World Wide Angle (NL) – 30 augustus 2012
Cinema: lichaam en brein
De Australische filmcriticus Adrian Martin becommentarieert opvallende discussies en tendensen rond filmmakers.
Het idee komt van Gilles Deleuze: twee typen cinema, de een meer neigend naar het lichaam, de ander meer naar het brein. Het is geen strikt of absoluut onderscheid: elke film mixt beide neigingen in wisselende verhoudingen. Zoals met alles is het een kwestie van gradatie, van nadruk.
Maar we weten wat de filosoof bedoelt. De cinema van het lichaam is John Cassavetes, Maurice Pialat, Elaine May, Abel Ferrara, Philippe Garrel. Een fysieke, viscerale cinema, gericht op het vlees, op het contact tussen lichamen, op erotiek en geweld, op ‘lichamelijke subjectiviteit’. Een cinema waar de camera middenin de chaotische flow van het leven staat.
Aan het andere uiteinde, een cinema van het brein: koel, cerebraal, systematisch, geordend, rationeel. De cinema van Harun Farocki, Stanley Kubrick, Alain Resnais, Alexander Kluge, Brian De Palma, Straub & Huillet. Kalm, in hoge mate gestructureerd. Een essayistische cinema, in documentaire of fictie modus.
Godard, Varda, Breillat, Von Trier, Eustache, Akerman — veel filmmakers schipperen tussen brein-films en lichaamfilms, waarin een van beide tendensen dominant is. Of ze mixen beide impulsen in dezelfde film. Het recente overlijden van twee meesters herinnert ons echter aan de afstand tussen deze uiteinden — en aan het immense talent dat zich toont in de spanning, de heen-en- weer-beweging daartussen op de grootste hoogten van de filmgeschiedenis.
Stephen Dwoskin en Chris Marker, lichaam en brein. Dwoskin, vrij spelende avantgardist gedurende meer dan 50 jaar, zijn oeuvre creërend in de intieme nabijheid van zijn eigen, invalide lichaam — en helemaal naar de uitersten gaand van fysieke (en psychische) pijn en plezier, op zoek naar letterlijke en metaforische naaktheid.
Geduldig portrettist van het individuele menselijke gelaat op momenten van extase of kwelling (of allebei tegelijk); rusteloos tekenaar van de wirwar van ledematen, elkaar rakend en in beweging, voorbij de conventionele grenen van identiteit en geslacht. Zoals te zien is in zijn Central Bazaar (1975), waarin een ‘encountergroep’ annex hippie-happening leidt tot een compleet verlies van persoonlijke grenzen — en het gezicht van Carola Regnier (die afgelopen november stierf) de ambivalente emoties laat zien.
Marker: altijd de tekst, geschreven of gesproken, moeiteloos welbespraakt, een overwinning van de spraakkunst, scherpte en poëtische associatie. Woorden, denken, taal sturen alles in Markers werk, ook al was hij (net als Dwoskin) iemand met een geweldig visueel (en auditief) gevoel.
Markers beelden — van de eerste films uit de jaren vijftig tot aan zijn laatste speelse video’s, Second Life wandelingen en online visuele cadeaus — kwamen tot ons als een gigantische, labyrintische archiefkast: vergelijkend, naar elkaar verwijzend en vooral onderworpen aan de meest rigoureuze montage. Zoals wanneer hij een beeld van soldaten in formatie over Denise Bellon’s foto van een glorieus naakt heenlegde in Remembrance of Things to Come (2003), met die intelligente, zachte stem op de soundtrack die ons door de sterk veranderende geschiedenis van de ‘lichaamscultuur’ leidde, vanuit het Interbellum naar het begin van de Tweede Wereldoorlog.
We kunnen ook talloze verbindingen maken tussen deze twee cruciale kunstenaars — om te ontdekken hoe cinema als medium een netwerk kan bouwen dat de te vaak tegengestelde polariteiten van brein en lichaam omvat. Beschreef Dwoskin zijn eigen mobiele, trillende ‘camera-oog’ niet als een vorm van ‘visueel denken’ — niet zomaar een uitdrukking van een grove libidinale blik, zoals sommigen dat verstonden in de jaren zeventig en tachtig? En creëerde Marker in zijn dagelijkse still-fotografische en videografische praktijk geen archief van visuele en sensuele obsessies (katten, graffiti, vrouwen in menigten en in treinen, geliefden in de metro — allemaal te zien in Chats perchés, 2004) dat ons binnenleidde in een uniek persoonlijk universum?
Een vriend merkte op, toen hij ontdekte dat Marker 91 was geworden en tot aan de laatste snik productief was (net als Dwoskin): "Dat is serieuze geschiedenis". Elke kunstenaar, op z’n eigen manier, via sensaties of reflecties, legt het dubbele spoor vast van de veranderende geschiedenis: de indrukken die de wereld achterlaat op het lichaam en het brein.
Adrian Martin | vertaling Ronald Rovers