World Wide Angle (NL) – 20 januari 2016

De goeie slechte ouwe tijd

  • Datum 20-01-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

De Australische filmcriticus Adrian Martin kijkt naar opvallende discussies en tendensen rond filmmakers.

Door Adrian Martin

In een geestige column die de Schotse filmcriticus Gilbert Adair (1944-2011) ergens in de jaren tachtig schreef, peinsde hij dat voor een homoseksueel als hijzelf de vrolijke dagen allemaal in het verleden lagen. Hoeveel opwindender was het, zei hij, toen het allemaal niet mocht en in het geniep moest — toen alle communicatie met een potentiële partner (lange of korte termijn) een zaak van cryptische signalen was, van gecodeerde afspraken en subtiele gebaren die als in een choreografie heen en weer gingen. Het was een spel waarmee je klappen op kon lopen (stel je die in-denial homo-erotische stoere kerels voor in Cammell/Roegs Performance), of, au contraire, een gezellige tijd had.
Op het moment dat seksualiteit helemaal in de openbaarheid is, niet langer onderworpen aan zo’n meedogenloos regime van onderdrukking, redeneerde Adair, gaat er iets verloren. Voor het grootste deel zijn we het erover eens dat het een vooruitgang is als beknellingen verdwijnen: de samenleving als geheel tolereert meer diversiteit, wat een eerlijker en rechtvaardiger waardering is van de rechten van alle ingezetenen…
Maar Adair wilde een gedachte optekenen die daar tegen inging: was hij wel zo extatisch nu hij gedwongen was die verborgen onderwereld te verlaten en zich opnieuw bij de normale wereld te voegen waaraan hij ooit zo behendig ontsnapte? Zijn eigenzinnige versie van dandy-romantiek resoneerde uitstekend met die zin van Charles Maurice de Talleyrand waar Bernardo Bertolucci de titel van zijn tweede film op baseerde: ‘Alleen degenen die voor de revolutie leefden, weten hoe zoet het leven kan zijn.’
Film heeft een gecompliceerde relatie met wat wetenschapper Brian Henderson de ‘wall of oppression’ noemde, die ongebreidelde erotische spanning verleende aan allerlei onuitgesproken verlangens (homo, hetero, alles wat God verbood) die op het punt stonden in daden omgezet te worden. Voordat die muur naar beneden komt, zijn drama, suspense en romantiek mogelijk. Als hij eenmaal tegen de vlakte gaat, betreden we vreemd terrein waar alles is toegestaan, zonder grenzen of barrières: dat van de decadentie. En ergens daartussen bevindt zich dat grijze spectrum van een ‘genormaliseerde’, banale publieke wereld. Deze gedachten komen op bij het zien van twee uitstekende, prachtig gestileerde films: Todd Haynes’ Carol (2015) en Bertrand Bonello’s Saint Laurent (2014).
Het valt op hoe vaak Haynes — afgezien van Safe (1995), nog steeds zijn beste film — het verleden heeft opgezocht. Er is een aspect aan zijn sensibiliteit (en die van veel andere kunstenaars) dat zich bewust afkeert van het nu, om de onderdrukkingen uit het verleden te kunnen voelen: afstompend, maar spannend om heen te gaan, op welke grote of kleine manier dan ook. Natuurlijk wil Haynes (opnieuw: zoals veel anderen) ook de geschiedenis analyseren, begrijpen waar we vandaan komen, onze afstand — of gebrek aan afstand — tot dat verleden meten. Maar er zit ook iets nostalgisch in, een droefgeestig stilzetten van de tijd.
In Saint Laurent werpt Bonello ons over die ‘wall of oppression’ naar de andere kant, naar de aristocratische, extravagante Visconti-zijde. Het hoofdpersonage van deze impressionistische biopic kende inderdaad gewelddadige onderdrukking in zijn jeugd maar leefde de rest van zijn leven vooral in een decadente, bevoorrechte andere wereld: geld, mode, drugs, clubs, muziek, ruige en anonieme seks.
Zoals veel films laten zien — waaronder discoflic 54 (1998) en Haynes’ evocatie van de naar Bowie-gestileerde glamrock in Velvet Goldmine (1998) — zette de geschiedenis hardhandig haken om dit louche paradijs op aarde: door het verschijnen van aids en alle dood en vergankelijkheid werd die tijd het object van een nostalgisch verlangen dat voor veel mensen uitgroeide tot een soort fetisj. Maar zo lang het duurde — zoals een van Bonello’s gewaagde splitscreen sequenties laat zien — slaagde Yves Saint Laurents koninkrijkje er zelfs in de rellen van mei ’68 aan zich voorbij te laten gaan. Een ander soort bevroren tijd.
Als we het hebben over de verbeelding van repressie in cinema, hebben we het vaak over het genre van het melodrama en vooral die van zijn maestro Douglas Sirk. Maar denk er eens over na: Sirk eindigde zijn carrière op precies de juiste ’tijd van begrenzingen’: het einde van het studiosysteem in Hollywood, en het einde van die slechte ouwe jaren vijftig. Hij hoefde nooit de confrontatie aan te gaan met, of drama te maken van de ‘vrije samenleving’. Mazzelaar.

Geschreven door