25 jaar Kring van Nederlandse Filmjournalisten

Onbetrouwbare gidsen

  • Datum 19-12-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Blue Velvet

Bakken filmcritici er tegenwoordig nog wat van? Kan er worden gebouwd op hun oordeel of doen ze maar wat? Één ding staat vast: vroeger was het niet beter. De Kring van Nederlandse Filmjournalisten bestaat 25 jaar, tijd voor een steekproef.

Soms zou het fijn zijn een blik in de toekomst te kunnen werpen. Hoe zal over pakweg een kwart eeuw worden geoordeeld over de Herman Brusselmans-verfilming ex drummer? Zal het regiedebuut van Koen Mortier worden gezien als het eerste meesterstuk van een briljante filmauteur of als een pretentieus voorbeeld van zelfoverschatting? Hoe het ook uitpakt: een aantal nu actieve critici kan tegen die tijd met hun recensies van ex drummer om de oren worden geslagen. Als de film het tot klassieker brengt, heb ik het in ieder geval verkeerd gezien. In mijn recensie in Het Parool noemde ik ex drummer "een freakshow, waarbij de kijker kan lachen om sociale idioten en losers". Ook Fritz de Jong van het persbureau GPD heeft wat uit te leggen als de film het tot meesterwerk schopt. Hij schreef: "Deze ex drummer maakt veel lawaai, maar als je de moeite neemt om door alle herrie heen te luisteren, blijkt dat de film schrikbarend weinig te melden heeft. Nihilisme om het nihilisme, choqueren om het choqueren. Meer is het niet."
Ronald Ockhuysen van de Volkskrant had een hele andere film gezien. "Deze film bestaat uit de onversneden woede van een regisseur over de schijnheiligheid van goede smaak en de braafheid waarmee kunstenaars daarop reageren." Ook Bas Blokker van NRC Handelsblad was opgetogen. Hij zag "een nietsontziende duik in de ellende" en "anderhalf uur afdalen in de hel van het klootjesvolk". Ik zie nu al uit naar het filmkritische bejaardenonderonsje over vijfentwintig jaar: wat sloeg jij de plank geweldig mis met ex drummer. Ok, die slag is voor jou, maar zullen we jouw onzinstukken even op een rijtje zetten?

Apartheid
Het is jammer dat krantenlezers een slecht geheugen hebben, want zo blijft verborgen dat critici onbetrouwbare gidsen zijn. Hun oordeel is minder consistent dan zij zelf geloven. Dat heeft niet te maken met de onuitroeibare kritiek dat recensenten zure stukjes schrijven als ze met een rothumeur uit bed stappen. Alsof een metselaar scheve muren metselt als hij ruzie heeft met zijn vrouw. Humeur speelt geen rol, maar leeftijd wel. Een twintigjarige kijkt over dertig jaar anders naar films dan nu. Dat is althans te hopen, want alleen onnozelaars ontwikkelen zich niet. Het zien van veel films scherpt de blik en het bewustzijn dat films niet op zichzelf staan, maar in een filmhistorische en maatschappelijke context.
Nog belangrijker dan leeftijd is de tijd(geest). Critici zijn kinderen van hun tijd en dus onderhevig aan de waan van de dag. Ze kijken niet blanco naar films, maar met sociale, politieke, morele — u kunt het rijtje verder aanvullen — opvattingen. Iedere tijd creëert zijn eigen critici.
Laten we het illustreren aan de hand van de loopbaan van Bob Bertina, die 35 jaar (!) de scepter zwaaide op de filmredactie van de Volkskrant. Vanaf 1945 tot 1979 was hij er de filmman, waarna Peter van Bueren het overnam. Toen Bertina over film ging schrijven, was Nederland een verzuild land. Katholieken, protestanten, socialisten en liberalen leefden in strikt gescheiden werelden. Ze hadden niet alleen eigen kerken, verenigingen en media, maar ook bakkers, slagers en loodgieters. Treinen hadden weliswaar geen aparte stoelen voor verschillende bevolkingsgroepen, maar psychologisch deed de verzuiling sterk denken aan de apartheid in Zuid-Afrika.
De Volkskrant was de spreekbuis van de katholieke zuil. Aan de dertigjarige Bertina de taak om als filmherder op te treden. Wat konden katholieken met een gerust gemoed gaan zien? En vooral: wat moest men mijden om niet in het vaarwater van de duivel te belanden?

Dwaze hypnose
Bertina legde in 1950 zijn visie op film en de bioscoop vast in het boek Film in opspraak. Het ademt de sfeer van morele paniek die in de eerste naoorlogse jaren om zich heen greep. Men vond dat de oorlog het morele besef had aangetast. Daarbij dacht men niet aan de jodenvervolging, maar aan losgeslagen knullen en vrijgevochten meiden. De bioscoop speelde in de ‘zedenverwildering’ volgens velen een grote rol. Dat vond ook Bertina: "Massaverveling en massadromen beheersen elk weekend het stadsbeeld der grote steden tijdens de Grote Trek naar de bioscopen." Hij sloeg alarm over de ‘ontstellende leegheid’ van de ‘massamens’. Het filmpubliek moest "met alle energie worden wakker geschud uit z’n dwaze hypnose".
Aan de filmkritiek lag het niet, want die had "al menigmaal het werkelijke gevaar der bioscoop gesignaleerd". U begrijp het: Bertina was de ideale katholieke filmleidsman. We kunnen meewarig de schouders ophalen over zijn conservatieve moraal, maar het gaat mij om iets anders. Bertina is een extreem voorbeeld van de waarheid dat critici nooit met een onbevangen blik naar films kijken. Ze dragen allemaal een bril. Hoe dikker de glazen, hoe vaker ze de plank misslaan. In het verleden is dat makkelijker te zien dan in onze tijd.
We gaan nog even door met Bertina, omdat zijn recensies fraai illustreren hoe filmcritici gevangenen zijn van zichzelf. De katholieke overtuiging zorgde bij Bertina voor blinde vlekken. De voorbeelden zijn legio. Een aantal somt hij zelf op in het boek ’n Beeld van ’n meneer uit 1981, waarin hij terugblikt op zijn loopbaan. Het verbaast hem achteraf dat hij Ingmar Bergmans Cannesdebuut de glimlach van een zomernacht in 1956 niet opmerkte. Alain Resnais noemde hij drie jaar later naar aanleiding van hiroshima mon amour "een onhygiënisch denker". Vanwege de "buiten alle grenzen gaande liefde tussen twee ‘foute’ mensen" was de film "ethisch onaanvaardbaar". Fellini’s la dolce vita was een ‘schandaalfilm’ en Antonioni’s l’avventura ("een door velen als pure pornografie ondergane film") riep een gevoel van "artistieke gêne" op.
Dat Bertina de Nouvelle Vague negeerde, vond hij ook in 1981 nog terecht, want "deze vernieuwingsbeweging is achteraf een modieus verschijnsel gebleken waarover door vele jongeren in de jaren zestig oeverloos in de ruimte werd gepraat". De turbulente jaren zestig? "Cinematografisch was er niets nieuws onder de zon."

Schurken
Het is makkelijk schieten op het preutse, kortzichtige en benauwende verre verleden. Laten we naar een recenter verleden gaan. Bertina’s ‘verzuilde’ generatie maakte in de jaren zeventig plaats voor jongeren die in de jaren zestig waren opgegroeid. Zij hadden geen last van religieuze dogma’s en stonden open voor veranderingen. Evengoed hadden zij last van blinde vlekken. Preutsheid kon hen niet worden verweten, maar politieke blindheid wel. Een verslag in de Volkskrant in 1971 van een bezoek van Joris Ivens aan Amsterdam wekt nu de lachlust op door de perverse naïviteit. De anonieme verslaggever schrijft dat Ivens uitlegde hoe "in China de grote Culturele Proletarische Revolutie nieuwe ruimte heeft geschapen voor het puur houden van de leer van Marx en Lenin". Die revolutie was nodig, vervolgt het verslag, want "vanuit de partij zelf was weer een klassenstrijd op gang gebracht die in de kiem moest worden gesmoord". En dan komt de klap op de vuurpijl: "Ivens gelooft heilig dat dit op onbloedige wijze is gebeurd en dat de revisionistische elementen zich door soldaten en arbeiders in gesprekken hebben laten overtuigen." Een ‘onbloedige’ Culturele Revolutie? Het is hetzelfde als beweren dat men in het huidige Irak geweld verafschuwt en dol is op debatteren.
Het stukje over Ivens laat zien dat men bij de eind jaren zestig van conservatief katholiek in politiek links veranderde Volkskrant nieuwe oogkleppen had opgezet. Dat gold ook voor de filmrecensenten. Voor hen was het ‘rechtse Hollywood’ de nieuwe vijand. Cees van Ede zag in 1976 "ontegenzeggelijke kwaliteiten" in taxi driver, maar trof ook "een paar merkwaardige miskleunen" aan. Hij stoorde zich met name aan de "dubieuze heldenrol" van De Niro’s personage, die het tot "gevierde held" schopt. Dat de film hiermee cynisch commentaar levert op een dolgedraaide samenleving, kwam niet in Van Edes hoofd op.
In 1976 had Hans Beerekamp, die toen voor de communistische krant De Waarheid schreef, het moeilijk met all the president’s men. De recensent was onder de indruk van het filmisch vernuft, maar politiek deugde de film niet. Zijn probleem? De film stelde Amerika ondanks "een stel schurken als Nixon en zijn mannen" voor als "het mooiste land van de wereld".
Twee jaar later stuitte the deer hunter bij Nederlandse recensenten op politieke bezwaren. Peter van Bueren noemde het Vietnamdrama "het beste en slechtste dat Hollywood kan opleveren in één film tegelijk." Hij vond de film "een fantastisch epos" maar ook "de grofste geschiedvervalsing, de meest naïeve, hevigst patriottistische en doofpotterigste film die ook alleen maar in Hollywood bedacht kan zijn". De film was "veel gevaarlijker dan zo’n regelrechte toffe-jongensfilm als de groene baretten van John Wayne destijds".

Ratjetoe
Ook midnight express kwam in 1978 niet ongeschonden langs de linkse filmpolitie. Van Bueren zag in het in Turkije spelende gevangenisdrama "een weinig frisse film". De politieke correctheid gierde door zijn recensie. "Omdat de film raakt aan gevoelens die verkeerd kunnen uitwerken, zoals de mogelijke reactie van het publiek jegens alle Turken die Ali heten en om de hoek van een straat in een gastarbeiderspension wonen, moet je meer dan normaal oppassen met je compromis om niet alleen een boodschap te verkondigen maar ook een groot publiek te vangen." Regisseur Alan Parker kreeg de wind van voren. "Als hij zelf geen racist is, dan heeft hij desondanks een film gemaakt die racistisch ruikt of die racisten voedsel geeft."
Misschien wel de belangrijkste taak van recensenten is het signaleren van talenten. Wat is echt de moeite waard en wat hoort bij de waan van dag? Een kleine steekproef: hoe werden de regiedebuten van Alex van Warmerdam en de Coen brothers ontvangen? Van Bueren doorstaat de test uitstekend. abel noemde hij "een met zeer doordachte, creatieve middelen bereikte, ongewone belevenis". Ook op blood simple van de Coen brothers reageerde hij enthousiast. "De talrijke virtuoze en geestige vondsten maken zeer nieuwsgierig naar hun volgende vondsten." Frank Zaagsma van Het Parool mepte bij abel knap mis. "Iets in [Van Warmerdams] bekommerde, altoos chagrijnige mimiek zegt dat hij in een komisch duo uitstekend als aangever zou kunnen fungeren, maar nooit als degene die de lach zelf binnenhaalt." Zijn conclusie: "Zijn talent mist iets om blijvend te kunnen boeien."
Vooruit, nog eentje. Hoe sprongen critici om met blue velvet? Zaagsma: "Helaas mag deze kunstzinnige opzet het resultaat amper beïnvloeden: een ratjetoe van onverwerkte gangsterfilms." Piet Ruivenkamp van de Haagse Courant: "De suggestie dat hier sprake zou zijn van een Buñuel-achtige verbeelding — als door sommigen is gesteld — mag als onzin worden betiteld."
Zullen we wat minder nostalgisch over vroeger doen?

Jos van der Burg

Vanaf 6 mei om 19.30 vertoont het Amsterdamse Ketelhuis elke zondag de tien beste films van de afgelopen 25 jaar volgens de leden van de Kring van Nederlandse Filmjournalisten, met inleiding. Zie ook ketelhuis.nl en filmjournalisten.nl