World Wide Angle (NL) – 23 oktober 2014

Het levend vlies dat ons verbindt

  • Datum 23-10-2014
  • Auteur
  • Deel dit artikel

De Australische filmcriticus Adrian Martin kijkt naar opvallende discussies en tendensen rond filmmakers.

Door Adrian Martin

Op het Curtocircuíto festival in Santiago de Compostela was in oktober een klein, maar boeiend retrospectief gewijd aan de Canadese filmmaker Mike Hoolboom. Holboom is niet het soort regisseur dat elk spoor van zijn creatieve werkzaamheden van de afgelopen dertig jaar bewaart. Integendeel, regelmatig onttrekt hij films aan de circulatie en soms dankt hij ze zelfs af. Sommige films werken alleen op een bepaalde tijd en plaats, legt hij uit, en trouwens, er zijn al te veel films en video’s in de wereld, te veel beelden en geluiden waarmee we iets moeten.
Tijdens een geweldige masterclass op het festival deelde Hoolboom zijn ideeën over het creatieve proces, die beïnvloed bleken door zenboeddhisme. Wat we nodig hebben in het moderne leven is aandacht, zei hij: het vermogen om aandacht te schenken aan mensen, dingen, gezichten, gevoelens die ontstaan tijdens een ontmoeting. Ik begon te peinzen over de spanningen die de kern bepalen van het werk van deze buitengewone kunstenaar — iemand die helaas niet zo bekend is op het internationale podium van de experimentele film, of zoals hij het zelf liever noemt, de fringe film.
Veel van Hoolbooms films, zoals Frank’s Cock (1993) and Tom (2002), zijn intieme portretten van hechte vriendschappen in het aids-tijdperk. Net als in de recente films van Stephen Dwoskin wordt de dreigende schaduw van de sterfelijkheid ongedaan gemaakt door lyrische openbaringen: schitterend licht dat op lichamen valt, gedeeld geluk, alledaagse genade. Aan de andere kant bieden deze films ook een schouwspel, geprojecteerd op een scherm voor een publiek met priemende ogen. Maar dat maakt Holboom niet uit: elke film begint als een ’trio’, zegt hij: met als de derde partij eerst de camera en later de toeschouwer.
Maar waar zit de factor ‘aandacht’ in de verzengende montages van Hoolbooms films? Zijn films zijn niet minimalistisch, geduldig of contemplatief — onze moderne cliché-opvatting van cinematografische aandachtigheid. Al zijn films ontstaan uit een omweg, zoals hij zelf zegt, een vorm van vrije associatie die door een enorm gebied van beelden en geluiden voert — om uiteindelijk terug te keren naar iets simpels, zoals het gezicht van een vriend.
Voor Hoolboom liggen deze beelden en geluiden tussen ons in — niet als een barrière, maar als een levend vlies dat ons verbindt. Veel van zijn films, inclusief Public Lighting (2004) en Scrapbook (nog in ontwikkeling), behandelen de vraag hoe onze identiteit in goede of kwade zin wordt gevormd door fantasierijke projecties en identificaties. In Damaged (2002) nam hij een verzameling oude ansichtkaarten die hij gevonden had in een doos in een winkel en stelde zichzelf de vraag: welk leven zou overeen kunnen komen met deze beelden?
Zelden ontbreekt in een Hoolboom-film een verhaal of een toespraak tot de kijker. Dat is wat hij doet om zijn werk begrijpelijk en toegankelijk te houden — zelfs voor zijn moeder, die hij zich als zijn gemiddelde kijker voorstelt. Eigenlijk zijn de verhalen van Hoolboom als het proza van Roland Barthes of de films van Terrence Malick: in principe kan iedereen zich ermee vereenzelvigen. Als we naar zijn werk kijken, weten we nooit zeker hoe deze verhalen zijn begonnen of waar ze precies vandaan komen: uit het leven van Hoolboom of dat van iemand anders? Werden ze gegapt uit een roman, een film, een grap, een citaat? Of zijn ze puur fictie? En werd het verhaal passend gemaakt bij het golvende vlies van beeld en geluid, of andersom? Het precieze antwoord doet er niet toe: wat er wel toe doet is de golf die hij laat stromen en waarop we kunnen meevaren — als we durven.

Geschreven door