Webfilm: Found footage moeheid

Found footage films schoten sinds The Blair Witch Project (1999) als paddestoelen uit de grond. Zijn we nu niet klaar met steeds datzelfde trucje? Neem bijvoorbeeld regisseur Max Landis. In 2012 was zijn scenario voor Chronicle nog verfrissend, maar zijn recente korte film Jane LA voelt volledig ongeïnspireerd. Hebben we last van found footage moeheid.

Je zou er een afvinklijstje naast kunnen houden: nerdy jongen met een camera die alles filmt, met matige amateuropnames als gevolg; romantiek tussen de cameraman en diens hoofdpersonage; een extreem grimmig einde. Jane LA is in grove lijnen een kopie van Landis’ eerdere found footage film Chronicle, maar waar het bijzondere camerawerk van die film het genre letterlijk en figuurlijk naar nieuwe hoogtes bracht (de camerajongen in Chronicle kon door zijn superkrachten zichzelf en de camera laten vliegen) voelt Jane LA als een stap terug. De camera wordt weer (hand)matig bediend, er zitten grove fouten in de montage en de interviews zijn nogal knullig. Waarom kijken we hier nog naar?

Voor de authenticiteit, zullen liefhebbers van het genre waarschijnlijk zeggen, maar zo authentiek is het nou ook allemaal weer niet. De intentionele fouten verhullen in ieder geval niet het geforceerde scenario over Jane, een kunstenares die een bom wil laten ontploffen. Cameraman Trey besluit een documentaire te maken over haar en haar “kunstproject” en volgt haar onder andere terwijl ze aceton en andere explosieven stoffen in de bouwmarkt koopt. Haar sceptische vrienden, die Trey ook interviewt voor zijn film, geloven niet dat ze echt een bom af laat gaan: “Ze komt terug van het Burning Man festival en denkt ineens dat ze Tyler Durden is.” Explosieve climax of grote sisser? Het maakt niet uit. Er zit namelijk nul spanning in de opbouw naar Jane LA’s ontknoping.

Dit komt voor een groot deel omdat Max Landis (zoon van horrorauteur John Landis) te veel blijft hangen in het found footage concept. Het gros van de weliswaar geïmproviseerde dialogen komt niet verder dan praten over de camera en de film in de film. ‘Show, don’t tell‘ gaat zeer sterk op voor de found footage film. Dit genre heeft namelijk het voorrecht om simpelweg de camera ergens op te richten en te schieten. Dicht op de huid; veel uitleg of andere poespas is daar niet voor nodig. Het is daarom jammer dat Jane LA zo veel vertelt en zo weinig laat zien. We hoeven bijvoorbeeld echt niet te weten dat Trey wel een ministatiefje voor zijn camera van Jane wil lenen. Een beeldfragment van Trey’s montageprogramma hoeven we ook niet te zien. We willen alleen weten wat Jane drijft om mensen op te blazen.

Dit komt vooral door Zena Grey, die Jane erg sterk vertolkt. Dankzij haar is Jane LA het kijken nog wel waard. Haar Jane lijkt aan de ene kant kwetsbaar en zachtaardig, aan de andere kant brutaal en ongevoelig. Waarom wil ze zoveel mensen opblazen? Is dit l’art pour l’art of moordlustige waanzin? Door Grey’s optreden voelt het alsof het antwoord ergens in het midden zweeft. De sound design van de film suggereert iets anders: tijdens de overgang van de ene scène naar de andere klinkt er steeds een extreem grimmig opzwellend geluid wat een groot kwaad in Jane suggereert. Zelfs het enige interessante aspect van Jane LA probeert Landis al voor te kauwen.

Het einde van Jane LA komt dan ook niet aan als een verrassing. Landis weet het zelfs voor elkaar te krijgen om een explosieve climax te laten aflopen met een grote sisser. Het idee van de kunst van het moorden is interessant, maar in Jane LA is er niets kunstzinnigs aan. Het is wel even genoeg geweest met die found footage films.

Hugo Emmerzael