Scherpstellen – 21 november 2016
Hollywood (en) politiek

SHOOTER
Deze maand op de opiniepagina Scherpstellen: Is het wel eerlijk om Hollywood langs een politieke meetlat te leggen?”
Daar heb je Rambo weer.” Het is een veelgehoorde verzuchting wanneer Hollywood het aandurft om zich met politiek te bemoeien, vooral als dit in een actiefilm gebeurt. Wanneer het Amerikaanse leger wordt afgebeeld als succesvol, adequaat of correct, zoals recentelijk bijvoorbeeld in transformers, lezen we onvermijdelijk woorden als ‘nationalisme’ en ‘propaganda’ in de (Europese) recensies. Ook ik heb me hieraan bezondigd, toen ik in mijn recensie van the kingdom vorige maand de film “simplistisch Arabieren-knallen” verweet. Andersom hebben films die kritiek op de Amerikaanse regering hebben, zo lijkt het, automatisch een streepje voor; zie bijvoorbeeld Brian De Palma’s redacted, waarvoor hij onlangs op het filmfestival van Venetië de prijs voor beste regisseur ontving.
Over de vraag of de politieke voorkeuren van de recensenten een rol zouden moeten spelen in hun beoordelingen, wil ik het hier niet hebben; uiteindelijk is het onvermijdelijk dat iedereen schrijft vanuit zijn of haar eigen referentiekader. Maar is het wel eerlijk om Hollywood langs een politieke meetlat te leggen, te kijken of een film ‘links’ of ‘rechts’ is? Is het überhaupt mogelijk, zelfs als we voorbijgaan aan het feit dat Hollywood uiteindelijk gewoon om geld draait (‘bums on seats’) en dus voor elk wat wils biedt; zie transformers die niet alleen patriottisch is maar ook sneren naar de president uitdeelt. Uiteindelijk is de basishouding van elke Hollywoodfilm, ook (vooral!) de films die ogenschijnlijk over politiek gaan, een grondige afkeer van elke vorm van collectiviteit: het individu staat centraal.
Verwarde ziel
Zie bijvoorbeeld Antoine Fuqua’s shooter, die inmiddels uit is op dvd. De film maakt duidelijk onderdeel uit van het ‘eenling-tegen-de-bierkaai’-genre waarvan John Rambo de personificatie is. Voormalig scherpschutter Bob Lee Swagger (Mark Wahlberg) wordt betrokken in een moordaanslag op de Amerikaanse president, en moet zich een weg naar de vrijheid vechten. Die structuur staat zó centraal in de Amerikaanse film, dat er een hele theoretisch terminologie omheen bestaat, voornamelijk gebaseerd op de western. Centraal daarin staat het beeld van de ‘reluctant hero’, de buiten de samenleving staande held die tegen zijn zin gedwongen wordt zijn omgeving te helpen. Wat daarbij echter vaak vergeten wordt is dat de bierkaai waartegen de vrouwen en kinderen beschermd moeten worden vrijwel altijd Amerikaans is. Rambo vocht tegen zijn oude kolonel, in transformers is het de geheime overheidsorganisatie Sector Seven die de helden tegenwerkt, en de FBI-agenten van the kingdom opereren tegen de orders van hun superieuren in.
shooter keert terug naar de thematiek van first blood, de eerste Rambo-film: een oorlogsveteraan die achtervolgd wordt door zijn verleden. Senator Meachum, onderdeel van een geheimzinnig collectief (!) dat buiten of boven de Amerikaanse veiligheidsdiensten lijkt te staan, zegt het als volgt: “Er is altijd een verwarde ziel die denkt dat één man een verschil kan maken. Die mannen moet je vermoorden om ze op andere gedachten te brengen. Da’s het probleem met democratie.”
Inderdaad, het ligt er allemaal nogal dik op. Zó dik, dat de kenner een halve parodie vermoedt. In de Volkskrant werd de film ‘onbedoeld hilarisch’ genoemd; ik ben er niet zo zeker van dat het onbedoeld is. Natuurlijk, de film is ‘serieus’ te lezen, en het grootste deel van het publiek zal dat ook doen. Maar de standaardelementen van de ‘reluctant hero’ worden hier zo ver doorgevoerd dat het bijna niet onbewust kan zijn. Swagger (de naam alleen al) vecht onder andere omdat ‘ze’ zijn hond doodschoten; de slechteriken slissen of zijn seksueel geperverteerd. Dat alles uiteraard gelardeerd met voldoende kogels en explosies, en verrassend klassiek in beeld gebracht; hier geen shakeycam of MTV-montage.
Tanks en bommen
Doordat alles er zo dik op ligt wordt in shooter verhelderd wat ogenschijnlijk zo paradoxaal is in bijvoorbeeld transformers en the kingdom: de combinatie van verering van het heroïsche Amerikaanse leger en kritiek op de aanwezigheid in Irak (of, in het geval van shooter, Ethiopië). Keer op keer wordt het er door Swaggers vijanden in gehamerd, bijvoorbeeld door medescherpschutter Sandor: “Dingen, hoe verschrikkelijk ze ook zijn, gebeuren nooit zonder dat de regering er zijn goedkeuring over uitsprak, daar of hier.” Daar, dat zijn de buitenlandse gebieden waar Amerikaanse soldaten, legaal of illegaal, het vuile werk opknappen. Hollywood koppelt respect voor de middelen van oorlog — de tanks, de bommen en de individuele soldaten — aan een diepgaande scepsis over of afkeer van elk publiek ambt. Zonder daar al te hoogdravend over te doen, natuurlijk. Want, zoals A.O. Scott het in zijn New York Times-recensie van the kingdom zegt, wat heb je aan geopolitieke beroering als je er niet een beetje lol mee kan hebben?
Joost Broeren
shooter is te koop op dvd (Paramount).
De kleur van Nederland
Bedoeld of niet: de filmhit alles is liefde laat een wel heel erg wit ensemble zien van hoofd- en bijpersonages. Hij geeft daarom een behoorlijk ‘eng’ beeld van Nederland anno nu.
alles is liefde: een onverwacht cynische film?
De enige allochtonen zijn de zwarte Pieten… Typex en ik tekenden het wat schertsend op in onze maandelijkse filmstrip — want de (gevoels)kleur van de Nederlandse samenleving is inmiddels zo’n beladen begrip, dat je je woorden in alle nuances van het totaalpalet moet wegen. Toch viel het op. alles is liefde is zo wit als de baard van Sinterklaas. Niet te verwarren met het paard van sinterklaas, een even witte schimmel waarop zomaar een prins je leven zou kunnen komen binnenrijden. Daarover zo meer. alles is liefde is van alles. Eerst en vooral een romantische komedie die een verliefde glimlach op je lippen tovert. Fijn! Meer pretenties heeft de film ook niet. De makers verwijten dat hij z’n personages binnen de veilige omhelzing van de Amsterdamse grachtengordel gevangen houdt is dan ook niet wat ik hier wil doen. Dat is net zoiets als de film aanwrijven dat hij niet over Sint Maarten gaat. Of het Woody Allen kwalijk nemen dat hij niet eens in The Bronx gaat filmen (alhoewel: hij ging recentelijk naar Londen, dat is voor hem waarschijnlijk even schokkend). alles is liefde doet wat-ie doet en dat doet-ie goed.
Naïef
Toch valt het wel op dat witte. Met z’n 30 hoofd- en bijrollen, z’n setting in het Amsterdamse (met een parodiërend uitstapje naar het Hilversumse medialandschap), z’n nadrukkelijke straatbeelden meanderend van schoolplein naar methadonbus van buurtkroeg naar Bijenkorf, mag alles is liefde er eigenlijk niet mee wegkomen dat hij alleen maar alles is liefde is. Met film is het ingewikkelder. Je kunt van alles doen, laten, nalaten, weglaten, maar de pech is dat je ook aangesproken kunt worden op wat je onbedoeld (niet) bedoeld hebt. Films leiden ook een eigen leven. Of zoals scenarioschrijver Robert Alberdinkh Thijm onlangs vertelde: toen regisseur Norbert ter Hall en hij voor monte carlo (de zwarte acteur) John Wijdenbosch castten in de rol van chauffeur was dat omdat hij eenvoudigweg de beste was. Ze waren verbaasd dat iedereen opeens over driving miss daisy en racisme begon, terwijl dat helemaal niet de bedoeling was. Totdat iemand ze zei dat het naïef was dat ze daar niet aan hadden gedacht, omdat het, als je een zwarte acteur cast, daarover gáát. De enige reden dat het er niet over gaat als je een witte acteur cast, is omdat we daaraan gewend zijn. Ja, ontluisterend werkt ons waarnemingsvermogen wel.
Maar zijn bioscoopbezoekers en tv-kijkers anno nu niet inmiddels ook ‘gewend’ aan films en series met een cast die een kleurtje heeft, juist omdat we daar op straat ook gewend aan zijn? het paard van sinterklaas is daar een recent geslaagd voorbeeld van. Natuurlijk gaat de film over de integratieproblemen van het Chinese meisje Winky en haar ouders, maar op een metaniveau is niet die specifieke situatie een subthema van de film, maar het gevoel van vreemdheid dat kinderen ten opzichte van hun familie en hun omgeving kunnen voelen. Een veel universelere insteek dus. En daar past best een Marokkaanse keukenhulp bij die met het meisje van het café aan de overkant vrijt. Gewoon omdat hij de leukste jongen van het dorp is.
Tijdmachine
Het is een veelgehoorde klacht van ‘allochtone’ acteurs, dat ze altijd als ‘allochtoon’ worden gecast, en nooit als bakker of politieagent of zwarte Piet (nou ja, dat ligt dan misschien nog een ietsepietsie ingewikkeld). Daarom valt het me juist van een castingagent die een film bedacht zo tegen dat hij niet wat beter in zijn kaartenbakken heeft gekeken. Homo’s en Joden, ok, die mogen in alles is liefde worden bespot. En de zwarte popster die als anonieme ‘beroemde zanger’ op de credits staat kan even beledigd worden door Bad Sinta die hem vertelt dat de zwarten nou eenmaal de slaven van Sinterklaas waren. En dat is dat? Een weggemoffeld driedubbel omgedraaid politiek (in)correct grapje?
Als ik anno nu naar makkers staakt uw wild geraas van Fons Rademakers kijk (een film uit 1960 waarmee alles is liefde minstens evenveel gemeen heeft als met de Engelse kerstfilm love actually) dan werkt die onwillekeurig als een tijdmachine of als een telescoop waardoor je opeens heel helder een tijdsbeeld ziet. Zo gaat het met films en foto’s. Als de hoofdpersonen en de geportretteerden dood zijn of vergeten dan valt je opeens op dat er op de achtergrond nog een trekschuit lag, of een poster voor Kwatta-chocoladerepen hangt. Het beeld wordt een vergrootglas voor een historisch-sociologisch te duiden ‘plaats delict’ waar plotseling paardensporen in de sneeuw opduiken. Alle details en futiliteiten blijken een lakmoesproef.
alles is liefde slaat bleek uit. De film is een ‘verkleinglas’, een spiegel van de eng gesegregeerde samenleving. Dat kan natuurlijk ook de boodschap zijn: kijk ons eens praten over de multiculturele samenleving en die prachtwijken en Geert & Rita, maar ondertussen zitten we lekker te tobben over de liefde op ons eigen eiland. Gaat mij te ver. Simpeler is het en jammer: alles is liefde geeft vooral een verouderd beeld van een Nederland dat eigenlijk niet meer bestaat. Niet in het kakdorp waar ik woon en niet in de hoofdstad waar ik werk. Of portretteerde Kim van Kooten stiekem het Nederland waarin wij wíllen geloven, net zoals in de liefde en in Sinterklaas? Dan is het een onverwacht cynische film.
Dana Linssen
alles is liefde draait momenteel in de filmtheaters.
Camera, actie!
the bourne ultimatum zet een nieuwe standaard voor de actiefilm. De thriller over de man zonder identiteit filmt de paranoia zo fysiek waardoor de camera een personage is geworden. Een pleidooi voor een radicalere cameravoering.
the bourne ultimatum
Twee mannen zitten in een koffiebar in Turijn. Ze lijken iets te bekokstoven. De camera wil dichterbij komen maar het achterhoofd van de ene man zit net voor het gezicht van de ander. Je zou je eigen nek wel even willen uitsteken om er langs te kunnen kijken. Het is één van de vele cameraposities die the bourne ultimatum zo bijzonder maken. Die nerveus spiedende camera is de hoofdattractie van deze intelligente thriller, die in feite uit één lange achtervolging bestaat, en die zo fysiek filmt dat je de hete adem in je nek voelt.
Niet alleen in recente artfilms als tussenstand, manufactured landscapes en california dreamin’ (endless) is de cinematografie heel uitgesproken, maar ook voor the bourne ultimatum hebben regisseur Paul Greengrass en cameraman Oliver Wood de perfecte vorm gevonden. Te vaak is de camera dienstbaar aan het verhaal, maar in the bourne ultimatum is het er juist een spiegel van. Een zwiepende camera kan ergerlijk modieus zijn, maar deze twee filmmakers willen echt iets zeggen met al dat geduizel. In the bourne ultimatum wordt iedereen altijd en overal in de gaten gehouden. Alle sporen zijn te traceren. Er wordt niet alleen in een daverend tempo gefilmd, maar ook ingezoomd op bewakingscamera’s, afgeluisterde mobiele telefoons en monitoren waarop iedereen te volgen is. Dat willen Greengrass en Wood je niet alleen vertellen, maar ook laten voelen, net zoals Spielberg dat ooit deed in de openingsscène van saving private ryan.
In veel thrillers hobbel je vaak een beetje achter de personages aan, maar deze keer zit je midden in het kat-en-muisspel. Net als in Greengrass’ united 93 en bloody sunday is de camera een personage geworden, die beide partijen volgt. Als twee CIA-agenten met elkaar door gangen en deuren lopen, snelt de camera achter ze aan. De camera rent later mee door de straten en laat daarbij haastige, bijna abstracte lichtvegen achter. De camera staat vervolgens achter een hek of filmt langs laaghangende takken. Alles om er voor te zorgen dat de paranoia versterkt wordt.
Menselijke machine
the bourne ultimatum voelt zo als een politiek statement dat koren op de molen is van samenzweringstheoretici, maar daar toch bovenuit stijgt. De Big Brother-achtige inlichtingendiensten die te veel macht krijgen en daar gruwelijk misbruik van maken zijn weliswaar dik aangezet, maar het onderliggende idee is wel griezelig: niemand kan onzichtbaar blijven en iedereen kan altijd worden opgespoord. Via je mobieltje, je bankrekening, je geboekte reizen en je creditcard laat je altijd sporen achter. Toch faalt de techniek uiteindelijk, wat je als kritiek op de 9/11-periode kan opvatten, toen er veel in technologie en onorthodoxe opsporingsmethodes is geïnvesteerd maar niet in mensen. De menselijke machine die ze van Jason Bourne hebben gemaakt, keert zich uiteindelijk tegen hen, want het geweten en het geheugen zijn niet te onderdrukken.
De cameravoering van the bourne ultimatum staat lijnrecht tegenover die andere radicale vorm, waarin de camera nagenoeg stil staat en alleen maar observeert, zoals in koyaanisqatsi en de tableaus van our daily bread en manufactured landscapes. Het maakt niet uit of de camera nu stilstaat of beweegt, als hij maar een uitgesproken functie heeft en niet onderdanig is.
Een commentaarloze kadrering geeft de rust om eens afstand te nemen en heel goed te kijken naar wat je ziet. Weinig regisseurs wagen zich aan die vorm, terwijl de beweeglijke camera wel steeds meer in zwang raakt — festen en saving private ryan hebben heel wat navolgers gekregen. Michael Winterbottoms a mighty heart en de actiefilm the kingdom zijn twee recente voorbeelden van een beweeglijke camera die de chaos moet verbeelden.
In the bourne ultimatum is de chaos minder groot dan hij lijkt. We hebben een duidelijk ankerpunt, Jason Bourne, alhoewel hij en wij niet weten wie hij is. En we kunnen het verhaal van twee kanten volgen, zodat we niet al te veel in het duister tasten — we weten net te weinig om nieuwsgierig te blijven en net genoeg om de draad niet kwijt te raken. Veel shots, vaak op drukke plekken, zijn lang en ongemonteerd, zodat ook de actie niet wordt onderbroken.
Greengrass en Wood filmen geen rimpelloze gezichten maar juist de moedervlekken, pukkels en gesprongen adertjes van de personages. De locaties (vieze badkamers en bedompte kantoren) zijn in sobere groenblauwe tinten geschakeerd. Elk onopvallend detail wordt in de gaten gehouden, niets ontsnapt aan de aandacht van de GPS: het Greengrass Positioning System, dat meer filmmakers op hun camera zouden moeten installeren.
Mariska Graveland
the bourne ultimatum, tussenstand, a mighty heart, the kingdom, manufactured landscapes en california dreamin’ (endless) zijn te zien door het hele land.
Brief
De piramide
In duska, de laatste film van Jos Stelling, is hoofdpersoon Bob een gewezen filmcriticus. En dus, concludeerden de Nederlandse filmcritici eensluidend, drukt Stelling daarmee uit hoe hij over hen denkt. Bob is een ‘loser’, ergo filmcritici zijn losers.
O misverstand! Bob is helemaal niet een portret van de Nederlandse filmcriticus, Bob is een zelfportret van Jos Stelling en mijzelf, als medeschrijver van de film.
Waarom is Bob dan een filmcriticus, en niet een regisseur of een scenarist? Dat is omdat Bob een oefening in nederigheid is. Filmcritici zijn de ware filmliefhebbers. Zij stellen hun leven in dienst van film, zonder er ooit iets voor terug te krijgen, anders dan de voldoening die hun werk hun schenkt. In de glamourpiramide staan zij onderaan. Roem, aanzien, succes, het gaat allemaal aan hun neus voorbij; misprijzen en haat zijn hun deel . En trekken zij zich daar iets van aan? Geen snars! Trouw zitten zij week in week uit in het donker om het aanbod van nieuwe films bij te houden en te verslaan.
Als Bob een sukkel is, dan is dat dus omdat wij onszelf zo zien. Elke gebeurtenis, elke emotie, hoe heftig ook, kunnen wij aan zolang zij via het witte doek tot ons komt. In ons eigen leven daarentegen staan wij onmachtig tegenover het geringste voorval, het miniemste gevoel.
Omdat wij het beste voorhebben met filmcritici — en ook met onszelf — gunnen wij Bob wat hij het liefst van alles wil. Zijn grote droom wordt bewaarheid: zijn scenario, geschreven in de luwte van de huiskamer, is verfilmd. Hij ontstijgt daarmee aan zijn lot (want een scenarioschrijver staat zoals iedereen weet één trede hoger op de piramide). En zelf wordt hij onderdeel van de wereld waarin hij zich thuis voelt: die van de fictie van het bioscoopscherm.
Het is zoals ABBA zong, maar dan omgekeerd: The loser takes it all!
Hans Heesen