World Wide Angle (NL) – 7 juni 2012
Bizarre kadreringen

De Australische filmcriticus Adrian Martin becommentarieert opvallende discussies en tendensen rond filmmakers. Deze maand de 53ste aflevering.
In een opmerkelijk boek uit de vroege jaren tachtig over de relatie tussen cinema en schilderkunst stelde de Franse criticus-theoreticus (en later scenarist en regisseur) Pascal Bonitzer een moderne esthetiek voor die bestond uit ‘ongewone camerahoeken, suggestief afgebonden ledematen, gebrekkige reflecties in troebele spiegels’; een cinema vol ‘lege shots’ die ‘het menselijk lichaam het frame uitdrijven en zich richten op dode, lege ruimte ontdaan van decor’.
Hij dacht vooral aan Robert Bresson, Michelangelo Antonioni, Marguerite Duras en andere helden en heldinnen van het modernisme. Hoewel Bonitzer zich altijd aangetrokken heeft gevoeld tot populaire cinema (jaren na het verschijnen van dit boek dat de titel Dekadreringen draagt, zou hij een Agatha Christie detective verfilmen), was hij in die nog steeds militante periode aan het eind van de jaren zeventig nog niet overtuigd van de waarde van thrillers, fantasyfilms, komedies en andere populaire vormen die, op hun eigen vrolijke manier, vaak ook al gebruik maakten van allerlei ‘ongewone camerahoeken’.
De jaren zeventig waren een tijd van intense theoretische discussies: ja, populaire cinema kon rijk en spannend zijn, moedig en inventief — maar zelfs de sterkste momenten fungeerden als lokaas, als val, een slechte verleiding, een ‘ontvoering’ van de kijker, zoals Bonitzer (naast veel andere critici) zich toen graag uitdrukte. Populaire dekadreringen ‘zogen je naar binnen’ louter om bestaande evenwichten te verstoren. Maar tegenwoordig is het zeer de moeite waard om met frisse blik naar die bizarre kadreringen van vaak over het hoofd geziene films te kijken.
Veel cinefielen kennen de briljante, oogverblindende avant-gardefilms van de Oostenrijker Peter Tscherkassky (of zouden die moeten kennen) — vooral de ‘Cinemascope Trilogy’ met Outer Space (1999) en Dream Work (2001). Jarenlang leerde Tscherkassky elk frame van de horrorfilm The Entity van Sidney J. Furie uit 1982 met Barbara Hershey uit het hoofd en bewerkte elk frame met een laser-pen. Veel van Tscherkassky’s meest geslepen critici lijken The Entity nog nooit gezien te hebben — maar dat weerhoudt hen er niet van om de film af te doen als slechts trashy, ‘ruw materiaal’ dat de avant-garde artiest nodig had voor zijn found footage extravaganzas.
Toen ik de kans kreeg Tscherkassky persoonlijk te vragen wat hij echt vond van The Entity, riep hij uit: "Fantastisch!" Vind ik ook. Omdat Furie de meest vreemde, verontrustende kadreringen loslaat aan deze kant van Straub en Huillet. ‘Off-kilter’ is maar een zwakke beschrijving van de eindeloze ruimtelijke desoriëntatie van zowel het scherm als de toeschouwer van The Entity — zelfs wanneer de camera zoiets onschadelijks als een volstromende badkuip filmt.
In een nog perversere horror-thriller, Lamberto Bava’s Ghost Son (2007), waarin Laura Harring uit Mulholland Drive (2001) figureert, zorgt weer een andere badkuip voor een nog vreemdere kadrering: de bodem is doorzichtig zodat we de voeten van onze heldin kunnen bestuderen terwijl die richting de lens komen!
Niet dat we per se tot aan de jaren tachtig moesten wachten voordat deze visuele freakshow begon. Fritz Lang verdraaide met groots en grotesk effect al perspectief en camerapositie in de eerste twee halsbrekende minuten van Spione (1928), waarin een motorrijder de nacht in scheurde met een staatsgeheim. En Jerry Lewis had in de sixties een speciale manier om (in de memorabele woorden van David Lynch) ‘het frame te bewerken’. In wat je eigenlijk een experimentele flashbackscène zou moeten noemen in The Ladies’ Man (1962) onthoofdde hij twee onbelangrijke personages. Raymond Durgnat beschreef dat perfect in z’n studie over filmkomedie uit de jaren zeventig, The Crazy Mirror: "Als Herbert’s verloofde de andere man in The Other Man kust, worden hun gezichten opzichtig afgesneden door de bovenkant van het scherm. Daardoor wordt dus het kader ‘op zich’ deel van de film… Die grap slaat nergens op, maar klopt wel (de kus is in feite te ontzagwekkend om te laten zien — ‘offscreen’, als een onderdrukte herinnering?)."
Zulke bizarre kadreringen zijn, tegenwoordig, het onderdrukte geheugen van de popcinema.
Adrian Martin | vertaling Ronald Rovers