World Wide Angle – 3 juni 2016

LO QUE SÉ DE LOLA
De Australische filmcriticus Adrian Martin schuimt voor de Filmkrant het wereldwijde web af. Als correspondent becommentarieert hij opvallende discussies en tendensen rond films en filmmakers, in webzines, weblogs etc. Aflevering 8: ‘Intrigerende ontmoetingen’.
Nu het Franse filmtijdschrift Cahiers du Cinéma (inclusief de website cahiersducinema.com) gedumpt is door uitgever Le Monde en in crisis verkeert, lijkt het erop dat het boek Gilles Deleuze et les images (redactie: François Dosse en Jean-Michel Frodon) samen met de Franse editie van Nicole Brenez’ Abel Ferrara, tot de laatste boeken behoort die onder de beroemde Cahiers-vlag verschijnt. Ironisch genoeg vinden we in het boek over Deleuze een treffende beschouwing van de Amerikaanse filmwetenschapper Dudley Andrew over hoe de filmcultuur verandert.
Andrews onderwerp is de ‘Amerikaanse ontvangst van Deleuze’. Maar, zoals hij vlot toegeeft, die ontvangst was een ’trage trein’: hij citeert teksten over Deleuze en film uit Australië uit het midden van de jaren tachtig, en uit Engeland. Deze landen waren, zo schrijft Andrew, ‘beter uitgerust’ om met Deleuze’s beroemde werk over film om te gaan (The movement-image en The time-image). Het is leerzaam om zoiets erkend te zien — al verwijst de auteur wel terloops naar het bestaan van Engeland en Australië in de ‘geografische marge’ van de VS!
Hoe dan ook, dwars door die ‘geografische marges’ heen wordt een nieuwe geschiedenis van de internationale filmcultuur geschreven. Inderdaad, er zou een hele ‘geheime geschiedenis’ getraceerd kunnen worden van intrigerende recente ontmoetingen tussen critici, filmtijdschriften, boekprojecten en filmfestivals. Zo is deze column een voorbeeld van een Nederlands-Australische connectie — toepasselijk, als je bedenkt dat drie van de meest kleurrijke filmmakers van mijn land Nederlands-Australisch zijn: Rolf de Heer, Paul Cox en avant-garde filmer Dirk de Bruyn.
Op het Internationale Filmfestival van Ljubljana ontdekte ik vorig jaar ook de vruchtbare relatie tussen de Oost-Europese, de Duitstalige en de Filippijnse filmculturen — juist nu we getuige zijn van de invloed van Filippijnse auteurs als Raya Martin. Er is een opmerkelijk boek (te downloaden als PDF van goethe.de) dat de specifieke impact traceert, dankzij de inspanningen van het zeer actieve Goethe Institut in Manilla sinds het midden van de jaren zeventig. Het gaat om Kino Sine: Philippine-German Cinema Relations (2007), onder redactie van Tilman Baumgärtel. De indrukwekkende rij medewerkers omvat Nick Deocampo, Werner Schroeter, Lav Diaz, Nan Goldin en Harun Farocki.
En een van de gelukkigste recente gebeurtenissen in cyberspace was de lancering van de website van de Franse filmmaker Marcel Hanoun: marcel-hanoun.com. De site bevat een schat aan informatie over en bespiegelingen door deze helaas weinig bekende reus van de wereldcinema — actief sinds de jaren vijftig — maar mis vooral niet de link naar de grootste schat, ma-cinematheque.com: 15 films van Hanoun (inclusief complete speelfilms) online. Het is een ontroerende geste van de filmmaker, om zijn werk op deze manier aan de wereld te schenken.
Maar Hanoun zal, op de een of andere manier, voortleven, en op het recente Filmfestival van Las Palmas leerde ik hoe en waarom. Via het filmende koppel Javier Rebollo en Lola Mayo (lo que sé de lola, 2006) ontdekte ik dat zijn films daar bekend en invloedrijk zijn. Deze onverwachte Frans-Spaanse connectie — duidelijk in het werk van José Luis Guerín en Marc Recha — is zo krachtig dat de Spaanse filmer Rebollo uitriep: "Mensen zeggen dat mijn films Godardiaans zijn, Bressoniaans… maar ze zijn alleen Hanouniaans!"
Adrian Martin | vertaling Belinda van de Graaf