De witte waan

Tussen genie en mislukking

  • Datum 20-12-2013
  • Auteur
  • Gerelateerde Films De witte waan
  • Regie
    Adriaan Ditvoorst
    Te zien vanaf
    01-01-1984
    Land
    Nederland
  • Deel dit artikel

Foto collectie EYE

In 1987 stapte regisseur Adriaan Ditvoorst op 47-jarige leeftijd uit het leven door bij zijn geboorteplaats Bergen op Zoom in De Schelde te springen. Zijn zelfmoord markeert het einde van een korte, bewogen filmcarrière.

Door Guus Schulting

Terugkijkend lijkt Adriaan Ditvoorst een tragische figuur in de Nederlandse filmgeschiedenis. Na een flitsende start in de jaren zestig eindigde zijn veelbelovende filmcarrière twintig jaar later met zijn zelfmoord. Tijdens die carrière maakte Ditvoorst geen school, had hij geen volgelingen en bracht zijn compromisloze karkater hem herhaaldelijk in moeilijkheden met producenten en geldschieters. Pogingen om het grote publiek te bereiken faalden jammerlijk, en ondanks dat zijn eigenzinnige manier van filmen hem veel lof opleverde, werd hij even vaak als excentriek en onbegrijpelijk weggezet.
Tussen genie en mislukking: het is precies die combinatie van beeldende kracht en persoonlijke thematiek die Ditvoorst uniek maakt en die vandaag nog tot de verbeelding spreekt. Zijn vaak claustrofobische films tonen niet de alledaagse realiteit, maar scheppen door het gebruik van onconventionele camerastandpunten, wonderlijke geluidstrack en experimentele vertelstructuur een geheel eigen werkelijkheid. Een persoonlijk universum waarin de filmmaker, zo schrijft hij in een director’s statement naar aanleiding van zijn afstudeerfilm Ik kom wat later naar Madra (1965), kon afrekenen met obsessies en trauma’s die in het dagelijks leven geen plaats konden krijgen, "maar die vragen om een oplossing. Schreeuwen om een climax".

Veranderende tijden
In geen andere film komt dit zo sterk naar voren als zijn laatste, De witte waan uit 1984. Dit door cameraman Albert van de Wildt als een hallucinerende trip gefilmde verhaal, gaat over kunstenaar en heroïnegebruiker Lazlo (Thom Hoffman) die zijn hulpbehoevende moeder (Pim Lambeau) tijdens haar laatste dagen bijstaat. De dan 44-jarige regisseur maakte de film na twee commerciële flops. Hij voelde zich eenzaam en niet langer begrepen, was verslaafd aan alcohol en had zich als laatste hoop voor de toekomst tot de radicale ideeën van de Amsterdamse kraakbeweging gericht. De witte waan werd een laatste uitbarsting van obsessies en ideeën die jaren door het hoofd van de regisseur moeten hebben rondgespookt.
Adriaan Ditvoorst wordt in 1940 tijdens de oorlog geboren en groeit op in een katholiek arbeidersgezin in Bergen op Zoom. Na het gymnasium komt hij via een omweg bij de net opgerichte Filmacademie terecht. Aldaar ontmoet hij de mensen met wie hij midden jaren zestig de zogenaamde eerste golf vormt: filmmakers als Pim de la Parra en Wim Verstappen en cameramensen als Jan de Bont en Frans Bromet. Ze vormen de eerste lichting afgestudeerden die geïnspireerd door de Nouvelle Vague in Frankrijk de Nederlandse film internationaal op de kaart willen zetten.
Binnen die groep had Ditvoorst artistiek gezien misschien wel het meeste succes. Zijn korte afstudeerfilm Ik kom wat later naar Madra draaide met veel succes op de buitenlandse filmfestivals en werd daar opgemerkt door mensen als Godard, Truffaut en Bertolucci. De film vertelt het verhaal van een jonge soldaat die vanuit de legerbasis naar zijn vrouw in het ziekenhuis wordt geroepen en viel op door zijn gefragmenteerde vertelstructuur. Na dit succes kan Ditvoorst met steun van het productiefonds een lange speelfilm maken. Ook dit speelfilmdebuut, de W.F. Hermans verfilming Paranoia (1967), oogst succes: de Nederlandse kritieken prijzen het internationale niveau, het toonaangevende Franse filmblad Cahiers du Cinéma omarmt Ditvoorst als Nederlands enige auteur.
Maar is hij in de jaren zestig nog de gevierde man, in de jaren zeventig verandert het Nederlands filmklimaat. De auteurstheorie raakt uit de mode en met films als Blue Movie (1971) en Turks fruit (1973) weten regisseurs Wim Verstappen en Paul Verhoeven een groot publiek te bereiken. Er ontstaat het begin van een filmindustrie waarin Ditvoorsts persoonlijke experimenten moeilijk een plek kunnen vinden. Ook raakt hij steeds meer vervreemd van zijn collega’s. Verhoeven bijvoorbeeld levert moordende kritiek tijdens een groepsdiscussie in het literaire tijdschrift De Revisor: "Ik vind dat hij, ja, niet verder kijkt dan zijn neus lang is. Hij wil gewoon graag doen wat hij wil. Dat streeft hij na en over tien jaar heeft hij nog niets gemaakt op die manier."

Tragisch einde
Binnen deze nieuwe beweging raakt Ditvoorst steeds meer geïsoleerd, een eenling die gedreven door persoonlijke obsessies een duister en afgesloten wereldbeeld omarmt. Waar Verstappen en Verhoeven de maatschappij lijken aan te spreken met een vitaliteit en omarming van het leven, blijft zelfs wanneer het grote publiek lokt de wereld in Ditvoorsts films onheilspellend en tragisch: Flanagan (1975) naar de gelijknamige roman van Tim Krabbé is een in eigen woorden ‘stijlvolle thriller voor het grote publiek’ over een man die wraak neemt op diegenen die hem acht jaar eerder in de gevangenis hebben laten belanden. Ook de sketchachtige komedie De mantel der liefde (1978) was groter van opzet, om publiek te trekken prijkt op de poster de prikkelende aanprijzing: ‘Adriaan Ditvoorst’s schokkende persiflage op De Tien Geboden!’ Beide films floppen.
Achteraf blijkt juist in deze handreikingen naar het grote publiek de tragiek van de filmmaker te liggen: zijn talent, die eigenzinnigheid en dat beeldend vermogen, gaat hem in de weg zitten en slaat om naar een in zichzelf gekeerd kunstenaarschap. Ook De witte waan kreeg al snel het predicaat te moeilijk opgeplakt: Het Parool bijvoorbeeld kopte dat er geen verhaal in zat en het publiek liet de film veelal links liggen.
Toch zien we in De witte waan nog een keer het genie van Ditvoorst: een eenzame held wordt gekweld door het verleden en opgeslokt door de industriële leegte van een samenleving in verval — de hele wereld voelt claustrofobisch, de personages daarin hulpeloos. Vanuit nu bezien, met de wetenschap dat Ditvoorst drie jaar later zelfmoord zou plegen, blijft vooral het einde indrukwekkend, wanneer Lazlo zijn moeder naar de dood begeleidt. Ineens is daar een heel intiem maar tegelijkertijd theatraal moment, alsof Lazlo en zijn moeder een toneelstukje opvoeren. Nog eenmaal: een laatste, bevrijdende opvoering, want dan heel even komen ze los van die bedrukkende werkelijkheid. Dat moet het gevoel zijn dat Adriaan Ditvoorst tijdens zijn filmcarrière heeft nagestreefd: filmen is afrekenen en dat is bevrijdend.