Thuiskijken – 22 februari 2017

Nick Cave (links) en John Hillcoat

Een selectie uit de videotheek van nieuwe, interessante en curieuze films die niet in de bioscoop zijn uitgebracht. En films opnieuw uitgebracht op dvd.

THE PROPOSITION

Bloederige blues

"Het scenario van the proposition schreef ik als een song", zei popmuzikant Nick Cave over de Australische antiwestern die hij samen met John Hillcoat maakte. "Ik had geen idee hoe je een script moest schrijven. Het stond vol met muzieknotaties."

Eigenlijk is hij zelf een Australische outlaw. Met zijn fluwelen kostuum en druipsnor lijkt hij net een achterneefje van Ned Kelly, de beroemdste vrijbuiter uit het land dat popmuzikant Nick Cave nu alweer 25 jaar geleden verliet om na vele omzwervingen in Londen terecht te komen. Daar schreef hij in opdracht van zijn oude makker John Hillcoat (die diverse Birthday Party en Bad Seeds-clips voor Cave regisseerde en met wie hij samenwerkte aan de soundtracks voor ghost… of the civil dead en to have and to hold) in drie weken het scenario voor de antiwestern the proposition, die deze maand op dvd verschijnt. "The easiest gig I’ve ever done."
We spraken het duo, en vooral de opmerkelijk geanimeerd vertellende Cave tijdens het Filmfestival Berlijn, waar de film eerder dit jaar zijn Europese première beleefde.
Cave schreef niet alleen het scenario (met hoofdrollen voor Guy Pierce en Danny Huston) alsof het een van zijn nummers was, het met Bijbelse allure vertelde verhaal van broedertwist, moord en wraak in negentiende-eeuws Australië is niets anders dan een beeldgeworden variant op een van zijn ‘murder ballads’. Dat de film op vergelijkbare wijze af en toe met pathos uit de bocht giert, moeten we dan maar net als Cave’s steeds tegen de toon aan zingende stem voor lief nemen.

The evil inside
De film heeft een lange voorgeschiedenis, die teruggaat tot het begin van de vriendschap tussen de beide expats. Een western wilden ze al heel lang maken. Aanvankelijk zou Cave alleen de muziek schrijven, maar toen het te lang duurde voordat Hillcoat een interessant script gevonden had vroeg hij uiteindelijk Cave het te schrijven. Ze lieten zich inspireren door de Amerikaanse antiwesterns van Sam Peckinpah, Robert Altman, Terence Malick en Sergio Leone.
Cave: "De traditionele Amerikaanse western ziet alles heel zwart-wit. Dat is eigenlijk de manier waarop Amerika tot op vandaag de dag alles in de wereld ziet. Maar het idee dat je beschaving, vrede en voorspoed met het zwaard kunt brengen werkt niet. Australië is daar nog steeds niet overheen. Het is nog steeds een land dat in het reine moet komen met zijn eigen gewelddadige wordingsgeschiedenis. Ik heb een veel ambivalenter kijk op de Australische geschiedenis, die is voor mij veel schimmiger. Daarom was het belangrijk voor ons om die op de officiële lezing te heroveren.
"Ik geloof niet in dingen als een slechte inborst. Er bestaat niet zoiets als ’the evil inside’, simpelweg omdat er ook niet zoiets bestaat als ‘het goede’. Goed en slecht zijn op z’n minst twee kanten van dezelfde medaille. Daarom introduceren we Arthur, de ‘slechte’ broer ook pas zo laat in het verhaal. Iedereen heeft het dan al over ’the dog man’, zodat je als toeschouwer het idee krijgt dat hij een of andere slechterik is die in de heuvels leeft. Maar als je hem dan eindelijk te zien krijgt, tonen we hem eerst van zijn menselijke kant, als iemand die met zichzelf in balans is en volgens de wetten van de natuur leeft. Het duurt heel lang voordat we zijn slechte zijde te zien krijgen.
"Ik ben opgegroeid in ‘Kellycounty’, het achterland waar dit soort geschiedenissen zich heeft afgespeeld, de plek waar Ned Kelly leefde, zijn misdaden beging en stierf. Dat vormt je. Je absorbeert dat als kind. Dat is duidelijk. En ik houd er niet van, op z’n zachtst gezegd, om m’n ogen te sluiten voor het feit dat iedereen moreel gecompromitteerd is. We wilden ook het geweld van de oorspronkelijke bewoners ten opzichte van elkaar laten zien en hun verzet tegen de Engelsen. Er is die misconceptie dat ze een vredig nomadisch volk waren, maar ze vochten gewoon terug hoor. Iets wat de Aboriginal-acteurs bevrijdend vonden om te spelen.
"Ik denk dat het een voordeel is dat we zo lang weg zijn uit Australië dat we er met meer distantie naar hebben kunnen kijken. Ik vind het shockerend hoe Australië de afgelopen tien jaar met z’n eigen verleden omgaat. Het lijkt wel alsof men de manier waarop men de Aboriginals heeft behandeld wil uitwissen. Toen ik er twintig jaar geleden woonde, was dat echt een hot issue."

Vliegen
Met behulp van cameraman Benoît Delhomme (onder meer bekend van Tsai Ming-liangs what time is it there?) creëerde regisseur John Hillcoat een fascinerend angstaanjagend landschap, soms verblindend wit en soms in de aardetinten van geronnen bloed. Hillcoat vertelt hoe ze hartje zomer opnamen maakten in de ‘outback’ van Queensland, waar de temperatuur soms wel 57 graden werd, de acteurs regelmatig een vlieg inslikten en actrice Emily Watson het bestierf in haar corset en fluwelen jurken: "Maar dat droegen ze dus". En hoewel Hillcoat zich voor de art direction en de sfeer van de film sufresearchte, was het voor beiden het belangrijkste om een "mythisch, archetypisch verhaal te vertellen."’
Hillcoat: "De ‘bushrangers’ waren outlaws die de verste uithoeken van Australië opzochten. Hun ‘final frontier’ lag niet zoals in de VS aan de Westkust, maar in het hartje van het land. Dat is al een andere beweging. Je eindigt niet aan zee, maar in de woestijn. Ze liepen zichzelf vast. En ze waren geen brave immigranten, maar mensen die op de vlucht waren voor hun verleden, de wet, hun geweten. Je had de Ierse gevangenen, zoals de gebroeders Burns om wie het verhaal draait, die in de clinch lagen met de Engelsen en dan had je nog de Aboriginals, van wie ze soms op aan konden en soms niet. De ‘bushrangers’ hadden hen nodig om in het landschap te kunnen verdwijnen en de Engelsen om hen weer op te sporen. Dat zijn interessante dualiteiten."
Cave: "Het scenario van the proposition schreef ik als een song. Ik had geen idee hoe je een script moest schrijven. Het stond vol met muzieknotaties. Maar het was voor mij veel makkelijker dan het schrijven van muziek. Als ik een song schrijf, is dat een heel pijnlijk proces. Het moet gaan over hoe ik me voel. Dan wil ik een precies statement geven van hoe ik op dat moment tegen de wereld aankijk. Nu kreeg ik de thema’s aangereikt. Dus je kunt beter zeggen dat ik de film een muzikale structuur heb gegeven: hij gaat op en neer tussen momenten van serene stilte en extreme geweldsuitbarstingen.
"Het was vanaf het begin af aan duidelijk dat dit een gewelddadige film zou worden. Maar niet van dat gratuite Tarantino-geweld. Het was een gewelddadige tijd. Het was voor mij een uitdaging om daarom het geweld zo lang mogelijk uit het script weg te houden, want eerlijk gezegd ben ik zo fucked up van al die films die worden gemaakt om de slechteriken nog enger dan in de vorige film te laten zijn. Eerlijk gezegd vind ik geweld in films tamelijk saai, net zoals seks. Voor mij gaat the proposition vooral over hoe niet alleen de mens de vijand van zichzelf is, maar ook over hoe dat geweld wordt ‘getriggered’ door een ongastvrije, vijandige omgeving. De poging om Australië te civiliseren is om die reden waarschijnlijk waanzin geweest. Kijk maar hoe Australiërs wonen: aan de rand van het land, met hun gezicht naar de zee, zonder oog voor wat zich ‘daarbinnen’ afspeelt. Om uit te drukken hoe het landschap eruit moest zien, had ik de muziek voor de soundtrack al geschreven. John en Benoît hebben dat vertaald in een wonderschoon bruut droefgeestig gevoelslandschap. Eigenlijk gaat the proposition over hoe het landschap nog meedogenlozer is dan de mensen die erin leefden."

Dana Linssen

Te koop op dvd (A-Film).

Ook op dvd

A hole in my heart
THE CORPORATION

Wist u…
dat hebzucht een massavernietigingswapen is, dat bedrijven meer in de wereld veranderen dan regeringen, dat alles in een statistiek onder te brengen is, en elke consument te verleiden; dat een conglomeraat van bedrijven een schizofrene patiënt is, een psychopaat die op gezette tijden volstrekt amoreel te werk kan gaan, dat het kapitalisme de wetenschap van de uitbuiting is — maar dat er ook bedrijven zijn die daar anders over denken — dat communicatie best belangrijk is, dat een hypermodern globaal opererend bedrijf het beste gekarakteriseerd kan worden als een piratenschip, een doommachine, een verzameling kapitalistische gangsters die alleen maar op geld maken ten koste van anderen uit zijn? En dat ze in Bolivia het regenwater geprivatiseerd hebben?
Tuurlijk wist u dat. U was er zelf onderdeel van. Je moet de laatste tien jaar wel met een zonnebril in bed hebben gelegen om dat niet te weten. Gelukkig vergeten we het meeste ook weer, anders zouden we niet kunnen functioneren. Wel is het handig voor ons geweten als het zo af en toe keurig op een rijtje wordt gezet. Netjes, met thema’s, hoofdstukken, metaforen en voorbeelden. Niet moeilijk doen, boodschap overbrengen. Pratende prominenten. the corporation doet dat voorbeeldig, na twee en een half uur kan je tevreden tegen jezelf zeggen: dat heb ik geweten!

the corporation

Doe je ogen dicht en vertel me wat je ziet… Ik zie mensen die van zichzelf weten dat het geweten slechts de voltooid verleden tijd van weten is. Vier stuks, in één appartement. 3 mannen, één vrouw. Ze gaan in het weekend een pornofilm opnemen, gewoon om wat te doen te hebben. Vader, zoon, vriend van vader en het gevonden meisje Tess hebben verder niets en niemand. De ravenzwarte zoon doet helemaal niet mee, nooit mee, nergens mee. Bij hen is ook nog de gewetenloze regisseur Lukas Moodysson, die dit appartement als de beste kent, hij verbleef er tijdens de opnames van lilja-4-ever (2002), wat nu bezien kan worden als een voorstudie op zijn huidige werk. Hij heeft besloten dat het de locatie moet worden voor zijn cassavetesiaanse happening, zijn smegma-dogma film a hole in my heart.

Ze zeggen dat wanneer je in dat zwarte gat van het hart springt je ergens in de val op liefde stuit, maar helemaal zeker is dat niet, je kan er tenslotte niet je lul in steken. Of laten steken. Dat klinkt als een soapwijsheid en dat is het ook. Je moet ze van binnenuit neuken. En daarom plant Moodysson in de vorm van deze film een middelvinger diep in de kringspier van de commercieel communistische bedrijfswereld, waarin porno de ultieme geldmaker is. Hij brengt geen boodschap, hou toch op, dit is geen goedkope exploitatie van een poep en pies film. Moodysson associeert, in een razende, tintelende en vaak krankzinnig makende montage, over alles wat er in dit godvergeten ondermaanse gebeurt, wat daarvan op onze leugenachtige beeldschermen verschijnt en — vooral — de weerklank die dat heeft op de mens.

Wist u dát?

Mike Naafs
Te koop op dvd (Filmfreak, IDFA’s Delicatessen)

DE VADER VAN DE SOLDAAT
Rezo Chkheidze
Mooi dat de Duitsers het aflegden tegen de Russen, want zo kon de Tweede Wereldoorlog een dankbaar onderwerp worden voor menige Sovjetpropagandafilm. En dan het liefst gezien door de ogen van een gewone sterveling, die getroffen door het vuur van de strijd misschien ook zelf de wapens ter hand neemt en al doende kan uitgroeien tot een heuse held(in) des volks. In elk geval op papier; want al staan ze aan de goede kant van het front, geen triomf die opweegt tegen de misère die geliefden van elkaar scheidt (als de kraanvogels overvliegen, Mikheil Kalatozishvili, 1957) of van jonge jongens geestelijke wrakken maakt (Andrei Tarkovsky’s ivans jeugd uit 1962 en kom en zie, Elem Klimov, 1985). Bovendien zie je aan deze films duidelijk af dat de cineasten meer in stijl geïnteresseerd waren dan in het maken van socialistische pamfletten. De beste Sovjetfilms zijn te imposant, mooi of ontroerend, eenvoudigweg teveel film om propaganda te heten. In andermans handen had ook het gegeven van de vader van een soldaat (1964) zo’n film op kunnen leveren, maar de Georgische regisseur Rezo Chkheidze is overduidelijk geen Tarkovsky, Kalatozishvili of Klimov. Bij hem geen kind of jonge vrouw die naar het front trekt, maar een bonkige, dikbesnorde Georgische boer op zoek naar zijn soldatenzoon. Zoonlief zou gewond in een hospitaal liggen, maar als hij bij vaders aankomst al lang ontslagen blijkt te zijn, reist papa Makharashvili hem vanzelfsprekend achterna. En als het Duitsersbloed binnen reukafstand komt, sluit onze Georgische reus zich vanzelfsprekend bij een legereenheid aan. Alsof híj niet weet hoe je een bajonet moet gebruiken! Alsof híj het bolsjewistisch hart niet voelt kloppen! Dus hup, de pet op en het geweer in de aanslag, vanzelfsprekend de enige juiste weg om zoonlief terug te kunnen vinden. Wat zijn kameraden van hem kunnen leren, is dat je nooit het respect voor de natuur mag verliezen. Snuif eens diep aan de aarde die bij een bombardement over je heen wordt geblazen. En niet met je tank die wijngaard platwalsen, ook al staan ze op Germaanse grond! Of wil je net zo’n ongevoelige fascist zijn als zij?
Natuurlijk is het prachtig dat net een Georgiër aan Russische snotneuzen leert hoe een echte Sovjetburger in elkaar steekt. Misschien een knieval naar de eveneens in Georgië geboren Stalin? Maar wat is die Makharashvili een hork van een hoofdpersonage, onmogelijk serieus te nemen. Kijk toch hoe hij met wijde armen een nazi te grazen neemt. Niet alleen door de boosaardige muziek, maar ook de logge pas waarmee Makharashvili zijn slachtoffer nadert, lijkt het wel een fragment uit Frankenstein. En zo pakt Chkheize de boel steeds weer verkeerd aan, het soms ronduit verbijsterende camerawerk ten spijt. De ene keer is het een veldslag die door de krakkemikkige opbouw op niets uitloopt — een beetje alsof je met een kanon een lucifer aansteekt — de andere keer juist een intiem, ontroerend geacht moment: zoals de scène waarin een groep muzikanten op oudejaarsavond langs het bevroren front trekt om de soldaten een kunstzinnig hart onder de riem te steken, en ze speciaal voor Makharashvili losbarsten in een Georgisch volkslied. Om de stijgende euforie ook op de toeschouwer over te brengen gaat Chkheize volgens goed Sovjetgebruik steeds sneller knippen van shot naar shot, maar op een schijnbaar willekeurig moment was het dat dan weer — door naar de volgende scène. Een stijl te lomp om op wat voor manier dan ook te beklijven, en de alsmaar roder wordende boodschap van de film wordt daardoor steeds irritanter.
Wie heeft dan nog energie over voor het bonusmateriaal — onder meer een dodelijk officieel verslag van een parade op het Rode plein?
Kevin Toma
Te koop op dvd (Moskwood)

>JUNEBUG
Phil Morrison
junebug is met prachtige maar pijnlijke precisie gefilmd. Het is een typische Amerikaanse indie, van de soundtrack van Yo La Tengo langs de rustige camerabewegingen naar het verdriet en de humor van de stilte en de uitblijvende antwoorden. Kunsthandelaar Madeleine komt met haar vriend George vanuit Chicago naar North Carolina om het werk van een kunstenaar te bekijken. Zijn ouders wonen in de buurt en ze besluiten langs te gaan, voor het eerst samen. Hij heeft z’n ouders al jaren niet gezien — de reden wordt niet genoemd maar is te proeven — en trekt zich al meteen na aankomst terug. Hij is er maar hij is er ook niet. Wij zien vooral hoe Madeleine moeite doet om aardig te zijn maar door niemand behalve de eeuwig optimistische en hoogzwangere Ashley — het kind wil ze Junebug noemen — wordt binnengehaald. "She has nice hands, I’ll give her that", zegt George’s moeder ergens aan het einde van hun bezoek. Zo dus. Madeleine doet ondertussen haar stinkende best om aardig te zijn en die frictie is constant voelbaar. Zij maar fluwelen handschoentjes dragen en de anderen maar modder gooien. Het maakt het kijken soms ongemakkelijk. Er zit veel moois in de film, en een van die dingen is de dialoog. Die is er namelijk bijna niet. Maar wat wordt gezegd, is raak. Het is het tegenovergestelde van Woody Allens New Yorkse neuroticisme met z’n alles analyserende spraakwatervallen. In North Carolina is alles uit de klei getrokken: "Things get broken and they get fixed. Or they don’t." Hier wordt alleen gehuild als niemand kijkt. Behalve wij dan. De camera staat overal bij als een familielid waar niemand op let. Nooit uitgebracht in de bioscoop en daar kan ik me iets bij voorstellen. De marketing moet mensen gek hebben gemaakt: er zit niets opvallends, niets spectaculairs in, er is zelfs nauwelijks een boeiende intro van te monteren. Jammer dat films met spektakel verkocht moeten worden, want junebug is zeer de moeite waard. Er zit een tweede dvd met extra’s bij: veel achter-de-schermen en documentaires. En voor wie het meteen al bij het begin wil weten: de titelsong is ‘Harmour Love’ van Syreeta Wright. Een mooie tegenhanger van het venijn in junebug.
Ronald Rovers
Te koop op dvd (import, Eureka)

De Filmkrant koos deze dvd uit het importaanbod van Boudisque. Voor meer informatie ga naar boudisque.nl.

Extra’s

Wat staat er eigenlijk allemaal nog meer op de dvd? In de rubriek Extra’s kijken we verder dan de hoofdfilm.

Ruim een kwart eeuw oud is ie alweer, maar toch tijdloos als de neten: quadrophenia (1979), het portret van een jonge ‘mod’ in het Londen van 1964, stijf van de pillen, verliefd tot over zijn oren en stuurloos zoals alleen zoekende jongeren dat kunnen zijn. Een ieder die jeugdige weltschmerz heeft ervaren, herkent de problemen waar deze jongen (een superbe Phil Daniels, die gedurende de gehele draaiperiode ‘in charachter’ bleef) mee kampt: die gekwordende spiraal in je hoofd van zingeving, verwarring, seksuele honger en een voortdurende zoektocht naar nieuwe prikkels in de vorm van drugs en muziek. En dan vooral muziek van The Who, The Kinks, The Small Faces. Plus natuurlijk swingende shit van Amerikaanse en Britse bodem (‘northern soul’), waarop je dankzij die pillen nachten kan dansen zonder uitgeput te raken.
quadrophenia was al eerder in Nederland op dvd verkrijgbaar, in een fletse en beeldvullende versie die er, kort gezegd, uitzag als bagger. Nu is er een Britse importschijf, een dubbel-dvd, die niet alleen de film in een glanzende 1:85-print presenteert maar ook veel extra’s bevat. Allereerst is er natuurlijk het audiocommentaar, een gebruikelijke bonus tegenwoordig, die meestal wordt gevuld met triviale info en ingestudeerde één-tweetjes tussen de filmmakers en/of acteurs in kwestie. In dit geval ligt het iets anders. De door debutant Franc Roddam geregisseerde film betekende niet alleen zijn eigen doorbraak, maar ook die van het gros van de deelnemers. Ga maar na. Daniels werd op slag een ster. Andere acteurs als Mark Wingett, Philip Davis, Garry Cooper, Leslie Ash, Toyah Wilcox, Sting en vooral Ray Winstone (eerder met Daniels fantastisch op dreef in het rauwe Britse tv-meesterwerk scum) begonnen aan fraaie carrières.
Dat levert natuurlijk een hoop mooie verhalen op over intussen gearriveerde mensen die toen nog als groene blaadjes ongenadig gas gaven en geen blad voor de mond namen. Behalve dan Sting (later beroemd als frontman van The Police), waarvan gezegd wordt dat men blij was dat hij maar een paar regels tekst had en bovendien de slechtste danser van het gehele gezelschap was. quadrophenia zou, zo merkt Roddam terecht op, in een politiek correcte tijd als deze onmogelijk meer gemaakt kunnen worden in Engeland. Het in onvervalst Cockney gespuide gevloek gaat de gehele filmlengte door, het geweld, het racisme, de seks, het drugsgebruik, het is allemaal van een puurheid en realisme zoals het daarna zelden in de Britse cinema is vertoond.
Nog meer extra’s zijn er in de vorm van twee docu’s. Allereerst a way of life: making quadrophenia. Hierin wordt gedetailleerd ingegaan op het cultuurverschijnsel ‘mod’, met aandacht voor de kledingstijl en muziekvoorkeuren. En er is on location with franc, waaruit blijkt wat een bevlogen, nee, bezeten filmmaker hij destijds was. Zijn oog voor details die het realisme van de film vergrootten was niet vreemd; hij was immers al een gevierd documentairemaker. Maar hij was net als zijn hoofdfiguur in 1964 slechts 18 lentes jong en een mod, waardoor hij precies wist hoe hij een van de hoogtepunten van de film, de enorme veldslag tussen rockers en mods in de kustplaats Brighton, moest ensceneren. Om kort te gaan, veel extra’s die inzichtelijk maken hoe dit Britse monument van de muziekfilm gemaakt kon worden. Een van de toppers van dit dvd-jaar, zoveel is zeker.

Mike Lebbing
Te koop op dvd (Warner Bros)

Geschreven door de Filmkrant