World Wide Angle (NL) – 25 februari 2015
Vaarwels, hele cirkels en ellipsen

De Australische filmcriticus Adrian Martin kijkt naar opvallende discussies en tendensen rond filmmakers.
Door Adrian Martin
Deze week, wanneer ik dit schrijf, zal ik mijn laatste colleges geven. Misschien niet mijn laatste colleges ooit, maar wel voor nu — en de laatste in een stabiele baan aan een universiteit. Op de jeugdige leeftijd van 55 ga ik weer terug naar freelance schrijven en verwante filmische avonturen.
Serge Daney omschreef cinefilie ooit als "de eeuwige terugkeer naar een fundamenteel genot". Een genot dat voor elke cultuur weer anders is, en voor elke generatie, en uiteindelijk voor elk individu. Maar wat het ook is dat voor ieder van ons de kern van de cinefiele passie bepaalt, dat is waar we, blijkbaar, naar zullen terugkeren.
Vaak, als ik lees over de beste essayisten en critici — zoals Raymond Durgnat of Siegfried Kracauer — bespeur je het plezier bij hun bewonderaars als ze opmerken dat, vooral wanneer het leven van de criticus zijn einde naderde, zijn of haar avonturen de cirkel rond maken: dat ze helemaal terugkomen bij wat ze voor het eerst het genot bracht. Ze keren terug bij hun oerobsessies, naar de vonk die hen voor het eerst het spel binnenvoerde — terwijl de filmgeschiedenis, zonder hen op te merken, zich verder voltrok. Het is poëtisch, het is sentimenteel, maar het is ook een beetje triest: alsof de cinefiel gedoemd is achteruit te reizen.
Instinctief, en puur voor het plezier, construeerde ik mijn laatste semester met colleges rond specifieke films die tot de eerste films behoren die ik obsessief tot in detail bestudeerd heb: Henry Hathaways surrealistische meesterwerk Peter Ibbetson (1935), Hitchcocks perfecte Notorious (1946), Cassavetes’ sublieme Gloria (1980). Ik heb nog aantekeningen van toen, analyses van scènes en lijstjes met shots die ik maakte toen ik die films rond mijn 18e of 20e zag, en die gebruikte ik in mijn colleges van 2014/2015. Ik had het gevoel dat ik plotseling ‘het boek weer opensloeg’ over deze heerlijk rijke films, en weer onderzocht welke intieme greep ze altijd op mijn geest hebben gehouden, en moest toegeven dat, ondanks elke truc van de filmanalyse, hun diepste geheimen mij altijd zullen ontgaan.
Was ik de cirkel rond aan het maken? Of zal de cirkel altijd, in genade, stuk zijn? In een ander laatste college richtte ik me op twee filmmakers die ik liefheb en hoger heb zitten dan bijna alle andere: Fritz Lang en Ernst Lubitsch. Ergens tegen het einde keek ik Lubitsch’ Heaven Can Wait (1943) opnieuw — en beleefde opnieuw een bepaald zinderend moment dat, op de leeftijd van 14 of 15, mijn cinefiele ziel vormde naar wat het vandaag de dag nog steeds is.
Heaven Can Wait is een film over tijd, geleefde tijd — de tijd die voortgaat, die ouder wordt, gemarkeerd door de cyclus van verjaardagen en jubileums — en de tijd die terugslaat op zichzelf, die echoot en zichzelf herinnert, dankzij terugkerende jaarlijkse rituelen. Een prachtige en oneindig melancholische film. In een scène ergens rond de 96ste minuut denkt Henry (Don Ameche) samen met zijn vrouw Martha (Gene Tierney) terug aan het verleden in dezelfde kamer waar ze elkaar 25 jaar geleden ontmoet hebben. En ze dansen. Terwijl ze naar het midden zwieren van de verder lege ruimte, gaat de camera — in een beweging die bepaald niet typisch is voor Lubitsch, realiseerde ik me later — omhoog naar het plafond om ze, heel kort, van een afstandje in het frame te vangen. En tijdens deze film vertelt Henry’s stem op de soundtrack: "Ik wist het toen niet, maar dit zou onze laatste trouwdag zijn. Het was de laatste keer dat we samen dansten. Martha had nog maar een paar maanden over. En die maakte ze tot de gelukkigste van ons leven".
De kloof tussen beeld en geluid, tussen visie en begrijpen, tussen het huidige moment van geluk en het komende moment van verdriet: verwoestend voor een jonge cinefiel in z’n tienerjaren! Maar het liet mij ook echt de magie van deze fantastische kunst zien: de kunst van de ellips. Lubitsch overstijgt de dood door die te omzeilen, eroverheen te springen, door die weg te stoppen in de discrepantie tussen de dans die we zien en de stem die we horen. Precies in die ellips ontsnapt de tijd aan z’n voorwaartse tred en z’n eeuwige wederkeer, precies in die ellips kunnen we een wedergeboorte ervaren.