World Wide Angle (NL) – 27 maart 2014
Tot zover hebben we het gered

De Australische filmcriticus Adrian Martin kijkt naar opvallende discussies en tendensen rond filmmakers.
Door Adrian Martin
Toen ik dit raadselachtige moment vorig jaar op het scherm zag, ging er een schok door me heen: Mathieu Amalric, zijn lichaam heftig bewegend en zijn rug op een vreemde, ceremoniële manier van de camera wegdraaiend (en van ons), wijst met zijn hand en zijn hele arm een straat door. Wat voor een plek van samenkomst, wat voor een doel, of het noodlot zelf, was dit? Toen ik dit kleine, krachtige cinemafragment beleefde in You Ain’t Seen Nothin’ Yet (2012), had ik het gevoel dat regisseur Alain Resnais zijn hele carrière samenvatte, en zo zijn levenslange onderzoek naar de diepe en geheime taal van film afrondde.
Cinema doet twee dingen: het intensiveert de ruimte en het verdicht de tijd. Tijd en ruimte als levende dingen — levend door ons, de kijkers, meer nog dan door de fictieve codes op het scherm. Een passage (een opeenvolging van ruimten, plekken, omgevingen, bouwsels) en een moment (een verzameling seconden, minuten, uren) die niet slechts overbrugd worden, maar gevoeld, emotioneel — en dus getransformeerd naar hun materiële dimensies, het concrete verandert in het imaginaire.
Alain Resnais (1922-2014) was een echte man van de cinema. Hij zei het steeds weer, op die typische vriendelijke manier: hij houdt ervan als cinema cinematografisch is, dat het die kick geeft die alleen cinema kan geven — imaginair en concreet op hetzelfde moment. Maar hij was geen purist, hij wist dat die kick overal uit gehaald kon worden: het gebaar van een acteur, een montage, een decor, een aanpassing van de belichting. Uit alles, en uit de combinatie van die alles-sen in tijd en ruimte.
Resnais’ films bestáán voor die belangrijke momenten waarop ze arriveren, ergens, ooit — momenten die maken dat je je adem inhoudt, of uitstoot, en die je doen realiseren: tot zover hebben we het gered — met alles wat dit betekent, met al het symbolische en emotionele gewicht daarvan — en nu gaan we door tot het einde… Maar zijn films wilden eigenlijk nooit eindigen, vooral die van de laatste tien jaar niet: er waren valse eindes, verrassingseindes, dubbele en driedubbele eindes in Les herbes folles (2009) en You Ain’t Seen Nothin’ Yet — sommige daarvan gelukkige eindes, sommige triest, sommige besluiteloos daar tussenin…
Deze momenten van arriveren zijn bij Resnais altijd volledig fysiek in termen van de specifieke wereld die elk van zijn films representeert: we komen bij een specifieke plek (een bar, bioscoop, slaapkamer, podium…) op een specifiek moment (dageraad, schemering, wanneer de regen begint te vallen, wanneer de zon begint te schijnen…). Hoe anders kun je precies de emotie omschrijven die samengaat met sommige momenten, die steeds weer plaatshebben en resoneren door zijn lange, fantastische carrière: zoals die waarop stellen elkaar ontmoeten, buiten een theehuis of een bioscoop — aangegeven door een enkel, neonverlicht bord — van Hiroshima mon amour (1959) tot Les herbes folles.
Hiroshima mon amour beschikt over een krachtig, klassiek middel in z’n wapenuitrusting: een korte tijdsperiode (nog geen 24 uur), zich ontvouwend via een nauwgezette serie ruimtes, kamers, straten, huiselijke plekken en allerlei vluchtige servicecentra. De overbrugging van tijd is nooit zinloos; Resnais doet alles wat in zijn macht ligt om het aan te scherpen en uit te laten kristalliseren, om het naar een moment te voeren dat als een golf over ons heen komt. Dat hoeft niet een moment van intens drama te zijn; vaak is het simpelweg een moment van ademhalen. Films kunnen onze geest vastgrijpen en weer loslaten; Resnais’ films doen dat beter en vaker dan de meeste anderen.
Resnais is nu overleden op zijn 91ste. Hij werkte, en deed wat ie het liefste deed, tot het allerlaatst — en werd er nog steeds om geprezen, op de Berlinale. We moeten zijn laatste film Life of Riley (2014) zien, en we moeten alle andere opnieuw kijken — en wel meteen, om voor eens en altijd te weten, ondanks alle misleide commentaren door de jaren heen over hoe kil, cerebraal, berekenend en conceptueel zijn werk is, dat Alain Resnais cinema’s grootste filosoof en liefdesdichter was.