World Wide Angle (NL) – 28 maart 2013
Gekkigheid en onzin

De Australische filmcriticus Adrian Martin becommentarieert opvallende discussies en tendensen rond filmmakers.
Door Adrian Martin
Vreemde filmlijsten kunnen we nooit genoeg hebben. Persoonlijk, onnavolgbaar, typisch — de vrucht van iemands eigenzinnige, unieke kijkende leven. Prachtige boeken zijn voortgekomen uit zulke lijsten, zoals Gilbert Adairs Flickers (1995) en Jacques Lourcelles’ Dictionnaire du cinéma: les films (1992). Meer recent claimt Mark Cousins‘ tv-serie The Story of Film zo’n persoonlijk perspectief en heel vaak maakt hij die claim waar. We zouden ze gekkigheden kunnen noemen — grillig, riskant, vluchtig — maar zo’n reis ondernemen kan prachtige dingen opleveren, in het leven maar ook in de kunst.
Toch vereist zelfs de grootste gekkigheid of mafste lijst een basis van correcte informatie, en een betrouwbaar idee van de filmgeschiedenis in al z’n diepte en afwisseling. Het ontbreken daarvan is wat me het meest stoort aan internetsite Fandors huidige herpublicatie, in delen, van Scott Smiths The Film 100: A Ranking of the Most Influential People in the History of Movies uit 1998.
Jonathan Marlow introduceert deze optie op de site door de alleszins redelijke wens uit te spreken dat Smiths (in elke betekenis) ‘partiële’ lijst aanleiding zal geven voor tegen-lijsten, andere voorstellen met betrekking tot de vorm van de filmgeschiedenis. Oké. Maar zijn simpelweg meer lijsten de oplossing als er om te beginnen al een onwaarschijnlijk slechte lijst op tafel ligt als basis van het experiment?
Marlow beschrijft The Film 100 speels als ‘seminal’, wat zowel zaad als topwerk betekent. Ik vrees het nageslacht dat uit dit zaad geboren zal worden! Smith gaat uit van iets absoluut onkwantificeerbaars en onverifieerbaars, behalve in puur subjectieve termen: de meest invloedrijke mensen in film. De lijst bevat naast onaanvechtbare namen — Edison, Méliès, Chaplin, Hitchcock, Garbo, Kubrick — ook wat vreemdere keuzes: Hedda Hopper, Siskel & Ebert?
Een paar typische bezwaren, bijna onvermijdelijk bij dit soort exercities: weinig vrouwen (los van actrices) en een angstaanjagende nadruk op de Amerikaanse cultuur. Elke cinefiel kan moeiteloos zeker een paar dozijn namen ophoesten die op die lijst zouden moeten staan (Akerman, Preston Sturges, Béla Tarr, Serge Daney…). In de comments merkt regisseur/criticus Christoph Hochhäusler dan ook puntig op: "Ik snap het niet helemaal. Waarom heeft iemand deze lijst samengesteld? Waarom staan er (bijna) alleen maar Hollywoodmensen op? Omdat die het meest invloedrijk waren? Dat is lachwekkend."
Maar lijsten zijn lijsten, neem ze of laat ze opzij liggen. Een groter probleem zijn de korte essays van meneer Smith die volgen op elke naam. Die zijn walgelijk: "Vol ergerlijke fouten, wonderlijke omissies, belachelijke aannamen en nepmeningen"(mijn bijdrage aan de comments). Ik begon met Godard: behalve Weekend (1968) wordt niets genoemd. Omdat toen z’n mojo opraakte misschien? Of omdat hij toen niets meer opleverde aan de Amerikaanse kassa’s? Stompzinnige clichés daargelaten, niemand zal mij ervan kunnen overtuigen dat Tout va bien, Hail Mary en vooral Histoire(s) du cinema niet enorm invloedrijk zijn.
Hoe meer je rondkijkt, hoe meer bizarre dingen je vindt. Jacques Tourneur wordt Tournier genoemd. Ben Hecht wordt terecht gevierd als scenarist maar geen woord over de films die hij regisseerde. Fritz Lang wordt onevenredig toegezongen als ontwikkelaar van film noir, en z’n laatste Amerikaanse film wordt onterecht z’n laatste film genoemd. En zo gaat het door, de ene blunder na de andere. Dit is onzin en het is schadelijk.
Buiten het komische duo Siskel/Ebert is die goeie ouwe André Bazin de enige criticus die een plekje kreeg in The 100. Als ‘belangrijkste grondlegger van de auteurtheorie’ en ‘het stokje overnemend van James Agee’, zegt hij dat Bazin ‘beweerde dat de belangrijkste leveranciers van de vorm waren de fel onafhankelijke Amerikaanse regisseurs’ — zoals William Wyler? Zijn dit Smiths antieke herinneringen uit een waardeloos eerstejaarscollege over de oorsprong van de auteurtheorie?
Marlow over vriend Scott: ‘Hij weet veel, veel meer over de filmbusiness en z’n geschiedenis dan zo ongeveer iedereen die u kent.’ Dat is pas lachwekkend.
Filmcultuur kan vandaag de dag online vrij bestudeerd en beschreven worden; maar wie dat doet, heeft ook verantwoordelijkheden. Hoe je het ook wendt of keert, het publiceren van The 100 en die kritiekloos zoveel aandacht geven is een onverantwoordelijke daad van Fandor en zou onmiddellijk teruggedraaid moeten worden. Dit is het ergste soort gekkigheid.