World Wide Angle (NL) – 22 september 2011
De Australische filmcriticus Adrian Martin schuimt het web af en becommentarieert opvallende discussies en tendensen rond films en filmmakers, in webzines en blogs. Deze maand de 45ste aflevering: ‘What in the World’.
Filmwetenschapper Paul Willemen beweerde ooit dat zelfs de meest basale begrippen binnen filmstudies — zoals montage of realisme of mise en scène — woorden zonder eenduidige betekenis of stabiele referent zijn: in werkelijkheid zijn het klungelige pogingen om een paar uiterst complexe processen te benoemen en te temmen. Het zijn onzinwoorden: verwijzend naar esthetische krachtenvelden, politieke invalshoeken, culturele tradities en mogelijkheden die vaag gevoeld worden, maar lastig te vangen zijn in keurige woorden en sleutelconcepten.
Wereldcinema is de meest recente van die concepten die meer op een massa of een wolk lijken dan op iets waar je simpelweg naar kunt wijzen. Het moet duidelijk meer betekenen — of minder — dan alle films die op een bepaald moment op de wereld gemaakt worden. Tegelijkertijd is het altijd meer een groeiend dan een krimpend concept geweest — een aansporing om verder te kijken. De term speelde de rol van een irritante mug: een aanhoudende, zeurderige herinnering in je brein om die oude gewoonte los te laten van onmiddellijk en gedachteloos Anglo- en Eurocentrisch denken bij alles wat met film te maken heeft. Deze strijd zal nooit helemaal gewonnen worden: oké, tegenwoordig kan ik moeiteloos een half dozijn Taiwanese regisseurs oplepelen. Maar kan ik net zo makkelijk Chinese filmtheoretici of Egyptische filmcritici noemen?
Het is Wereldcinema vrij snel gelukt om de ruimte voor het debat vast te leggen. Dudley Andrew vraagt zich af of dit de nieuwe, gepimpte naam is voor wat we ‘Derde Cinema’ noemden in postkoloniale theorieën. Soms staat het voor Transnationale Cinema. Meer militant voert over de hele wereld een legertje progressieve critici in tijdschriften als Transit (Spanje) of Independencia (Frankrijk) de term op als een codewoord voor Resistant Cinema — in welke hoedanigheid dat verzet zich vandaag de dag ook aandient.
Een canon van regisseurs aan de frontlinie van Wereldcinema verzamelt zich al — ten goede of ten slechte — op papier, tijdens festivals en in studies aan universiteiten: Jia Zhang-ke, Mercedes Álvarez, Pedro Costa, Apichatpong Weerasethakul, Nuri Bilge Ceylan. We weten allemaal dat zulke opsommingen van auteursnamen grillig, modieus, tijdelijk en beperkend kunnen zijn; niettemin, de samenstelling — en het betwisten — van een canon is een sleutelelement in de huidige ‘filmoorlogen’.
Voor mij markeert Wereldcinema een breuk met oude houdingen waarbij je ofwel voor of tegen kunstzinnige cinema was. Die kunstzinnige cinema verwaterd en werd arthouse cinema — filmhuizen waar de smaak voor wereldwijde trends meer en meer conservatief is geworden. Met als resultaat dat Wereldcinema over de hele wereld gedefinieerd kon worden (waaronder in Australië) als precies de kunstzinnige cinema die niet langer gedistribueerd en getoond kan worden in de arthouses.
Maar Wereldcinema noemt net als de vroegere kunstzinnige cinema andere discussies en punten die ook urgent zijn. Want wat doen we met alle populaire tradities (zoals in de Afrikaanse cinema) die lokaal gevierd worden maar nooit over de grens reizen of zich vertalen in het concept van een exotisch buitenland? Wat doen we met de langzaam groeiende beweging voor ‘Global Indigeneity’ (het denken vanuit inheemse volkeren)? Bestaat er een nieuwe conceptuele gereedschapskist voor de digitale 21e eeuw om de strijd voor erkenning en verspreiding van Vrouwencinema of Experimentele Cinema opnieuw richting te geven? En wat doen we met de heruitvinding van de cinema in de galerie, op publieke schermen en op YouTube?
Ondanks alle kritische beschouwingen is Wereldcinema niet slechts een mythe. Een motto uit Rosalind Galts en Karl Schoonovers boek Global Art Cinema is het entreeticket voor dit gebied: "Wij weigeren het potentieel van het internationale te onderschatten."
Adrian Martin