World Wide Angle (NL) – 24 december 2015

  • Datum 24-12-2015
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Werner Schroeter

De Australische filmcriticus Adrian Martin schuimt voor de Filmkrant het wereldwijde web af. Als correspondent becommentarieert hij opvallende discussies en tendensen rond films en filmmakers, in webzines, weblogs etc. Aflevering 30: Werner Schroeter.

In Thomas Elsaessers baanbrekende boek New German Cinema: A History, wordt Werner Schroeter ‘Duitslands grootste marginale filmmaker’ genoemd. Die aanduiding vond ik opvallend en bracht me zelfs een beetje van slag toen ik ‘m in 1987 tegenkwam: hoe kon deze figuur zo belangrijk en toch zo onbekend, zo weinig gezien en bediscussieerd zijn? Je zou kunnen zeggen dat Schroeter een plek kreeg in het Pantheon van de Onzichtbaren dat zich in die tijd in mijn hoofd vormde: andere donkere sterren waartoe ik me op mysterieuze wijze aangetrokken voelde waren Philippe Garrel en Carmelo Bene. En niemand van hen, moet ik zeggen, heeft me ooit teleurgesteld toen ik later eindelijk in staat was een vluchtige ontmoeting met hun werk te regelen. Is cinefilie, zoals Nicole Brenez ooit suggereerde, werkelijk het verwachtingsvolle najagen en vereren van een beeld waarvan we van ver genieten, waarvan we alleen een glimp opvangen — een still die ons doet watertanden, of een zin in een artikel?
Ik heb nog steeds bedroevend weinig gezien van het werk van Schroeter, die onlangs op vijfenzestigjarige leeftijd overleed. Rainer Werner Fassbinder verklaarde lang geleden al dat iedereen in de Nieuwe Duitse Cinema alles van Schroeter gestolen had (melodramatische stijl, Warholiaanse ‘steracteurs’, een visie op het politieke in het persoonlijke) en dat ze hem bovendien met alle plezier hadden veroordeeld tot de zogenaamde underground, waar hij geen kwaad kon en waar zijn werk kon wegzakken in de vergetelheid. Programmeurs, curatoren en restaurateurs hoeven nauwelijks moeite te doen om de sporen van Schroeters geweldige en verrukkelijk rijke oeuvre na te jagen. Omdat het bijna altijd een soort trash cinema was, een cinema van de ontkenning ook: waar, wanneer en hoe dan ook aan elkaar geplakt, zelfs als het hem lukte met bekende ‘namen’ (Isabelle Huppert, Angela Winkler) of aan bedrieglijk commerciële producties te werken.
Het werk van Schroeter, net als dat van Bene en Garrel, verzet zich tegen commodificatie. Het straalt een gezonde, vaak verontrustende dosis ongemak uit. Het is nooit zo maar esthetisch — zelfs niet wanneer het extatisch opgetogen is. Zijn films belichamen alle lessen die in de jaren zeventig door de filmtheorie gedicteerd werden — de les van heterogeniteit, van films als barokke allegorie, met narratief en betekenis in puin, met een verwoestend verlangen en sublieme esthetische overmaat, homocinema als een vogelvrije provocatie, de scandaleuze maar volledig vanzelfsprekende band tussen avant-gardisme en Z-garnituur popcinema — al die ideeën die theoretici snel lieten varen terwijl ze richting veiliger, meer verheven standpunten over indie-cinema gleden, weg van de ware experimenten. Schroeter was een onzelfzuchtig maar wel een ongenadig experimentator.
Toen ik recent toevallig tegen een kopie van the kingdom of naples aanliep in een winkel voor Italiaanse dvd’s, was ik stomverbaasd een film te vinden die zo hevig en scherp laveerde tussen de kwellingen en orgasmen van de amour fou en de eindeloze optocht van politieke koerswijzigingen en compromissen die het gezicht van de 20e eeuw bepaalden.
In Schroeters films, zoals David Ehrenstein beweerde in de fantastische Film — The Front Line boekenserie, zit altijd een transgressieve kracht die de fijnzinnige vormen uit elkaar trekt — hoe welbespraakt hij ook was in de klassieke literatuur, beeldende kunst en muziek. Misschien is het de blik van een personage dat niet door de plot beheerst of door de camera gevangen kan worden; misschien is het wat filmmaker Alexander Kluge de ‘kracht van emoties’ noemde, verstopt in de theatrale muziek die Schroeter aanbad.
Schroeter was een bekende wildeman, en hij was ook een man die een razende liefde kon laten voelen — en in zijn omgeving kon ontketenen: kijk maar naar de manier waarop hij in het sublieme love’s debris (1996) met alle teugels los een oudere diva omhelst terwijl ze naar platenopnamen uit haar jeugd luistert. En dit is het beeld dat ik altijd zal bewaren van Werner Schroeter: de prachtige zwaai omhoog van zijn handen terwijl hij terloops maar krachtig zijn film introduceert op het Rotterdams filmfestival, vertellend dat de Engelse titel eigenlijk moet zijn: preparing to love. Dat wij ons allemaal altijd mogen klaarmaken om lief te hebben zoals Werner Schroeter liefhad.

Adrian Martin | vertaling Ronald Rovers

Geschreven door