World Wide Angle (NL) – 29 november 2012
Leeg en Vol, Dik en Dun
De Australische filmcriticus Adrian Martin becommentarieert opvallende discussies en tendensen rond filmmakers.
"Waar ik naar verwijs is de fluïde architectuur van lichamen met bloed in hun aderen die door de mobiele ruimte bewegen; het samenspel van lijnen die stijgen, dalen en verdwijnen; het samenkomen van oppervlakken, stimulatie en het tegengestelde, kalmte; opbouwen en instorten; het vormen en vernietigen van tot dan toe onvermoed leven; dat allemaal telt op naar een symfonie bestaand uit de harmonie van lichamen en het ritme van ruimte; het spel van pure bewegingen, vitaal en overvloedig." — F. W. Murnau
Toen ik recent Chantal Akermans bescheiden maar belangrijke Portrait of a Young Girl in Brussels at the End of the 60s (1994) opnieuw zag, raakte ik gefixeerd op iets dat deze regisseur heel graag doet, zo vaak als maar kan: het frame vullen en het dan weer leeg maken. Zoals de massa forensen die de uitgang van het perron naderen aan het begin van Les Rendez-vous d’Anna (1978), en dan via de trap verdwijnen — slechts een figuur achterlatend (Aurore Clément als Anna), die uit de groep loskomt om iemand te bellen.
En hoe vaak heeft Akerman niet dat bijna Chaplineske pathos van het trage loopje gebruikt waarbij een personage van de camera afloopt, diep het statische frame in tot die een klein stip of volledig onzichtbaar is, en de atmosfeer begint ‘uit te dunnen’, en de film zelf verdwijnt in een cut naar zwart — zoals in de finale van Portrait of a Young Girl.
Wat is de absolute essentie van mise-en-scène, van filmstijl of esthetiek? Dat is niet per se het menselijk lichaam, of een landschap, of de bewegende camera, of het verstrijken van tijd, of welke specifieke dingen ook die vaak worden genoemd als de essentie. Dat is — Murnau zei het al — de dynamische verandering van elementen, het vullen en het legen van het frame en de soundtrack, het verdunnen en verdikken van de atmosfeer. Alle goede regisseurs weten dat: Michael Mann, Michael Powell, Brian De Palma, Raúl Ruiz, Kenji Mizoguchi.
Die weten ook dat de emotie van de toeschouwer opgewekt, gestuurd en beheerst kan worden via zulke complexe, gelaagde methoden. Het is een lastig proces om te beschrijven en uit te leggen, omdat het niet noodzakelijk verbonden is met — maar wel krachtig samenwerkt met — specifieke filmische personages en wat ze doen in het verhaal.
Het is een esthetisch ideaal — pure, kneedbare emoties, gevoelens opgewekt door de vormen, structuren en patronen — dat veel filmmakers aantrekt, omdat (zoals filosoof Suzanne Langer in 1953 uitlegde in haar cruciale boek Feeling and Form) het alle kunstvormen samenbrengt onder de paraplu van muziek, de meest abstracte maar ook meest emotionele kunst.
Jerry Lewis gebruikte zulke emoties als explosief, voor komisch effect, in The Bellboy (1960), in een scène waar hij een onmogelijke, onderdanige taak krijgt opgelegd: om alle stoelen te ordenen in een gigantische ballroom in een hotel in Miami Beach. Dankzij de magie van montage — en een volstrekt statische camera — beleven we de overgang van leegheid naar volheid in een paar cuts.
Federico Fellini voerde het dun/dik spel verder door dan wie dan ook in de filmgeschiedenis. Bijna elke scène die hij bedacht, voert een menigte, een massa, een zwerm lichamen en objecten op — zoals het trouwfeest buiten dat zijn autobiografische fantasie Amarcord (1973) afsluit — die langzaam het frame binnenkomen en dan langzaam weer verdwijnen, terwijl stemmen, geluiden en muziek luider en weer zachter klinken, waarna uiteindelijk nog slechts geblaf klinkt of de horizon te zien is.
Jean-Luc Godard beschreef ooit eens zijn film Pierrot le fou (1965): "Het leven vult het scherm zoals een kraan een bad vult waaruit tegelijk dezelfde hoeveelheid water verdwijnt". Hij voegde meteen toe: "Het leven gaat voorbij, en de herinnering die het ons nalaat zit in ons beeld daarvan…". Dat klinkt allemaal erg Baziniaans, maar het is echt een zorgvuldige kwestie van filmische vorm, choreografie, modulatie — en transformatie.
Adrian Martin | vertaling Ronald Rovers