Bomen klimmen met James Benning
De Amerikaanse filmmaker James Benning was in Europa voor de wereldpremières van zijn films casting a glance (ook in Rotterdam te zien) en rr. Beeldend kunstenaar Petra Kleyn liep door het Ruhrgebied tijdens Bennings workshop ‘Looking an listening’.
casting a glance van het Ruhrgebied door de ogen van James Benning (foto’s Petra Kleyn)
Fabrieksschoorstenen. In elke film van James Benning zitten ze wel. Met engelengeduld filmt hij de rookwolken die eruit opstijgen. Ik filmde mezelf eens in een witte jurk, dwars op de schoorsteenpijp van een oude steenfabriek, alsof ik er langs omhoog loop naar de wolkenlucht. We delen de liefde voor schoorstenen. En voor wolken. Denk ik dat ik halsbrekende toeren uithaal, híj heeft het lef om 100 minuten wolkenlucht de bioscoopzaal in de sturen in ten skies (2004). Wat is ervoor nodig om dat te durven? Hoe denkt een man die uren-, weken-, maandenlang met pretoogjes en uiterste nauwkeurigheid naar wolken tuurt en zijn uitsnede daarvan aan het publiek laat zien? Wat precies maakt dat je overtuigd raakt van zijn wonderlijke stoutmoedigheid en met een gevoel van ontroering en dankbaarheid de bioscoopzaal verlaat?
De Filmkrant bedacht een slim plan om naar de wereld te kijken vanuit Benning-ogen: we gaan een workshop ‘Looking and listening’ volgen die hij in navolging van zijn beroemde lessen aan het California Institute of the Arts in Europa geeft aan studenten van diverse filmacademies. Want is het niet zo dat de meester in zijn lessen de geheimen van zijn kunsten prijsgeeft?
Zo zit ik als kunstenaar/verslaggever/indringer om tien uur ’s ochtends tijdens de Duisburger Filmwoche aan tafel met Mister Benning en een tiental Duitse filmstudenten. Hij heeft er zichtbaar zin in. Kraaienpootjes en zijn jas al aan. "Kom, we gaan naar buiten, we gaan meteen op pad. Voorstellen kunnen we ons later wel." Dat het regent en brrrr waterkoud is, maakt niet uit, integendeel: "Het zal ons wellicht helpen om ons goed te focussen." Want: waarnemen, zien, luisteren, horen, wordt in deze workshop ons doel. Een kunstenaar is iemand die bijzonder goed kan waarnemen en het waargenomene vervolgens representeert. Tijdens onze tocht moeten we ons afvragen hóe we waarnemen.
Benning vraagt ons om ons geheugen thuis te laten, en onze fantasie. Hij wil dat we, ieder voor zich, zonder afleiding, naar de realiteit gaan kijken. Zonder verhalen, zonder herinnering, zonder associaties. Zodat we nog meer zien. Zodat we gaan zien "beyond our I."
Notitieboekjes en camera’s mogen ook niet mee. Zij leiden ertoe dat onze aandacht verschuift van het waarnemen, het puur waarnemen van de realiteit naar het vertalen daarvan en met gepuzzel als het in de modder zakken van je statief of het kaderen van je beeld.
Verboden toegang
Allereerst gaan we naar een groot fabrieksterrein langs de Rijn, op het eerste gezicht vergelijkbaar met het strand van IJmuiden, waar industrie en natuur beide indrukwekkend in hun eigen ritmes en bewegingen samengaan. De één een staaltje menselijk vernuft en krachtpatserij met kronkels, schoorstenen en torens met draakachtige vlammen en jubelende stoomwolken, en de ander een onbeïnvloedbaar, altijd aanwezig, ademend, oppermachtig organisme. En daartussenin wij.
Geruisloos, als een optrekkende wolk lost onze groep zich op. Intuïtief volgt een ieder de weg waar naartoe hij of zij getrokken wordt. Dat zijn kribben die de Rijn in steken en waar de vrachtschepen vlak langs varen. Of het wandelpad dat naar de groene verten van zacht glooiende heuvels leidt. Of de kiezelstranden tussen de zwarte kribben in. De wolkenlucht met zijn schoorsteensilhouet.
Het hek om het fabrieksterrein nodigt uit tot beklimming. Daarachter gebeurt het! Daar! Die geweldige zwarte toren, die stoom spuugt, daar wil ik naartoe! Maar — Duitsers zijn streng — ik beheers me. Braaf en geduldig zal ik dit gebied vanuit de positie van een buitenstaander bestuderen. Ik doe het niet! Maar de geluiden lokken en voor ik het weet ben ik toch via een uiterst glibberig pad en met mijn voeten half in de Rijn een bordje ‘verboden toegang’ gepasseerd. Dichterbij de beweging wil ik komen. Glijdend door takkenbossen en nat gras kom ik zo dichtbij als maar kan. Nu ben ik alleen en heb ruim drie uur de tijd om te kijken en luisteren. Ik plant mijn voeten in het gras en kijk. En kijk.
En kijk.
En kijk.
Langzaam krijg ik het koud. Het waait stevig, mijn voeten zijn nat. Ik duik weg in mijn capuchon. Bah, wat een ellende. De hemel ziet er niet al te vriendelijk uit. Licht en donker wisselen elkaar in dreigend hoog tempo af. Tja, en dat hek staat toch nog steeds voor mijn neus. Vrachtwagens rijden af en toe over het terrein en iedere keer als er een dichtbij komt, duik ik het gras in opdat de bestuurder mij niet ontdekt.
De wind waait flink en de wolken spelen hun spel. Kom maar op wind! Ik kan je wel aan! Trots snuif ik de lucht op en doe mijn ogen dicht. Voor me sist er het een en ander, links een eindje verderop hoor ik licht gebonk van het laden en lossen van een schip en achter me, hee, dat is mooi: daar komt een radio aangevaren.
Zacht hoor ik het geluid van een popsong dichterbij komen. Een vertrouwd, huiselijk geluid dat met zijn naïviteit de bulderende ruigheid van de wind doorbreekt. Het geluid wordt harder. Gebrom van een schip. Nog harder wordt het nietsvermoedende deuntje. Dan sterft het langzaam weg. Zachtjes hoor ik het nog, nu aan de andere kant van mijn lichaam. Het geluid schrijft een weg door het landschap. Het is de bocht omgegaan. Met de verplaatsing van het geluid voelt mijn lichaam de diepte van de ruimte mee. Bijna is het weg.
En plotseling is het daar weer: levendig en luid, alsof het een eigen leven leidt, swingend en los van de koers van het schip. Met ferme windvlaag direct mijn oor ingeblazen. Ik moet lachen en ben tegelijkertijd geraakt. Door de kleinheid die zoveel te zeggen heeft.
Nu snap ik Benning. We zitten middenin zijn film.
Terug bij het beginpunt van onze tocht loop ik Benning tegen het lijf. De man van de timing. Hij weet precies welke schoorsteen over hoeveel minuten hoe lang enorm hard gaat stomen en kijkt daarbij elke keer weer als een kind zo blij en verrast. Tegenover hem staat een groot schilderij met de cijfers 7,8,9. Verwonderd kijkt hij ernaar: onze kleine wiskundige tovenaar. Mij doet het schouwspel aan een groots operadecor denken. Een associatie die deze twee dagen vaker terugkomt. Mijn handen jeuken. Hoe zou ik wat ik hier ervaar, vertalen in een theaterdecor?
Wervelwind
En dan: de lang verwachte spannende plek waar Benning ons ’s ochtends al glimmend van enthousiasme nieuwsgierig naar maakte. We bevinden ons aan de rand van een bos waar we met schemering binnentreden om het vervolgens donker te zien worden.
Als het bos ons nog maar net heeft opgeslokt, dendert er met enorm kabaal een vliegtuig in een rechte lijn vlak over onze hoofden heen. Het is alsof het de boomtoppen raakt. Heb je wel eens het geluid gehoord van de lucht die als een wervelwind achter het vliegtuig weer samenkomt en de boomtakken beroert? Het is een vervaarlijk soort suizen dat ik nog niet kende. Het geluid dat het misschien het dichtst benadert, is dat van de statische lading van staalkabels op een plek waar je niet had moeten zijn in een hevige onweersbui.
We volgen de lijn van de elkaar ritmisch opvolgende vliegtuigen, dieper het bos in. Ze komen dwars door onze wereld heen zetten. In een ongegeneerde rechte horizontale lijn. Baf, door ons beeld heen. Achter elkaar. Na enige tijd gevolgd door een oorverdovend gerommel en gedonder. Die Erde bebete. Is dat een landing of een start? Het doet er niet toe. En dan gebeurt daar schuin rechts achter verdorie ook nog iets. Dat is een trein die, van schuin rechts achter naar schuin links voor, ook in een rechte lijn door het bos raast. We zien hem niet maar we zien hem wel.
Ik klim in een hoge boom om mee te wiegen op de suizende wervelwinden. Daarboven in mijn kleine intieme takkenwereldje, is het geluid nog sterker. Beneden mij staat de groep: donkere figuren luisterend in het bos. Ongemerkt blijkt iedereen in een kring te zijn gaan staan, de ruggen naar elkaar toe. Samen en alleen dit intense spektakel belevend. Lange tijd zijn we allemaal stil.
Waanzin. Onwaarschijnlijk. Schoorstenen worden zwartgeblakerde boomstammen, dramatisch afstekend tegen de gemeen felle, maar donker wordende lucht. Ik zie veel meer diepte dan ik ooit zag. Hoe is dat mogelijk? Zoveel diepte tussen de bomen. Dat kan toch helemaal niet? Ik zie anders. Ik zie meer. Alsof ik vanuit de ruimte op de aarde neerkijk, zie ik dit stukje aardbol met mij daarop in het bos. Vliegtuig horizontaal door het beeld en de lijn van de trein schuin erdoorheen, de diepte peilend. Ik voel het donderen ver weg van hier. Voorheen losstaande elementen zijn een geheel geworden. Mijn wereld is een stukje groter geworden. Wow. En dat alleen door een beetje kijken. Ik ben diep geroerd.
Konijntje
De volgende dag staat er lopen op het programma. Een filmmaker moet bewegen, aldus Mister B. De dingen die je doet, moet je met je hele lichaam doen. Als je loopt, voel je het landschap beter. Zelfs de meest vertrouwde leefomgeving kun je herontdekken door er opnieuw doorheen te lopen. Kijkend en luisterend, uiteraard. En door stil te staan bij het ritme en de tijd waar een plek om vraagt.
De tocht begint in een oude woonwijk die gebouwd is voor fabrieksarbeiders. De realiteit is getransformeerd tot een Benning-film. Alles is film en wij lopen erdoorheen.
Al wandelend maakt Benning een praatje met iedereen en terloops benoemt hij objecten en kleuren waar zijn oog op blijft hangen. Een grijs gebouw langs grijs water onder een grijze lucht. Als grap daarnaast een turquoise geschilderd schuurtje. De ritmes en structuren in architectuur. De telkens terugkerende industriële kleuren. Toevalligheden die een verhaal vertellen.
De nabespreking houdt Benning kort. Hij vertelt wat we allemaal hebben gemerkt, dat de opdracht van de perceptie omgekeerd werkt: door te proberen zonder verhalen en associaties te kijken, worden we ons er juist meer van bewust.
We bespreken onze ervaringen en aan de hand daarvan het begrip ‘realiteit’. Wat is realiteit? Wij transformeren al door er met onze eigen achtergronden naar te kijken. Daarnaast maakt ieder zijn eigen uitsnede. Zoveel mensen, zoveel waarnemingen. Hoeveel verschillende verhalen dat wel niet zijn! Terwijl ik extatisch in de boom in het bos zat, voelde een ander zich net een konijntje dat tussen de bomen rondsprong en verbaasd naar de civilisatie keek.
Bij het begrip ’tijd’ staan we langer stil. Het is door tijd dat we een plek of een landschap leren kennen en begrijpen. De tijd die je ernaar kijkt, zal je beeld doen veranderen. Gegevens waarmee het leuk spelen is, in film zowel als in de realiteit.
Tenslotte vertelt Benning dat hij deze workshops steeds meer als zijn eigenlijke werk begint te beschouwen en zijn films als documentaires van het proces. Het eigenlijke kunstwerk is niet diens neerslag of drager, maar het maken ervan. Onze waarnemingen, onze ervaringen van de realiteit deze afgelopen twee dagen, dat is het eigenlijke werk.
Petra Kleyn
James Bennings casting a glance, een filmisch monument voor Robert Smithsons legendarische ‘Spiral Jetty’ in het Grote Zoutmeer in Utah, is te zien tijdens het Filmfestival Rotterdam.