World Wide Angle (NL) – 24 november 2011
De Australische filmcriticus Adrian Martin schuimt het web af en becommentarieert opvallende discussies en tendensen rond filmmakers, in webzines en blogs. Deze maand de 47ste aflevering: ‘De Passie van Vertaling’
Hier komt een klaagzang — of een klacht — die ik zeker een keer per maand van over de hele wereld te horen krijg: "Waarom is nog steeds niet al het werk van Eisenstein/Bazin/Kracauer/Daney/etc. naar mijn eigen taal vertaald?" De wereld is ontzaglijk groot en elke individuele nationale filmcultuur voelt het gemis — of moet zich nog realiseren wat het mist: Frieda Grafe in het Engels, Raymond Durgnat in het Frans, stapels Mikhail Iampolski maar alleen in het Russisch, Judith Williamson onbekend in Spanje, Manny Farber die nog moet doorbreken in het Koreaans en zo gaat het eindeloos door.
Wat er wordt vertaald — in bijna elk vakgebied en vooral in de kunsten en de geesteswetenschappen — is altijd minuscuul, een bruggenhoofdje in een andere cultuur. Veel mensen hebben een aandoenlijk Platonische kijk op vertalingen: alles ligt klaar om vertaald te worden dus op de een of andere magische manier zal dat ook allemaal gebeuren! Tegelijk is het een schattig en naïef idee dat ervan uitgaat dat uitgevers en hun redacteuren mensen zijn met een totale, globale kijk, een compleet begrip van de cultuurgeschiedenis en een onberispelijk besef van intellectuele prioriteiten: ze wachten alleen precies het juiste moment af om de markt te bestormen met 1.000 pagina’s van Eisensteins Method!
Regelmatig worden op allerlei plekken ‘vertaalprojecten’ aangekondigd, zoals door de Society for Cinema and Media Studies (SCMS). Elke keer als ik zo’n kop boven een artikel zie, slaat mijn hart over: wat gaat het worden, wat gaat er verschijnen? Maar in feite zijn al die projecten zeurende wenslijstjes: "Waarom hebben we niet alles van Pasolini over film in het Engels? Wanneer wordt Helmut Farbers aanzienlijke Duitse oeuvre een keer naar de rest van de wereld geëxporteerd?" — alsof erover klagen vanaf de top van een of andere hoge berg ervoor gaat zorgen dat het ook echt gebeurt.
Ik heb het geluk gehad deel te kunnen zijn van het vertaalproces. Op het moment neemt het zelfs een groot deel van mijn tijd in beslag. Mijn teksten worden vertaald, ik vertaal het werk van anderen. Ik zie dat als een privilege en als een plicht. Het heeft zelfs iets van een missie gekregen om zo veel als ik kan te helpen bij het vertalen van teksten over film — en de internetcultuur draagt daar onmetelijk veel aan bij. Minder tijd blijft helaas over voor andere zaken, maar ik ben eraan verslingerd geraakt. Ik zie het, een beetje religieus — en zelfs een beetje erotisch — als de Passie van Vertaling.
Hoewel er veel uitstekende professionele deskundigen/vertalers zijn (zoals wat betreft het Engels/Frans/Spaans de geweldige Surrealisme-expert Paul Hammond), heeft het vertalen weinig weg van een ‘industrie’ die gereguleerd, beheerst of aangestuurd wordt door een soort Mabusiaanse almacht. Het is, integendeel, volledig ad hoc, zonder continuïteit, vaak willekeurig en regelmatig vreselijk oneerlijk (hebben we nooit het gevoel, in een aanval van wrok, dat sommige filmtheoretici oververtaald worden?).
De wet van het vertalen is eenvoudig: vertalen gebeurt gewoonlijk alleen als één persoon — een geschift, super-toegewijd, obsessief persoon — beslist, tegen alle redelijkheid en beter weten in, om het te doen, of om het samen met anderen te realiseren. En dat betekent fondsen bij elkaar brengen, een uitgever vinden (hoeveel Engelstalige uitgevers hebben ooit gehoord van Grafe of Hasumi of honderd nog nooit vertaalde andere auteurs?), en twee, drie, vijf en misschien wel meer jaren reserveren om het manuscript die lange weg af te laten leggen en onder de aandacht te brengen van een klein, maar dankbaar lezerspubliek. Maar dat is de passie van vertaling…
Adrian Martin | vertaling Ronald Rovers