World Wide Angle (NL) – 22 december 2011
De Australische filmcriticus Adrian Martin schuimt het web af en becommentarieert opvallende discussies en tendensen rond filmmakers, in webzines en blogs. Deze maand de 48ste aflevering: ‘Schone letteren’.
1 Een liefdevolle hommage aan een (flink) verouderde Mae West, bevreemdend en seniel, in Sextette (1978).
2 De beschrijving van een shot in een film van Raúl Ruiz: in die paar seconden die de camera nodig had om te beginnen met draaien, veranderde Melvil Popaud van een kind in een adolescent.
3 Een verloren tekst ondertekend door Roland Barthes en gepubliceerd, met een geleerde inleiding, in Sight and Sound: een sobere analyse van de Britse serie Carry On.
4 Lofzangen op een film die de criticus nooit zag (The Woman from Nowhere, 1922) of die ik nog moet zien op te sporen (Pierre Zucca’s Roberte, 1978).
5 Lof voor collega-critici (Jonathan Rosenbaum, David Ehrenstein, Raymond Durgnat) die zagen dat de kleur van Cary Grants sokken veranderde tijdens die sproeivliegtuigsequentie in Hitchcocks North by Northwest (1959).
Dit waren de dingen die me onmiddellijk te binnen schoten toen ik het trieste nieuws hoorde over de dood van Gilbert Adair op 8 december 2011 op 66-jarige leeftijd — niet zo lang na het heengaan van Raúl Ruiz, met wie hij samenwerkte aan gerealiseerde (The Territory, A Closed Book) en niet gerealiseerde films (The Picture of Dorian Gray). Een schrijver in allerlei vormen (roman, poëzie, onderzoeksjournalistiek, bondige recensie, uitvoerige pastiche), Adair was een grenzeloos vindingrijke stilist, een toegewijd beoefenaar van wat we tegenwoordig ‘creatief recenseren’ noemen.
Adair bezette zelfs met trots een plek in wat als een uithoek van de kritiek wordt gezien: wat vaak spottend de schone letteren wordt genoemd, ‘schrijfkunst’ die buiten de strikte grenzen van fictie en non-fictie valt. Bij een snelle blik kan zijn werk eruit zien als een verzameling fijnzinnige en snobistische smaak-impressies van een snobberige estheet. Maar duik in verzamelingen essays als Myths and Memories (1986) of The Postmodernist Always Rings Twice (1992) — ervaringen die mij als lezer en schrijver hebben gevormd — en je vindt een sensibiliteit fijntjes afgestemd op hoge en lage cultuur, op intellectueel werk zowel als op alledaagse, hedonistische genoegens.
Adair hield ervan zichzelf af te schilderen als een ouderwetse, nostalgische kerel met maniertjes, niet helemaal op z’n plek in de moderne wereld — zelfs als het ging om het homoseksuele ritueel van het cruisen, ooit in die ‘goeie ouwe tijd’ een heimelijke maar elegante jacht, voordat de politieke bewegingen van de seksuele vrijheid verschenen. En toch, in een recent commentaar op Godards profetische esthetische visie, kon Adair doordringend aanvoelen dat "het internet, bijvoorbeeld, helemaal Godardiaans is".
Net als Ruiz had Adair een voorkeur — al was het maar als ironische houding — voor alles wat zich aandiende met sluiers, codes, discretie, theater en rituelen. Dat is een van de redenen dat hij z’n hele leven vasthield aan het type semiotische analyse van alomtegenwoordige culturele tekens dat bekend werd dankzij Barthes: semiotiek, in z’n Barthesiaanse vorm, leek een pact te hebben gesloten met homofiele elegantie. Zoals Thomas Elsasser ooit over Hitchcock zei, Adair was weer zo’n "eigenaardige Britse dandy".
In een van de meest aforistische en fascinerende formuleringen in de geschiedenis van de filmkritiek, zei André Labarthe ooit over de Cahiers du cinema critici uit de jaren vijftig en zestig dat ze dandyisme belichaamden, maar dan "dandyisme zonder spiegel". Bedoelend dat ze niet zozeer gericht waren op zelfonderzoek (ook al koesterden ze zorgvuldig alles wat ze in het openbaar deden) maar op het innig contact maken met hun liefdesobjecten (dwz. films), en op het creëren van iets in de wereld en z’n cultuur. Gilbert Adair hoorde bij die bijzondere dandy’s die een schitterende spiegel konden voorhouden aan iedereen die ze in het oog kregen.
Adrian Martin | vertaling Ronald Rovers