World Wide Angle (NL) – 26 augustus 2015

De energiebron

  • Datum 26-08-2015
  • Auteur
  • Deel dit artikel

De Australische filmcriticus Adrian Martin kijkt naar opvallende discussies en tendensen rond filmmakers.

Door Adrian Martin

Puur voor m’n plezier keek ik laatst Alfred Hitchcocks Marnie (1964) nog een keer en wat me vooral opviel was het ongelofelijk energieniveau dat die film tot het eind toe weet vol te houden. Zoals zoveel van de meest intrigerende Amerikaanse films van de jaren zestig, bevindt Marnie zich tussen het classicisme van jaren vijftig Hollywood en al die ‘nieuwe cinema’-bewegingen die tijdens de jaren zestig en zeventig over de wereld zwiepten.
Maar Hitchcock was klaar om de uitdaging aan te gaan: met zijn altijd verrassende keuze van camerastandpunten, in het plotselinge afkappen van scènes middenin de actie, in de hoekige overgangen tussen gebeurtenissen die afgestemd waren op Bernard Herrmanns muziek, in de ‘kunstmatige effecten’ die zo makkelijk werden afgedaan door een horde kortzichtige critici, en in de duistere gebaren en gezichtsuitdrukkingen van zijn belangrijkste acteurs — Hitchcock bleef manieren vinden om de energie te versterken en van moment naar moment te laten stromen.
Energie, net als ritme en atmosfeer, is een van de meest waardevolle elementen van cinema en tegelijk een van de moeilijkste om te lokaliseren, kwantificeren of beschrijven. Zoals Alain Masson schreef in een artikel in Positif in 1997 over het meten van het ritme van een film: ‘De moeilijkheid van het probleem — maar dat is precies wat het zo interessant maakt — ligt in z’n complexiteit.’
Niemand weet eigenlijk precies waar het vandaan komt, of welke formule gebruikt kan worden om het te creëren: elke kundige filmmaker weet dat het eigenlijk overal uit kan ontstaan — en net zo makkelijk kan verdwijnen — in elke fase van productie, van de eerste versie van het script tot aan de laatste mix, en dat het hun vak is om die verraderlijke vonk te vinden en vast te houden. Is dat waarom zoveel regisseurs op de set roepen, alsof ze tot een mysterieuze god bidden: "Ok, iedereen — hou die energie hoog!"
Een ander verhelderend voorbeeld uit de sixties. Wat je ook vindt van Lolita (1962) als adaptatie van Vladimir Nabokov, hoe hoog of laag je die ook aanslaat in het Stanley Kubrick Pantheon, één ding is zeker: het is een film die uit de energiebron tapt. Kubrick — en hierin heeft hij veel regisseurs beïnvloed, van Jean-Claude Brisseau en Krzysztof Kieslowski tot Paul Thomas Anderson en Todd Haynes — is de ‘regisseur van kracht’: hij zocht altijd naar gedurfde stilistische ideeën.
Lolita is een masterclass in de regie van energie: vooral in alles wat te maken heeft met de gecoördineerde, geïntegreerde actie van framing, camerabeweging, mise-en-scène, kostuum, objecten/props en de houdingen en gebaren van zijn (briljant inventieve) acteurs. Op 27 minuten in de film, tijdens een schooldansfeest, bevindt zich een take van 90 seconden die weinig kijkers speciaal zal zijn opgevallen. Charlotte (Shelley Winters) komt het frame binnen terwijl ze twee belangrijke props draagt: een drankje en een stuk cake. Als ze die eenmaal gedeponeerd heeft in de handen van Humbert (James Mason), en haar twee vrienden inmiddels ook het frame zijn binnengekomen (net als zij in het zwart gekleed) om hun gechoreografeerde posities in te nemen, staat Humbert helemaal vast: hij kan het voedsel niet wegzetten, hij het niet eten of drinken, en elke kant waar hij zich heen beweegt, confronteert hem heel ongemakkelijk met de borsten van de meisjes.
Het hoogtepunt van deze komedie: als hij probeert op te staan en te vertrekken, drukken drie handen hem tegelijk naar beneden. Laatste ironische noot: alleen Charlotte en Humbert als enige nog in het frame, maar hij geflankeerd door haar uitgestrekte armen — één hand die het drankje vasthoudt, één hand de cake.
Voor critici is dit een uitdaging die te maken heeft met de — vaak onuitgesproken of onbewuste — criteria die we gebruiken om welke film dan ook te beoordelen. Wat waarderen we echt, waar zoeken we naar in een film: helderheid, spaarzaamheid, expressiviteit, dramatische eenheid, emotionele impact? Elke criticus moet proberen voorbij die rigide, vooraf bepaalde, vaak conservatieve normen van evaluatie te komen. Maar eerst moeten ze zich bewust worden van hun eigen criteria. In mijn geval koste het me flink wat jaren om me te realiseren dat de grip die cinema op me had — veel meer dan plot of de kracht van personages — precies die lastig-te-beschrijven eigenschap was die ik energie noem.

Geschreven door