Cannes 2008 (2)

  • Datum 13-05-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

DAS FREMDE IN MIR

Gestolen jeugd

Jong zijn is verschrikkelijk. Zo verschrikkelijk dat generaties debutanten er steeds maar weer films over moeten maken. Als je de jonge oogst van het jongste in Cannes overzag is het nog een wonder dat mensen ooit de moed hebben om verder te leven. En een tweede of derde film te maken.

Er zijn alleen jeugd en ouderdom. En iets er tussenin. Dat zei Jean-Luc Godard in éloge de l’amour, alweer zeven jaar geleden. En dat geldt voor de film misschien nog wel meer dan voor het leven. Reden te meer dus om de woorden van de Franse filmprofeet in je hoofd te horen resoneren bij het zien van het merendeel van de bijna dertig eerste en tweede films die in alle selecties en secties van het afgelopen Filmfestival Cannes te zien waren. Verwonderlijk is het niet dat debutanten dicht bij hun eigen ervaringen blijven, het is vaak ook de charme van jonge cinema, dat ze steeds weer opnieuw voor steeds nieuwe generaties het medium (her)uitvindt. Zoals New Yorker Josh Safdie bijvoorbeeld, wiens the pleasure of being robbed te zien was als slotfilm van de Quinzaine des réalisateurs. De film werd voorafgegaan door een kortfilm van zijn broer Benny, the acquaintances of a lonely john, die zelf de hoofdrol op zich nam in een absurdistische reeks ontmoetingen in een New Yorks benzinestation. Ja, je kunt aan Kevin Smiths clerks (1994) denken, als je die film toevallig gezien hebt. Net zoals je bij the pleasure of being robbed onherroepelijk aan Jim Jarmusch’ stranger than paradise (1984) moet denken (die dit jaar in Cannes werd vertoond ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van de Quinzaine, nog steeds het meest avontuurlijke festival-in-het-festival). De gebroeders Safdie weten veel van film, maar ze zijn ongeveer geboren in de tijd dat de Quinzaine Jarmusch ontdekte, dus dat is voor hen alweer cinéma de papa. Al heeft dat voor hen ook weer niet direct een negatieve connotatie, want als hun fanatieke thuisfilmende vader hen niet hun hele leven voor zijn videocamera had gehaald, dan waren ze nu vast niet zelf films gaan maken om daar nu speels-verlegen mee af te rekenen.
the pleasure of being robbed is een van die uitzonderingen waarin jong zijn niet per se vervelend, maar vooral vreemd is. De film volgt de blijmoedige zakkenrolster Éleonore (geen spoortje Bresson), die als een soort ‘Zazie lost in New York’ mensen bijna blij maakt dat ze iets van hen steelt, want ze geeft er ook iets veel waardevollers voor terug: een glimlach en een gevoel van warmte.

Sluimerroes
the pleasure of being robbed was de enige film in Cannes dit jaar waarin het adolescentengevoel van de veiligheid van je jeugd bestolen te zijn, een licht gevoel van opwinding en gelukzaligheid bij de personages teweegbracht. Meestal waren de films minder genereus voor hun hoofdpersonen. Engelsman Duane Hopkins (1973) portretteert in better things (Semaine de la critique) een Engelse plattelandsgemeenschap waar de doctrine van Godard als een verlammende nachtmerrie bewaarheid is geworden. Hier zijn alleen nog kinderen en bejaarden, ieder gevangen in een sluimer, in een roes waaraan niet te ontsnappen valt. De jongeren door de drugs waarmee ze de dagelijkse realiteit buiten willen sluiten, de ouderen omdat ze door dementie of ziekte geen contact meer met de wereld om hen heen hebben.
Drank en drugs lijken ook de enige uitweg in het Russische everybody dies except me (Semaine) van Valeria Gaï Guermanika (1984), een nogal gewelddadig portret van een gedoemde meisjesvriendschap in een Moskouse buitenwijk. Hun ouders zijn lamzakken, de school per definitie een vijandige omgeving, waar je je leven niet zeker bent. Wat dat betreft is er niet zoveel verschil tussen de agressieve wodkaroes van Katya en haar vriendinnen en de sjieke valiumsluimer van de pupillen van de privéschool in Antonio Campos afterschool (Un certain regard). Ook hen blijft het geweld niet bespaard, al is het van een venijniger en gesublimeerder soort. Het is dat ze soms Russisch spreken, of Frans, of Argentijns-Spaans zoals in la sangre brota (blood appears; Semaine) van Pablo Fendrik (1973) want ook in zijn tweede film is het een en al kutouders, kutschool en hupflitsflash drugs wat de klok slaat. En, zoals iemand na afloop van de film halfgeamuseerd opmerkte: "Het lijkt wel een voorlichtingsfilm. Van la sangre brota en better things leer je alle details van drugsgebruik."

Vagebond
Waar er wel ouders voorkomen maken ze er ook een potje van. Het Duitse das fremde in mir (Semaine) van Emily Atef beschrijft op magisch-realistische wijze een postnatale depressie in al zijn heftigheid. Hoofdpersoon Rebecca is een meisje tussen kind en vrouw met opeens een baby aan haar borst om haar bourgeoisleven te verstoren. En de vader van pubermeisje Jeanne in les grandes personnes (grown ups; Semaine) is veel te puberaal egocentrisch met zijn eigen wissewasjes bezig (het vinden van een Vikingschat) om waar te nemen hoe zijn dochter op hun Zweedse vakantieadres vereenzaamt. De moeders die in het behekst-eenzame salamandra (Pablo Agüero; Quinzaine) en het poëtisch-vervreemdende versailles (Pierre Schoeller; Un certain regard) niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen, zijn eigenlijk alleen maar te beklagen. Beide films zijn verteld en bekeken door de ogen van een kind. De vijfjarige Enzo uit versailles wordt door zijn moeder bij een vagebond in de bossen buiten Parijs achtergelaten. De nauwelijks oudere Inti wordt door zijn ontoerekeningsvatbare moeder meegenomen naar de kunstenaars- en hippiekolonie El bolson in Patagonië. De elliptische vertelling en soms epileptische cameravoering creëerden een vorm van filmische bewustzijnsverruiming die niet met drugs op te roepen is, maar ontstaat door een gevaarlijk-aantrekkelijke dosis van langdurig kijken en (festival)vermoeidheid. Opeens liep het koortsige leven daar in zuidelijk Argentinië parallel aan dat van een filmreiziger in Cannes, voor even gezegend met de onbevangen blik van een kind. En toen begon John Cale te zingen. In de film, als de oude hippiezanger Dick Cook. Of in het echt. Want net als de kampvuurvlammen en de krekels in salamandra, zongen in Cannes ook de voetstappen in de lege straten en het gekrijs van de meeuwen mee. Een lied van leven en dood. En daartussenin de jeugd.

Dana Linssen