World Wide Angle (NL) – 16 januari 2014

Strijdverhaal

  • Datum 16-01-2014
  • Auteur
  • Deel dit artikel

De Australische filmcriticus Adrian Martin becommentarieert opvallende discussies en tendensen rond filmmakers.

Door Adrian Martin

Ik heb recent wat lopen hobbyen in het relatief jonge gebied van filmfestivalonderzoek. Verrassend genoeg, gegeven dat filmfestivals wereldwijd al zo lang zo’n belangrijke rol in de filmcultuur spelen, is er alarmerend weinig bekend over hoe ze functioneren als complexe sociale instituties — en dus niet alleen als vitrines voor deze of gene verzameling films, zoals ze bijna altijd door critici beoordeeld worden.
Een onderzoeker gaat op zoek naar archieven, sporen. En natuurlijk, zoals bij elk instituut, is de geschiedenis van een filmfestival verborgen: de discussies, krachten en andere factoren die tot een specifieke beslissing hebben geleid, blijven grotendeels geheim. Zelfs het openbreken van oude dozen met notulen van intern bestuursoverleg brengt niet noodzakelijk alles boven tafel. Veel van de echte geschiedenis is alleen te achterhalen via word-of-mouth — en daarmee zijn verleden en vastlegging ervan dus vatbaar voor elke verdraaiing die geheugen en passie toepassen.
Wat we soms wel hebben — en dat is waardevol, zelfs al is het maar als symptoom — is het officiële beeld dat een festival geeft van zijn eigen (meestal fantastische!) geschiedenis. Een groeiend aantal festivals gebruikt online platforms om oude catalogi, interviews met deelnemers, essays en aantekeningen te presenteren. Met deze bron moeten we blij zijn. Maar pas op: die ‘officiële geschiedenis’ zal veel microverhalen verbergen, bewijzen van intense strijd die gevoerd is over de selectie en de waarde van bepaalde films.
Laten we een kwestie nemen waar ik toevallig iets van weet. Het Melbourne International Film Festival heeft een uitstekend online archief opgezet. Voor elk jaar is er een introductieverhaal en een selectie van belangrijke screenings — met een link naar de oorspronkelijke catalogusteksten. In 1979 vertoonde het 28e MIFF (maar vier jaar te laat) Chantal Akermans Jeanne Dielman, 23 quai du Commerce, 1080 Bruxelles (1975). Het niet-ondertekende catalogusessay, nogal stijf geschreven, kweelt hooghartig over ‘ruimte en tijd’, maar erkent dat dit "een van de belangrijkste werken van de moderne cinema is". Melbourne wist blijkbaar dat het iets goeds in huis had.
Hier is het achter-de-schermenverhaal: ik schreef die catalogustekst, op mijn negentiende (mijn eerste professionele klusje). Ik had de film niet gezien — wat niet uitzonderlijk is voor schrijvers van festivalcatalogusteksten. De directeur van het MIFF in 1979, de gerespecteerde Erwin Rado, gaf me een pagina uit Variety die ik nauwgezet moest volgen in mijn plotsynopsis. Slik! En hij plaagde me, zoals alleen Erwin dat kon: hij haatte de film, had besloten dat "alleen pretentieuze, academische cinefielen hem konden waarderen" (hij bedoelde: mensen als ik) en zei me dat hij de film "waarschijnlijk niet ging vertonen". Ook al lag de 35mm-print al in de kamer ernaast!
Dus ik begon te smeken — dit was Erwins sadistische spelletje — en ik beloofde hem een geboeid publiek van filmstudenten, feministen, docenten, kunstenaars — wat zei ik, de hele culturele elite van Melbourne. Hij liet zich overhalen, en programmeerde één screening — om negen uur op een winterse zondagochtend. En dat was het glorieuze prime-time debuut van Chantal Akerman in de Australische filmcultuur.
Rechtvaardiging: Jeanne Dielman trok een volle zaal die zondagochtend; ik had goed gegokt. En meneer Rado was meer dan een beetje verrast door het succes van de film. 1-0 voor de cinefiele horde! Maar dit was slechts een relletje in een lange, culturele strijd (die in Melbourne gevoerd bleef worden) — het soort strijd dat vast en zeker de geschiedenis van duizenden filmfestivals tekent.
Rado (rechtsonder op de foto in 1973 met de Iraanse regisseur Darius Mehrjui) — in veel opzichten een opmerkelijke man en een cruciale figuur in een tijd waarin Melbourne veranderde in een kosmopolitische, culturele stad — was bijvoorbeeld nooit een groot fan van de Nouvelle Vague (de opkomst van Godard baarde hem grote zorgen!). Voor hem was Akerman daar ongetwijfeld een echo van — maar ook een teken dat er iets nieuws en avantgardistisch aan de horizon was verschenen wat hij slechts vaag kon vatten. Hij was in ieder geval zo verstandig om Jeanne Dielman te screenen. Hoeveel andere geheime filmfestivalverhalen zouden er bestaan, wereldwijd, over de films die nooit vertoond werden?

Geschreven door