Not Silent, een portret van vrouwen die actief waren in de opstand van 2020. Datzelfde jaar won Ruslan Fedotovs Where Are We Headed?, waarin kort voor de oorlog metropassagiers in Moskou worden geobserveerd, de prijs voor beste debuutdocumentaire op IDFA. Het jaar daarop won mijn eigen A Date in Minsk, een politiek gekleurde combinatie van podcast en performance, de internationale competitie van Doclisboa. In 2023 volgde Motherland van Aleksandr Michalkovitsj en Hanna Badzjaka, een anti-oorlogsfilm rond enkele jonge dienstplichtigen, die de hoofdprijs won op CPH:DOX en werd genomineerd voor een European Film Award. En eerder dit jaar ging Anastasia Mirosjnitsjenko op Sheffield DocFest naar huis met de grote juryprijs voor Welded Together, een portret van een jonge vrouwelijke lasser die worstelt met haar alcoholistische moeder. Op Where Are We Headed? na werden al deze documentaires gefilmd in Belarus, maar inmiddels zijn bijna al deze makers (onder wie ikzelf) naar het buitenland vertrokken.

Hier moet ook The Swan Song of Fedor Ozerov genoemd worden, een voor vierduizend euro gemaakte fantasy-komedie van Yuri Semashko die op de Berlinale van 2025 in de Forum-sectie draaide. Daarmee was het de eerste Belarussische speelfilm die werd geselecteerd voor een van de ‘grote drie’ Europese festivals (eerder waren in Berlijn al documentaires van Aliaksei Paluyan en Yuriy Khashchevatskiy te zien; in Venetië en Cannes is nog nooit een Belarus geselecteerd). Ook Semashko woont sinds 2024 niet meer in Belarus.
Moeten we concluderen dat het afgelopen is voor de Belarussische cinema? In buurland Litouwen, waar ik zelf nu woon, is het voor Belarussische staatsburgers expliciet verboden om staatssteun aan te vragen of zelfs te werken voor producenten die gesteund worden.
Ik doe mijn best het te zien als een bevrijding; de afgelopen jaren heb ik vooral projecten bedacht die onder normale omstandigheden nooit gemaakt zouden kunnen worden – mijn nieuwste is de tien uur lange filmroman Ulysses, een kroniek van Belarus in de jaren 2010 die ik maakte met een ethisch dubieuze collagetechniek. Maar films zal ik blijven maken, al is het maar omdat het min of meer mijn enige manier is om te communiceren met de buitenwereld – ik heb moeite met persoonlijke relaties en heb de neiging om mensen af te stoten hoe meer ik met ze praat, dus er rest me weinig anders dan doorploeteren met beelden op een scherm. Het is dat, of sterven in eenzaamheid.
Golden boy
En ondertussen gaat in Belarus het leven door. Daar is de 24-jarige Kirill Chaletski op dit moment zonder twijfel de bekendste regisseur – het ministerie van Cultuur bestempelde hem op sociale media meermaals als ‘golden boy’. In de afgelopen twee jaar maakte hij twee speelfilms en een middellange documentaire voor Belarusfilm.
Kinosjniki, een komedie over filmmakers, opende in 2023 het filmfestival van Minsk (dat sinds enkele jaren vanuit Belarusfilm Studio wordt georganiseerd en zijn FIAPF-status is ontnomen); Klassnaja kwam als winnaar uit een scenariowedstrijd van het ministerie (in de categorie ‘lange fictiefilm over Belarussische scholen en leraren’); en Cultural Code werd door de makers zelf omschreven als “een jeugdfilm over de Belarussische staatssymbolen”.
In een uitgebreid interview op de staatstelevisie beklaagde Chaletski zich over de politieke krachten achter de “zogenaamd onafhankelijke” festivals van Cannes, Venetië en Berlijn, waardoor zijn eerdere films onterecht zouden zijn geweigerd. In plaats daarvan richtte Chaletski daarom zijn aandacht op de Belarussische Presidentiële Prijs (niet uitsluitend voor films) en met succes: hij won er drie voor drie verschillende korte films. Chaletski zelf verklaart zijn markante succes met een citaat uit Kung Fu Panda: “Toeval is nooit echt toeval.”
Inmiddels besef ik dat het punt van die oude Sovjet-grap is dat alle privilege relatief is. Ik ben gezond, ik zit niet in de gevangenis en ik leef in een tijdperk van goedkope digitale camera’s, en dat alleen al is een privilege voor een filmmaker. Voordat Scorsese alle middelen ter beschikking had, toen hij nog enkel op zijn talent kon teren, wist hij met slechts één kale badkamer als set al de fantastische korte oorlogsfilm The Big Shave (1967) te maken. Geen idee of ik er ooit in zal slagen als eerste Belarussische regisseur te worden geselecteerd voor Cannes. Maar ik hoef voorlopig in ieder geval niet eenzaam te sterven.
Nikita Lavretski (1994, Belarus) werkt als filmmaker en criticus in Vilnius (Litouwen). Cahiers du Cinéma omschreef hem ooit als “de interessantste moppentapper van de onzichtbare Belarussische scene”. Zijn films zijn onderscheiden op Doclisboa en het filmfestival van Minsk, en hij publiceerde in onder meer Afisha Daily, Outskirts en Mubi Notebook.
Vertaling Joost Broeren-Huitenga