Princess Mononoke
Getekend door dualiteit
Princess Mononoke
Hayao Miyazaki’s meesterwerk over dualisme en onze relatie tot de natuur is opnieuw in de bioscopen te zien, in een 4K-restauratie.
“Kun je mijn opgekropte woede voelen?”, vraagt Hayao Miyazaki in de documentaire The Kingdom of Dreams and Madness (Mami Sunada, 2013). Woede is wellicht niet de eerste associatie die mensen hebben bij de animatiegrootmeester. Maar woede is wel degelijk een belangrijke motor in zijn werk, zeker in Princess Mononoke (Mononoke-hime, 1997).
Aan het begin van de film, die zich afspeelt in vijftiende-eeuws Japan, stormt een demon af op het dorp waar de jonge Ashitaka woont. In de verbeelding van de demon legt Miyazaki direct zijn kaarten op tafel. Nago, zoals het vervloekte zwijn heet, is geen vleesgeworden kwaad. Hij werd neergeschoten met een kogel van ijzer, die zich in zijn lichaam nestelde en hem van binnenuit met haat verteerde.
In Princess Mononoke bestaan goed en kwaad niet als netjes geschieden categorieën. Alles in de film is getekend door dualiteit. De dualiteit die elk van ons in zich draagt. Met als ultieme belichaming daarvan de hertengod, een figuur die overdag de vorm heeft van een hert met een mensachtig gezicht en ’s nachts transformeert tot de semitransparante Night Walker, met een mensachtig lichaam en een hertenkop.
Als Ashitaka’s arm wordt aangetast door de demon, reist hij naar het westen, hopend daar antwoorden en wellicht genezing te vinden. Hij komt terecht in de IJzerstad, een metershoog ommuurde vesting van industrie, vol stomende smeltovens en rokende schoorstenen. Naast die stad ligt een uitgestrekt bos waar wolven, zwijnen en goden rondzwerven.
Maar die schijnbaar zo zwart-witte tegenstelling tussen stad en natuur, tussen industrie en mystiek wordt door Miyazaki consequent van nuances voorzien. Ja, de mensen vernietigen natuur om hun industrie uit te bouwen, maar in plaats van ze te demoniseren, laat Miyazaki ook de mooie kanten van die mensen zien. Hun naastenliefde en levenslust. En de natuur is in zijn visie geen oord van harmonie en sprookjesmagie. In het bos ontmoet Ashitaka San, een meisje dat werd opgevoed door wolven en zichzelf niet als mens beschouwt. De wolven leven al jaren in oorlog met de mensen.
“Aan wiens kant staat hij?”, vraagt iemand in de film over Ashitaka. Het antwoord is dat Ashitaka aan niemands kant staat. Omdat hij de verschillende partijen niet als kanten beschouwt, maar als schakels van een geheel. Mensen, dieren, goden, zelfs demonen. En dat geheel is de natuur, is het leven zelf. Daarmee vertolkt Ashitaka de visie van Miyazaki op de natuur. Een in het Japanse shintoïsme gewortelde notie dat alles op aarde bezield is en dat mens en natuur niet afzonderlijk van elkaar kunnen worden beschouwd. Zodra we dat wel doen, zodra we ons erboven (denken te) stellen, leidt dat tot conflict en catastrofes.
Voor Miyazaki was Princess Mononoke, in elk geval tot dan toe, zijn meest persoonlijke film. Zijn toewijding schurkte tegen het obsessieve aan. Van de in totaal 144 duizend animatiecellen die voor de film getekend werden, tekenende Miyazaki er naar schatting 80 duizend (op zijn minst deels) zelf. De film verscheen twee jaar na Toy Story, de eerste volledig computergeanimeerde film. Princess Mononoke, een ruim twee uur durende film die van het eerste tot het laatste shot met de hand getekend werd, was twee jaar later al een zeldzaamheid.
In de documentaire Miyazaki, Spirit of Nature (Léo Favier, 2024), in september in de Nederlandse bioscopen te zien, merkt Miyazaki op hoe hij tot dan toe in zijn films altijd poogde het centrale conflict op te lossen, maar tijdens het maken van Princess Mononoke op de onmogelijkheid daarvan stuitte. Het conflict in de film is zo fundamenteel en zo diepgeworteld in ons hedendaagse mensbeeld, dat een eenduidig einde waarin het wordt opgelost, zou hebben gevoeld als bedrog. “Deze film heeft geen oplossingen, alleen onoplosbare thema’s”, aldus Miyazaki.
Het verklaart waarom de film bijna dertig jaar later nog niets aan urgentie heeft ingeboet. Juist omdat Miyazaki zo doordringend en tegelijk humaan oog heeft voor dat onvermogen van de mens om onszelf een halt toe te roepen, ondanks dat we uiteindelijk ook onszelf met onze vooruitgangsdrift vernietigen. Juist omdat de film het dualisme niet uit elkaar trekt of oplost, maar laat zien dat het overal in besloten ligt.