World Wide Angle – 6 april 2016
De Australische filmcriticus Adrian Martin schuimt voor de Filmkrant het wereldwijde web af. Als correspondent becommentarieert hij opvallende discussies en tendensen rond films en filmmakers, in webzines, weblogs etc. Aflevering 12: Decadentie.
Is de filmkritiek zijn decadente fase ingegaan? Die term wordt door kunsthistorici gebruikt om het tijdstip aan te geven waarop een kunstvorm of medium de aandacht afkeert van alles buiten zichzelf — zoals de werkelijkheid — en zijn blik naar binnen richt, naar zijn eigen machinaties, zijn eigen positie, zijn eigen geschiedenis. Decadentie — of, om een minder beladen woord te gebruiken, zelfbewustzijn — heeft de neiging om zich in cirkels door de geschiedenis te bewegen, en zich aan te dienen als, om welke reden dan ook, die introspectie een noodzaak wordt. De kunst of het discours moet van zichzelf de balans opmaken, tijdelijk, om zich te vernieuwen en zich weer naar buiten te kunnen richten.
Het lijkt erop dat de filmkritiek een time-out heeft genomen van zijn gebruikelijke taak — de analyse van films — en zichzelf aan het bekijken is. Heel serieus zelfs. Het bevindt zich in een legitimiteitscrisis, zoals sociale wetenschappers dat noemen, omdat het vak en de roeping van filmcriticus vanuit alle kanten onder vuur lijkt te liggen. In mainstreamkranten en -tijdschriften wordt filmkritiek steeds vaker vervangen door advertenties en advertorials — als een producent de woorden kan aanleveren, waarom zou je dan nog een criticus betalen? En er is de uitdaging van het internet: waarom hebben we met de schijnbaar open democratie van het Wereld Wijde Web nog een kleine, elitaire, vaak zelfbenoemde groep ‘gespecialiseerde’ critici nodig? Niet alleen is iedereen tegenwoordig criticus, iedereen is nog een autoriteit ook — een expert op hun eigen vierkante meter cinema, laat het die van de horrorfilm, YouTube-montages, of de films van Manoel de Oliveira zijn.
In de laatste twee maanden hebben twee grote Engelstalige publicaties symposia opgezet over de toestand van de filmkritiek — en alle teksten meteen online gezet. Het Amerikaanse Cineaste richtte zich op ‘Film Criticism in the Age of the Internet’ (cineaste.com/articles/film-criticism-in-the-age-of-the-internet.htm); terwijl het Britse Sight and Sound zich afvroeg ‘Who Needs Critics?’ (bfi.org.uk/sightandsound/feature/49480), en zijn eigen vraag beantwoordde door een internationale groep critici een tekst te laten nomineren die hen inspireerde. (Voor de duidelijkheid: ik werkte mee aan beide symposia.)
Terwijl Sight and Sound in deze legitimiteitscrisis een ad hoc — en voornamelijk mannelijke — canon van belangrijke critici aanleverde (François Truffaut, David Thomson, Pauline Kael), stelde Cineaste een lastiger en problematischer kwestie aan de orde: hoe definiëren we in deze veranderende wereld een filmcriticus? Is het iemand die voor geld schrijft, of iemand die voor zichzelf schrijft? Iemand met een uitstekende eindredactie, die ‘intensief bezig is’ met zijn vak van nonfictie-schrijven in een gerespecteerde, al geruime tijd verschijnende publicatie, of iemand die buiten de gevestigde orde om opvalt, en zijn eigen, tot dusver niet-bestaande gemeenschap van lezers en schrijvers creëert?
Kritische symposia over kunstkritiek kunnen dan prikkelend en actueel zijn, ze zijn zelden bevredigend. Om maar iets te noemen, critici richten zich in zulke gevallen vaak schaamteloos tot hun ‘hogere zelf’, en hebben het dan over de meest nobele idealen van het vak. Niets van de alledaagse problemen en uitdagingen van het recenseren komt aan de orde in zulke fijnzinnige discussies.
Iets anders: die discussies wagen zich ook zelden aan ‘gevallen’ — waarin bijvoorbeeld wordt vergeleken wat verschillende recensenten over dezelfde film zeiden, en waarom ze dat zeiden. Het ergst van alles is dat aan deze grijze mythe van de ‘professionele criticus’ met zijn moeizaam opgedane kennis bijna niet te ontkomen is. Maar kijk naar zowat elk belangrijk tijdschrift in de filmgeschiedenis: werden die niet juist opgericht door ‘gepassioneerde amateurs’ met weinig of geen geld? En dat brengt ons terug bij de mogelijkheden van het internet…
Adrian Martin | vertaling Ronald Rovers