World Wide Angle (NL) – 1 juni 2016
Sexy, vulgair modernistisch liedje
De Australische filmcriticus Adrian Martin kijkt naar opvallende discussies en tendensen rond filmmakers.
Door Adrian Martin
Een feministische tv-komedie die zich ten doel stelt de verschrikkelijke Bechdeltest te ontkrachten, krijgt direct een warm plekje in mijn hart. Volgens makers Rachel Bloom en Aline Brosh McKenna is het "echte liefdesverhaal" in hun serie Crazy Ex-Girlfriend (sinds vorig jaar te zien) de zich ontplooiende vriendschap tussen Blooms personage Rebecca en haar collega Paula (Donna Lynne Champlin). En dat terwijl het enige waar de twee (geheel tegen de utopische regels van de B-test in) constant over praten, een man is. Namelijk: hoe Rebecca de onnozele Josh (Vincent Rodriguez III), het voormalig object van haar tienerlust, af gaat pakken van de leeghoofdige en bezitterige Valencia (Gabrielle Ruiz) in de Californische buitenwijk West Covina.
Crazy Ex-Girlfriend houdt een zeldzaam hoog niveau van energie en inventiviteit vast. Bloom is een intrigerende muziekperformancekunstenaar, die sinds 2010 cultstatus verwierf dankzij haar eigen YouTube-kanaal. Slim genoeg blijft ze via deze weg ‘uncut’ nog schunniger versies aanbieden van de fantasierijke liedjes die het succes van de show hebben bepaald.
Bloom is duidelijk onderdeel van de populaire cultuur zoals die zich heeft ontwikkeld na de serie Glee, in de zin dat ze stilistisch vooral verwijst naar musicals en videoclips, en bijna nooit naar klassieke cinema — behalve dan een zwart-witte Astaire-Rogers-pastiche en een heerlijke verwijzing naar de Nouvelle Vague en Bonjour tristesse met de titel Sexy French Depression. Maar in zekere zin sluit Bloom, al dan niet bewust, aan op een specifiek stukje multimediacultuur dat van enorm belang is geweest in de filmgeschiedenis, maar nog altijd te weinig gewaardeerd wordt.
Het is het type hyper-energieke, parodiërende na-aperij die J. Hoberman heeft omschreven als ‘vulgair modernisme’ (een term die later door behoedzamere Amerikaanse wetenschappers ietwat snobistisch werd afgezwakt tot ‘volks modernisme’). Wanneer Bloom en een rij strak ingebonden dames de Sexy Getting-Ready Song te berde brengen, een ode aan de fysieke zelfkastijding die vrouwen doorstaan om er goed uit te zien voor mannen, wordt de dominante genderpolitieke satire gekoppeld aan een overdaad aan gedoetjes in elke seconde muziek en in de razendsnelle montage. De dansers fluisteren reacties op de hoofdtekst, surreële zinnetjes voegen meta-commentaar toe ("body-rolls zijn verdomd moeilijk") en in een cutaway zien we, in doodse stilte, "hoe mannen zich voorbereiden" (door op de bank een dutje te doen).
In de cinema is deze stijl verbonden aan de fantastische Frank Tashlin (voor, tijdens en na zijn samenwerking met Jerry Lewis) en daarvoor aan de cartoons van Warner Bros. Maar deze springerige, uitbundige popcultuur werd in de vroege jaren vijftig bestendigd in het tijdschrift Mad. (Een onverwoestbare herinnering uit mijn kindertijd is een Mad-strip uit de jaren zestig: een vrouwelijke guerrilla-spion wordt ontmaskerd, en bewijst zichzelf door iedereen in haar nabijheid te doorzeven met kogels uit haar machinegeweer.)
Mad, en veel van wat erop volgde, bevatte humor voor en door mannelijke nerds — een van de redenen dat het door hedendaagse hotemetoten niet serieus wordt genomen. Maar het vulgaire modernisme had de invloed van een aantal bijzondere vrouwelijke artiesten nodig om echt grote hoogten te bereiken. Tegen de tijd dat Julie Brown in de jaren tachtig ten tonele verschijnt ("The Homecoming Queen’s Got a Gun"), en vervolgens Molly Shannon als het katholieke schoolmeisje Mary Katherine Gallagher in Saturday Night Live (waar in 1999 de sublieme film Superstar van kwam), is een bijna David Lynch-achtig patroon ontstaan. Een ondeugende nostalgie naar de tienerjaren van enkele decennia geleden (Crazy Ex begint met een flashback naar een zomerkamp) wordt gekoppeld aan een voorliefde voor de stijl van prullerige sciencefiction en fantasy (zie bijvoorbeeld Brown met Jeff Goldblum in Earth Girls Are Easy uit 1988) en een schunnig plezier in de vele lichaamsgeuren en afscheidingen die verbonden zijn aan seksuele verlangens en angsten (de oksels van Mary Katherine…).
Zowel John Waters (de hoofdrolspeelster van zijn Hairspray, Ricki Lake, heeft een bijrolletje in Crazy Ex-Girlfriend als een zingend ‘droomspook’) en David Wain (maker van zowel de tv- als de bioscoopversie van Wet Hot American Summer) sponnen persoonlijke variaties op dit rijkelijk bewerkte patroon, met wisselende hoeveelheden queer-heid. Maar Crazy Ex-Girlfriend, waarvan binnenkort de productie van het tweede seizoen begint, brengt de vorm tot een nieuw hoogtepunt.