World Wide Angle – 5 augustus 2016

  • Datum 05-08-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

HISTOIRE(S) DU CINÉMA

De Australische filmcriticus Adrian Martin schuimt voor de Filmkrant het wereldwijde web af. Als correspondent becommentarieert hij opvallende discussies en tendensen rond films en filmmakers, in webzines, weblogs etc. Aflevering 4: Iconofilie.

Iedereen die wel eens in de kunstgeschiedenis is gedoken, weet dat een van de meest vitale en opwindende hoofdstukken de studie van de iconografie is. Vooral de vergelijkende iconografie: de overeenkomsten vinden en de ontwikkeling nagaan van een pictoraal motief, een manier van componeren of het schikken van kleuren in verschillende werken, periodes en landen.
Het is erg jammer dat zo weinig goede 20e-eeuwse iconografen hun werk uitbreidden van kunst naar film — met uitzondering van lichtend voorbeeld Erwin Panofsky (1892-1968). Neem Aby Warburg (1866-1929), een opmerkelijke visionair die duizenden beelden verzamelde voor een enorm, wereldwijd project getiteld de ‘Mnemosyne Atlas’. Die beelden zijn nu ondergebracht in het Warburg Institute van de Universiteit van Londen, en de ‘atlas’ is goed gedocumenteerd op warburg.sas.ac.uk. Wat zou Aby Warburg over de cinema hebben gezegd? Gelukkig heeft Jean-Luc Godard de vraag enigszins voor ons beantwoord in zijn histoire(s) du cinéma.
De klassieke, soms wat al te conventioneel beoefende kunstgeschiedenis heeft ook zijn valkuil: de letterlijke nadruk op directe ‘invloed’: welke stijl beïnvloedde een andere stijl, welke kunstenaar bestudeerde en wedijverde met een andere kunstenaar. Tuurlijk, veel filmmakers zijn inderdaad direct geïnspireerd door schilderijen en andere kunstwerken, denk aan de reproducties die ze hun cameramensen en production designers aanreiken.
Met Décadrages (‘deframings’), het boek van de Franse criticus, scenarist en regisseur Pascal Bonitzer uit 1985, werd echter een andere benadering geboren om de relatie tussen kunst en cinema te traceren: in de beste Warburgiaanse geest gaat het niet over expliciete invloeden of ontleningen, maar over meer mysterieuze en onbewuste echo’s, weerklanken, transmissies, de ‘eeuwige terugkeer’ van bepaalde gebaren, vormen, visuele ideeën… In het kritische werk van Jacques Aumont, Alain Bergala en Nicole Brenez zijn vervolgens vele verleidelijke ‘netwerken’ tussen beelden getraceerd die door de iconografen van de oude stempel waarschijnlijk nooit zouden zijn toegelaten.
Welke theorie of methode ook wordt gebruikt, één ding is zeker: de criticus die visuele zaken en vormen wil vergelijken, moet een ‘goed oog’ hebben, en een nog beter visueel geheugen — zelfs een fotografisch geheugen! En het internet is een vruchtbare bodem gebleken voor een vernieuwde ‘iconofilie’ die zich uitstrekt over de beeldende kunst, cinema, fotografie en reclame… Vooral in de copyright-onverschillige ‘blogosphere’.
De Franse critica Sandrine Marques gaat duidelijk aan de leiding in haar levendige Contrechamp (contrechamp.kaywa.com). Hier zijn drie voorbeelden uit 2007. In Marques’ bijdrage van 29 juli, getiteld Schoonheid van de Gevallen Engel, zet ze portretten van een tiener uit Gus Van Sants paranoid park (2007) en het beroemde zelfportret van de Renaissance-schilder Raphael naast elkaar: de gelijkenis is verbluffend. De bijdrage van 10 april speelt met de verwantschap tussen Hitchcocks rope (1948) en de verontrustende schilderijen van Jean Hélion. En Marques is ook goed in het vergelijken van ‘frame grabs’ van verschillende films: een blik op haar bijdrage van 30 maart overtuigt je er meteen van dat Sofia Coppola voor de opnamen van marie antoinette (2006) inderdaad een hele nauwkeurige studie moet hebben gemaakt van Josef von Sternbergs the scarlett empress (1934), met Marlene Dietrich als Catharina de Grote van Rusland.
Vanzelfsprekend onderhouden veel avant-garde filmmakers een intieme relatie met de ‘plastische kunsten’. Op ‘Supposed Aura’ (supposedaura.blogspot.com) brengt de Nieuw-Zeelandse cinefiel Mubarak Ali op overtuigende wijze de interieurs in de experimentele korte films van Jean-Claude Rousseau in verband met de 17e-eeuwse schilder Johannes Vermeer en, nog verrassender, de Deense schilder Vilhelm Hammershøi (1864-1916).
Op zijn website ‘Elusive Lucidity’ (elusivelucidity.blogspot.com) mengt de Amerikaanse wetenschapper Zach Campbell visuele citaten met overpeinzingen uit de kunst- en filmtheorie. Een citaat van kunsthistorica Rosalind Krauss over de herhaling van ‘het raster’ in de schilderkunst wordt gekoppeld aan een reproductie van Mondriaans ‘No. 9’, en dat leidt tot een vrije associatie van rasters in de cinema: Tati, the red desert, tron… en dat is precies het soort willekeurige mix van visuele bronnen waarmee Aby Warburg van harte akkoord zou zijn gegaan.

Adrian Martin | vertaling Belinda van de Graaf

Geschreven door