12 speelfilms voor 40 cent

  • Datum 22-09-2011
  • Auteur
  • Deel dit artikel

"Wat nou als we het bioscoopkaartje iets duurder maken?" opperde Marc van Warmerdam, voorman van de speelfilmproducenten, eind mei bij het Voorjaarsoverleg in het Ketelhuis. Dat zou de klap van de bezuinigingen opvangen. Maar wie moet dat betalen?

Wie krijgt wat in Nederland van een bioscoopkaartje?
Gemiddelde prijs: €7,80
Aantal verkochte kaartjes: 28 miljoen
Marktaandeel Nederlandse film: 15%

54,69% de bioscopen
36,46% de distributeurs
6,00% de staat (het lage BTW-tarief)
1,71%  afkoop van muziekrechten (Buma/Sena)
1,14% Filmfonds/Eye/Tuschinski- fonds
(Bron: NVB)

Wie krijgt wat in Frankrijk van een bioscoopkaartje?
Gemiddelde prijs: €6,32 euro
Aantal verkochte kaartjes: 206 miljoen
Marktaandeel Franse film: 36%

44,73% de bioscopen
37,98% de distributeurs
10,72% het Franse filmfonds CNC (productie van nieuwe films)
5,30% de staat (het Franse lage BTW-tarief)
1,27% afkoop van muziekrechten (Franse Buma/Sena)
(Bron: Jaarverslag CNC 2010)

Bliksemse bende
Twaalf en een half miljoen euro: dat is het gat dat door de bezuinigingen in de filmproductie wordt geslagen. Tien miljoen bij het Nederlands Filmfonds en 2,5 miljoen door opheffing van het Rotterdam Media Fonds. Op zoek naar oplossingen, wordt onder andere in de richting van de bioscopen gekeken: kunnen die niet een deel van het bioscoopkaartje aan filmproductie ten goede laten komen?
Een gevoelige discussie, die nog maar amper is begonnen, maar waarover de betrokkenen zich nu al op de vlakte houden. Directeur Ron Sterk van de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten (NVB): "Na intern overleg houd ik hierover nu wijselijk mijn mond."
Directeur Marjan van der Haar van de Nederlandse Vereniging van Speelfilmproducenten (NVS): "Wat Marc in het Ketelhuis riep, is nog niet met betrokken partijen besproken. Het is prematuur om nu al over cijfers te praten. We vinden wel dat de hele keten verantwoordelijk is, en dat het sectorbreed aangepakt zou moeten worden. Iedereen is erbij gebaat om het marktaandeel van de Nederlandse film in stand te houden."
Doreen Boonekamp, directeur van het Filmfonds onderschrijft dat: "Staatssecretaris Zijlstra van Cultuur zegt in zijn cultuurbrief dat hij het marktaandeel van de Nederlandse film wil behouden. Daarbij geeft hij ook aan dat het kabinet een inzet van de gehele keten verwacht bij de financiering van films. Dus dan gaat het over een bijdrage uit alle vormen van exploitatie: niet alleen de bioscopen, maar ook dvd, blu-ray, VOD, de hele bliksemse bende. Bij de uitwerking daarvan hoort ook een wettelijk verbod op piraterij om het weglekken van potentiële inkomsten te voorkomen."
Het Filmfonds is inmiddels een internationaal onderzoek gestart om filmfinancieringsmodellen in andere Europese landen in kaart te brengen. De resultaten daarvan worden half oktober verwacht. Algemeen bekend is dat de verdeling van de opbrengsten van een bioscoopkaartje in Nederland tot de meest ongunstige van Europa behoren.

De belastingbetaler betaalt
Hoeveel zou er bovenop een kaartje moeten om de filmproductie op peil te houden? Stel je heft 5% op een kaartje dat gemiddeld 7,80 euro kost; dat is 40 cent per kaartje. In 2010 werden 28 miljoen kaartjes verkocht: een heffing van 5% zou in dat geval 11 miljoen euro opleveren; een bedrag vergelijkbaar met de huidige middelen voor de suppletieregeling, waarvan het Filmfonds zo’n 12 speelfilms kan (co)financieren.
Vergelijk hoe de opbrengsten van bioscoopkaartjes in Nederland en Frankrijk worden verdeeld en één ding valt op: dat het aandeel van de Nederlandse bioscopen 10% hoger ligt dan dat van hun Franse collega’s. Als er in Nederland, in navolging van Frankrijk, een filmtax op bioscoopkaartjes van 10% zou worden ingesteld, zou die waarschijnlijk voor 6% door de bioscopen en 4% door de distributeurs worden opgebracht — want zo verdelen zij nu ook de netto opbrengst onderling (resp. 60%/40 %). De Mededingingswet zou niet toestaan dat een filmtax alleen uit het aandeel van de bioscopen wordt opgebracht, hoewel dat de verhoudingen zou kunnen ‘corrigeren’ en min of meer gelijk stellen aan de Franse situatie.
De kans is echter klein dat bioscoopexploitanten staan te springen om een deel van hun inkomsten in te leveren. Eén van de argumenten die ze daarvoor ongetwijfeld te berde zullen brengen, is dat de 1,71% van de bruto kaartjesopbrengst die nu naar Buma/Sena gaat voor de afkoop van muziekrechten, voor de helft afkomstig is uit hun aandeel (de andere helft van de distributeurs). En dat dat ook geldt voor de 9 ton die naar het Filmfonds en Eye Film Instituut gaat voor onder andere distributie, promotie en educatie. En dat er ook nog 1,6 miljoen euro in filmproductie wordt gestoken via hun in 2009 opgerichte Tuschinskifonds dat succesvolle Nederlandse producties beloont. Op een totaalopbrengst van bijna 220 miljoen, waarvan bijna 121 miljoen naar de bioscopen gaat, komt die 2,5 miljoen euro neer op zo’n 1,1% van het geheel dat weer in de sector wordt gestoken. Een schijntje vergeleken bij de 13% BTW-verhoging die de filmsector bespaard is gebleven.
Interessant is tenslotte nog wat er zou kunnen gebeuren als het ‘nieuwe productiegeld’ niet uit de huidige verdeling zou worden gehaald, maar uit een opslag die een bioscoopkaartje duurder zou maken. Ironisch genoeg wordt de rekening voor de bezuinigingen op de sector dan weer neergelegd bij degenen die het kabinet juist wilde ontzien: de belastingbetaler, voor zover die naar de bioscoop gaat dan.
Uit een evaluatierapport dat OCW in 2008 publiceerde (‘Evaluatie van het verlaagde BTW-tarief cultuur en media’) bleek dat een prijsstijging van 13% op een bioscoopkaartje kon leiden tot een daling in het aantal verkochte kaartjes van 6,5% in het eerste jaar tot ruim een kwart op langere termijn. Maar toen was de BTW op concurrerende cultuuruitjes nog niet verhoogd tot 19%, zoals nu.

Karin Wolfs